1.6Met het Protocol tot wijziging van het NMV van 4 juni 2016zijn Nederland en Marokko de compensatieregelingovereengekomen. De compensatieregeling strekt tot het toekennen van een financiële tegemoetkoming aan personen die vóór 1 juli 2012 (datum inwerkingtreding Wet woonlandbeginsel) kinderbijslaggerechtigd zijn en die geen rechtsmiddel hebben aangewend tegen de toepassing van het woonlandbeginsel op hun recht op kinderbijslag.
Wat zijn de standpunten van partijen?
2. Volgens het bestreden besluit wordt op grond van de compensatieregeling over de periode van 1 januari 2013 tot 1 oktober 2014 een compensatie toegekend aan:
- personen die al voor 1 juli 2012 recht hadden op kinderbijslag;
- die nu nog in leven zijn;
- van wie het kind of de kinderen op 1 juli 2012 in Marokko woonden; en
- die niet in bezwaar- en beroep zijn gegaan tegen de toepassing van het woonlandbeginsel.
Omdat de [aantal] bedoelde kinderen van [eiseres] niet vóór 1 juli 2012 in Marokko woonden, komt [eiseres] niet voor de compensatie in aanmerking. [eiseres] was voorafgaand aan het vertrek van haar kinderen naar Marokko door de Svb geïnformeerd over de gevolgen van de toepassing van het woonlandbeginsel voor de hoogte van de kinderbijslag, aldus de Svb.
3. Volgens [eiseres] stelt de compensatieregeling niet de eis dat de kinderen op 1 juli 2012 in Marokko woonden. [eiseres] voert aan dat zij voor compensatie in aanmerking komt, omdat de [aantal] bedoelde kinderen in de compensatieperiode (1 januari 2013 tot
1 oktober 2014) in Marokko woonden.
Wat vindt de rechtbank ervan?
4. De compensatieregeling luidt als volgt:
“Personen die vóór 1 juli 2012 recht op kinderbijslag hebben en die niet in bezwaar en beroep zijn gegaan tegen de toepassing van artikel 12, tweede lid, AKW (…) op de kinderbijslag, ontvangen voor de periode van 1 januari 2013 tot 1 april 2015 het bedrag dat overeenkomt met het verschil tussen het bedrag van de kinderbijslag waarop zij recht hebben zonder toepassing van artikel 12, tweede lid, AKW (…) en het ontvangen bedrag.”
5. De Svb heeft op de zitting toegelicht dat de tekst van de compensatieregeling niet van een toelichting is voorzien en dat de voorwaarden voor compensatie als weergegeven in het bestreden besluit, een uitleg zijn van de compensatieregeling door de Svb. Er is ook geen beleid met betrekking tot de compensatieregeling.
6. Niet ter discussie staat dat de in de compensatieregeling genoemde periode loopt van 1 januari 2013 tot 1 oktober 2014. De rechtbank stelt vast, gelet op de in rechtsoverweging 4. weergegeven tekst van de compensatieregeling, dat personen die vóór 1 juli 2012 kinderbijslaggerechtigd waren, in aanmerking komen voor compensatie over de daar genoemde periode. De tekst geeft niet de aanvullende voorwaarde, die de Svb stelt, dat deze personen pas compensatie ontvangen indien hun kinderen al vóór 1 juli 2012 in Marokko woonden. Die voorwaarde volgt ook niet ergens anders uit. Op grond van het voorgaande ziet de rechtbank dan ook geen aanknopingspunten de Svb in die uitleg te volgen.
Conclusie en slotoverwegingen
7. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat zij de hoogte van de alsnog door [eiseres] te ontvangen compensatie over de periode van 1 januari 2013 tot 1 oktober 2014 niet kan overzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. De Svb zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaard, bepaalt de rechtbank dat de Svb aan [eiseres] het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt de Svb verder in de door [eiseres] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).