ECLI:NL:RBAMS:2018:1154

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2018
Publicatiedatum
28 februari 2018
Zaaknummer
17/3636
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieregeling voor het woonlandbeginsel en kinderbijslag voor kinderen in Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de compensatieregeling voor de toepassing van het woonlandbeginsel op de hoogte van de kinderbijslag voor kinderen die in Marokko wonen. [Eiseres] ontving kinderbijslag voor haar zeven kinderen, waarvan een aantal sinds september 2012 in Marokko woont. De Svb had in een eerder besluit bepaald dat [eiseres] geen recht had op de compensatieregeling, omdat de kinderen volgens de Svb al vóór 1 juli 2012 in Marokko moesten wonen om in aanmerking te komen voor compensatie. Dit besluit werd door [eiseres] bestreden.

De rechtbank oordeelde dat de voorwaarde die de Svb stelde, namelijk dat de kinderen vóór 1 juli 2012 in Marokko moesten wonen, niet voortvloeit uit de compensatieregeling of enige andere regelgeving. De rechtbank volgde de uitleg van de Svb niet en verklaarde het beroep van [eiseres] gegrond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de Svb op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de hoogte van de compensatie over de periode van 1 januari 2013 tot 1 oktober 2014 nog niet kon worden vastgesteld. Tevens werd de Svb veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/3636

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2018 in de zaak tussen

[eiseres] te Amsterdam, eiseres, hierna: [eiseres]

(gemachtigde: mr. I. L’Ghdas)
en

de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder, hierna: de Svb

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Met het besluit van 10 januari 2017 (het primaire besluit) heeft de Svb beslist dat [eiseres] geen recht heeft op de compensatieregeling Marokko (de compensatieregeling). Tegen dit besluit heeft [eiseres] bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 9 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard.
[eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld op de zitting van 21 februari 2018. [eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat is de aanleiding voor deze procedure?
1.1
[eiseres] ontvangt voor haar zeven kinderen kinderbijslag op grond van de Algemene kinderbijslagwet (AKW). Sinds september 2012 staan [aantal] van haar kinderen ingeschreven in Marokko. Zij gaan daar naar school.
1.2
Op 1 juli 2012 is de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid in werking getreden. Met deze wet is onder meer artikel 12 van de AKW gewijzigd. Volgens het daarbij gegeven overgangsrecht treedt voor personen die voor 1 juli 2012 recht hebben op kinderbijslag de wijziging in werking met ingang van 1 januari 2013.
1.3
Met het besluit van 15 juli 2013, gehandhaafd in bezwaar, heeft de Svb onder toepassing van de woonlandfactor de hoogte van de kinderbijslag vanaf het derde kwartaal van 2013 aangepast aan het kostenniveau van het woonland van deze [aantal] kinderen.
1.4
De Centrale Raad van Beroep (CRVB) heeft in de uitspraak van 12 december 2014 [1] geoordeeld dat artikel 5 van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (het NMV) het verminderen van de kinderbijslag op grond van het woonland van het kind verbiedt, zodat de toepassing van het woonlandbeginsel bij het vaststellen van de hoogte van de kinderbijslag hiermee in strijd is.
1.5
Met het besluit van 1 april 2015 heeft de Svb naar aanleiding van de uitspraak van de CRVB van 12 december 2014 ambtshalve het recht op kinderbijslag herzien, in die zin dat vanaf het vierde kwartaal van 2014 de kinderbijslag van [eiseres] niet meer wordt aangepast aan het kostenniveau van het woonland van haar [aantal] kinderen. Het bedrag dat [eiseres] vanaf 1 oktober 2014 te weinig heeft ontvangen, zal worden nabetaald.
1.6
Met het Protocol tot wijziging van het NMV van 4 juni 2016 [2] zijn Nederland en Marokko de compensatieregeling [3] overeengekomen. De compensatieregeling strekt tot het toekennen van een financiële tegemoetkoming aan personen die vóór 1 juli 2012 (datum inwerkingtreding Wet woonlandbeginsel) kinderbijslaggerechtigd zijn en die geen rechtsmiddel hebben aangewend tegen de toepassing van het woonlandbeginsel op hun recht op kinderbijslag.
Wat zijn de standpunten van partijen?
2. Volgens het bestreden besluit wordt op grond van de compensatieregeling over de periode van 1 januari 2013 tot 1 oktober 2014 een compensatie toegekend aan:
  • personen die al voor 1 juli 2012 recht hadden op kinderbijslag;
  • die nu nog in leven zijn;
  • van wie het kind of de kinderen op 1 juli 2012 in Marokko woonden; en
  • die niet in bezwaar- en beroep zijn gegaan tegen de toepassing van het woonlandbeginsel.
Omdat de [aantal] bedoelde kinderen van [eiseres] niet vóór 1 juli 2012 in Marokko woonden, komt [eiseres] niet voor de compensatie in aanmerking. [eiseres] was voorafgaand aan het vertrek van haar kinderen naar Marokko door de Svb geïnformeerd over de gevolgen van de toepassing van het woonlandbeginsel voor de hoogte van de kinderbijslag, aldus de Svb.
3. Volgens [eiseres] stelt de compensatieregeling niet de eis dat de kinderen op 1 juli 2012 in Marokko woonden. [eiseres] voert aan dat zij voor compensatie in aanmerking komt, omdat de [aantal] bedoelde kinderen in de compensatieperiode (1 januari 2013 tot
1 oktober 2014) in Marokko woonden.
Wat vindt de rechtbank ervan?
4. De compensatieregeling luidt als volgt:
“Personen die vóór 1 juli 2012 recht op kinderbijslag hebben en die niet in bezwaar en beroep zijn gegaan tegen de toepassing van artikel 12, tweede lid, AKW (…) op de kinderbijslag, ontvangen voor de periode van 1 januari 2013 tot 1 april 2015 het bedrag dat overeenkomt met het verschil tussen het bedrag van de kinderbijslag waarop zij recht hebben zonder toepassing van artikel 12, tweede lid, AKW (…) en het ontvangen bedrag.”
5. De Svb heeft op de zitting toegelicht dat de tekst van de compensatieregeling niet van een toelichting is voorzien en dat de voorwaarden voor compensatie als weergegeven in het bestreden besluit, een uitleg zijn van de compensatieregeling door de Svb. Er is ook geen beleid met betrekking tot de compensatieregeling.
6. Niet ter discussie staat dat de in de compensatieregeling genoemde periode loopt van 1 januari 2013 tot 1 oktober 2014. De rechtbank stelt vast, gelet op de in rechtsoverweging 4. weergegeven tekst van de compensatieregeling, dat personen die vóór 1 juli 2012 kinderbijslaggerechtigd waren, in aanmerking komen voor compensatie over de daar genoemde periode. De tekst geeft niet de aanvullende voorwaarde, die de Svb stelt, dat deze personen pas compensatie ontvangen indien hun kinderen al vóór 1 juli 2012 in Marokko woonden. Die voorwaarde volgt ook niet ergens anders uit. Op grond van het voorgaande ziet de rechtbank dan ook geen aanknopingspunten de Svb in die uitleg te volgen.
Conclusie en slotoverwegingen
7. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat zij de hoogte van de alsnog door [eiseres] te ontvangen compensatie over de periode van 1 januari 2013 tot 1 oktober 2014 niet kan overzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. De Svb zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaard, bepaalt de rechtbank dat de Svb aan [eiseres] het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt de Svb verder in de door [eiseres] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de Svb op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt de Svb op het betaalde griffierecht van € 46,- aan [eiseres] te vergoeden;
  • veroordeelt de Svb in de proceskosten van [eiseres] tot een bedrag van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van
mr.R.M.N. van den Hazel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
1 maart 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak is hoger beroep mogelijk

U kunt binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Is uw zaak spoedeisend en moet er al tijdens de procedure in hoger beroep iets worden beslist wat niet kan wachten, dan kunt u de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige maatregel te treffen.

Voetnoten

2.Trb. 2016, 67 en 101.
3.Trb. 2016, 122.