De inhoud van het tussenvonnis, waaraan de kantonrechter zich houdt, geldt als hier herhaald en ingelast.
Op basis van de stukken en de verklaringen ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat [gedaagde] bij een meubelzaak, Java Meubelen aan de [adres] te [plaats] is geweest en daar een handtekening op een formulier heeft gezet waarop vermeld staat dat hij een woonkamermeubel heeft besteld ter waarde van € 4.999,00. Tevens is daarbij een kopie van het identiteitsbewijs en de bankpas van [gedaagde] gemaakt. Verder is door Oosterpark Meubelen als bemiddelaar voor [gedaagde] bij Santander een niet doorlopend goederenkrediet afgesloten voor € 4.999,00 waarbij [gedaagde] als kredietnemer staat vermeld.
Hoist Kredit heeft ter terechtzitting toegelicht dat Santander op basis van het ten behoeve van [gedaagde] ingevulde formulier, met de daarbij behorende bijlagen en informatie een krediet heeft verstrekt en een bedrag heeft betaald aan de meubelwinkel. Op Santander rustte indertijd geen verdere zorgplicht, nu het krediet lager was dan
€ 5.000,00. Santander was er niet van op de hoogte dat de meubels niet geleverd zijn aan [gedaagde] en tot aan de conclusie van antwoord in deze procedure was Hoist Kredit ook niet op de hoogte van het standpunt van [gedaagde] dat de meubelen niet aan hem zijn geleverd. De mogelijkheid van [gedaagde] om te klagen is een gepasseerd station, aldus Hoist Kredit. Van verjaring is geen sprake, nu gedagvaard is binnen vijf jaar na het afsluiten van de overeenkomst, november 2012, aldus Hoist Kredit. Bewijs van betaling van de kredietsom heeft Hoist Kredit niet.
In dit geding is verder niet vast komen te staan dat de meubelen aan [gedaagde] zijn geleverd. [gedaagde] heeft dit bestreden en door Hoist Kredit zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die een andere conclusie rechtvaardigen. De enkele vermelding of de factuur van 17 november 2012 dat de leverdatum 20 november 2012 is, is daarvoor onvoldoende, gelet op die betwisting van [gedaagde] . Te minder nu door [gedaagde] onweersproken is verklaard dat een levertijd van acht weken was afgesproken. Verder wordt in aanmerking genomen dat de kredietsom in ieder geval niet aan [gedaagde] is uitbetaald, nu bewijs daarvan door Hoist Kredit niet is geleverd en [gedaagde] dit heeft bestreden. Dit leidt tot de conclusie dat Santander indertijd de kredietsom aan de meubelwinkel heeft betaald, dan wel dat Santander de kredietsom helemaal niet heeft betaald.
Indien de kredietsom door Santander indertijd is uitbetaald aan de meubelwinkel geldt dat op grond van artikel 7:26 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek het uitgangspunt dat [gedaagde] als de consument de koopprijs moet betalen op het moment van levering van het product, tenzij partijen andersluidende afspraken hebben gemaakt. Van het bestaan van dergelijke andersluidende afspraken tussen de meubelwinkel en [gedaagde] is in dit geding niet gebleken, terwijl evenmin is gebleken van afspraken over vooruitbetaling van de helft van de aankoopprijs. Dat brengt mee dat in dat geval financiering van de koopsom door Santander aan de meubelwinkel niet eerder dan op het moment van aflevering had behoren te geschieden. Dat Santander kennelijk tot eerdere betaling van de koopprijs is overgegaan zonder de daadwerkelijke levering van de meubelwinkel aan [gedaagde] af te wachten en daarvan bevestiging te krijgen, komt onder de gegeven omstandigheden voor rekening en risico van Santander en kan niet aan [gedaagde] worden tegengeworpen. De enkele vermelding op de factuur van 17 november 2012 dat de leverdatum van de meubelen 20 november 2012 zou zijn, maakt het vorenstaande niet anders.
Voor het geval Santander in november 2012 niet tot betaling van de koopsom aan de meubelwinkel is overgegaan, ontvalt reeds op die grond voor de onderhavige vordering.
De omstandigheid dat [gedaagde] volgens de stelling van Hoist Kredit is overgegaan tot betaling van één termijn, hetgeen overigens in dit geding bij gebreke van een daartoe strekkend bewijs van de zijde van Hoist Kredit en de ontkenning daarvan door [gedaagde] , leidt niet tot een ander oordeel, nu deze betaling in dat geval onder de gegeven omstandigheden zonder rechtsgrond heeft plaatsgevonden. Er kan in ieder geval niet een erkenning in worden gelezen van de daadwerkelijke levering van het meubel aan [gedaagde] .
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt ertoe dat de vordering van Hoist Kredit wordt afgewezen.
Bij deze uitslag wordt Hoist Kredit veroordeeld in de kosten van dit geding.