RECHTBANK AMSTERDAM
VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/680236-16, 13/741350-14 (tul) en 13/741214-13 (tul)
Datum uitspraak: 31 januari 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] .
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.H. van der Meij, en wat zij en de gemachtigd raadsman van verdachte, mr. C.W. Flokstra, naar voren hebben gebracht.
2. De beschuldiging
Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat:
hij op 7 april 2016 in Ommen met een ander/anderen heeft ingebroken bij de [aangever 1] en een tablet en/of telefoons heeft gestolen;
hij op 11 februari 2016 in Bussum met een ander/anderen heeft ingebroken bij [aangever 2] en kleding heeft gestolen;
hij op 24 februari 2016 in Zwolle met een ander/anderen heeft ingebroken bij [aangever 3] en drie computerkasten heeft gestolen;
hij op 30 oktober 2015 in Rotterdam met een ander/anderen een BMW heeft gestolen. Dit is subsidiair in de beschuldiging opgenomen als de heling van die BMW in de periode van 30 oktober 2015 tot en met 23 april 2016;
hij op 25 juli 2016 in Amsterdam een deur en/of een dossierkast van [aangever 4] heeft vernield.
De volledige tekst van de beschuldiging is opgenomen in een bijlage die achter dit vonnis is gevoegd.
3. Waardering van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak bepleit van de inbraken bij [aangever 2] en [aangever 3] (feiten 2 en 3) en van de diefstal van de BMW (feit 4 primair).
Wel is de officier van mening dat de inbraak bij [aangever 1] (feit 1) kan worden bewezen. Dit baseert zij met name op het bloedspoor op het kozijn van een binnendeur in de [aangever 1] waarin het DNA van verdachte wordt aangetroffen, een getuige die twee mannen ziet wegvluchten in een Volkswagen Golf en dat later in deze Volkswagen een blikje Red Bull met het DNA van verdachte wordt aangetroffen. Ook lijkt verdachte telefonische contacten te hebben met een medeverdachte die is aangehouden.
Ook kan de opzetheling van de BMW worden bewezen (feit 4 subsidiair). In de auto wordt een handschoen met daarin DNA van verdachte aangetroffen. Dit zegt dat verdachte op een bepaald moment in de auto is geweest en ook de gebruiker van deze auto is geweest. Het is duidelijk dat verdachte wist dat de kentekenplaat van de auto gestolen was, aldus de officier.
Tot slot blijkt uit de aangifte van [aangever 4] en de foto’s in het dossier dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de vernieling van de deur en de dossierkast (feit 5).
3.2 Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit voor alle vijf de feiten.
Ten aanzien van de inbraak bij [aangever 1] heeft de raadsman opgemerkt dat het maar de vraag is of het aangetroffen bloedspoor van verdachte ook betekent dat verdachte op dat moment in de [aangever 1] is geweest. Uit het dossier blijkt namelijk dat het onderzoek door de politie wordt verricht terwijl de winkel al is opgeruimd. Er hangt een plastic zak aan de deur en op het moment dat deze wordt verwijderd, ziet de politie het bloedspoor. Het bloedspoor is niet aangetroffen op een steriele plaats delict en dus kan niet worden uitgesloten dat sprake is geweest van contaminatie, aldus de raadsman.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
3.3.1 Vrijspraak van de inbraak bij [aangever 2] (feit 2), de inbraak bij [aangever 3] (feit 3) en de diefstal, subsidiair heling van de BMW (feit 4)
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsman van verdachte – van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de inbraak bij [aangever 2] (feit 2), de inbraak bij [aangever 3] (feit 3) en de diefstal subsidiair heling van de BMW (feit 4).
3.3.2 Veroordeling voor de inbraak bij [aangever 1] (feit 1) en de beschadiging van een deur en het onbruikbaar maken van een kast bij [aangever 4] (feit 5)
De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de inbraak bij [aangever 1] (feit 1) en zal uitleggen waarom.
Uit de aangifte van de [aangever 1] blijkt dat er op 7 april 2016 in de vroege uren van de ochtend is ingebroken. De inbraak is ook door een getuige aan de politie gemeld. Aangever ziet dat er dingen kapot zijn geslagen en dat er goederen zijn weggenomen. Getuige [persoon 1] heeft twee personen in regenpakken zien wegrennen en tot slot wordt in de [aangever 1] op het kozijn ter hoogte van de tussendeur een bloedspoor aangetroffen. Dit spoor blijkt het DNA van verdachte te bevatten.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat er ten aanzien van het bloedspoor dat het DNA van verdachte bevat contaminatie is opgetreden, omdat de winkel al was opgeruimd. De rechtbank verwerpt dit verweer. Het klopt dat de winkel al was opgeruimd voordat er sporenonderzoek is verricht, maar het dossier bevat geen aanknopingspunten dat er iets is verplaatst of dat contaminatie via een voorwerp zou kunnen hebben plaatsgevonden. Daarnaast zijn er bij de inbraak ruiten ingeslagen. Het is aannemelijk dat iemand zichzelf daarbij op een zodanige manier kan verwonden dat er een bloedende wond kun ontstaan. Verdachte geeft overigens ook geen verklaring hoe zijn bloed dan op een voorwerp moet zijn gekomen waarmee de contaminatie heeft plaatsgevonden.
MedeplegenDe rechtbank oordeelt verder dat verdachte de inbraak met een ander heeft gepleegd. Op de camerabeelden is onder andere te zien dat een persoon met een voorwerp tegen een deur slaat (waardoor deze wordt opengebroken) en dat beide personen goederen uit de [aangever 1] wegnemen. Ook heeft getuige [persoon 1] verklaard dat hij, nadat hij een aantal harde knallen hoorde en het alarmlicht van de [aangever 1] zag knipperen, twee mannen zag rennen. De rechtbank oordeelt dat hieruit blijkt dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de ander en acht het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
De beschadiging van een deur en het onbruikbaar maken van een kast bij [aangever 4] (feit 5)De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling bij [aangever 4] .
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 7 april 2016 te Ommen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een tablet merk Samsung, type Galaxy P5100 en meer telefoons merk Samsung, type Galaxy en merk Sony, type Xperia, toebehorend aan [aangever 1] en klanten van [aangever 1] , waarbij hij, verdachte en zijn mededader zich de toegang tot dat bedrijfspand hebben verschaft en voornoemde weg te nemen tablet en telefoons onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak van ruiten van de toegangsdeur en een deur en verbreking van kastjes van voornoemd bedrijfspand;
Feit 5
op 25 juli 2016 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een deur heeft beschadigd en een dossierkast onbruikbaar heeft gemaakt, toebehorende aan [aangever 4] gelegen aan de [adres 3] , door met kracht voornoemde deur open te gooien, waarbij die deur vervolgens met de deurklink die dossierkast raakte.
4. Het bewijs
De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.
5. De strafbaarheid van de feiten en van verdachte
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.
6. Motivering van de straf
6.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
6.2 Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft verzocht om verdachte niet terug te sturen naar de gevangenis nu hij eindelijk zijn leven meer op orde heeft. Hij heeft tevens verzocht om het toezicht door de reclassering voort te laten duren.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 60 uren. Zij zal daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden opleggen met een proeftijd van 2 jaren. Zij zal hieraan de bijzondere voorwaarde koppelen zoals is geadviseerd door Reclassering Nederland in het rapport van 17 augustus 2017.
De rechtbank zal uitleggen waarom zij tot deze straf komt.
Ernst van het feitVerdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan een inbraak in de [aangever 1] . Dit is een ernstig en vervelend feit. De [aangever 1] heeft schade geleden doordat er ruiten zijn vernield en er kastjes zijn verbroken. Ook zijn er goederen weggenomen die niet het eigendom van verdachte waren.