ECLI:NL:RBAMS:2018:1102

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2018
Publicatiedatum
27 februari 2018
Zaaknummer
13/752151-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Frankrijk

Op 20 februari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW). Deze vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 27 juli 2017 is uitgevaardigd door het Parket-generaal – afdeling strafuitvoering te Orléans, Frankrijk. De opgeëiste persoon, geboren in 1984 in Frankrijk en thans gedetineerd, heeft de Franse en Marokkaanse nationaliteit. Tijdens de openbare zitting op 6 februari 2018 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, was aanwezig.

De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd met dertig dagen om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de verzochte overlevering. Het EAB betreft een vonnis van 16 februari 2015 van de correctionele beroepskamer van het hof van beroep te Orléans, waarin een vrijheidsstraf van vijf jaar is opgelegd aan de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft onderzocht of aan de eisen van dubbele strafbaarheid is voldaan, waarbij het feit dat de opgeëiste persoon cannabis aan een gevangene heeft verschaft, aan de orde kwam. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, zodat hij zijn straf kan ondergaan in Frankrijk. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. M. van Mourik en T.B. Trotman, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. A.T.P. van Munster. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752151-17
RK nummer: 17/8321
Datum uitspraak: 20 februari 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 28 december 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 juli 2017 door het Parket-generaal – afdeling strafuitvoering te Orléans (Frankrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboortedag] 1984,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het [naam detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 6 februari 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Franse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Franse en Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van 16 februari 2015 van de correctionele beroepskamer van het hof van beroep te Orléans, met kenmerk: 15/00103.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 5 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

4.1
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
Ten aanzien van het in onderdeel e) als volgt omschreven feit is in de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 19 januari 2018 meegedeeld dat de maximumstraf een gevangenisstraf van 1 jaar is:
Hij had bovendien cannabis aan een gevangene verschaft, et (de rechtbank begrijpt: en) hij heeft van deze zelfde verdovende middelen laten bezorgen tijdens zijn eigen gevangenschap.
Anders dan in het EAB is vermeld, kan dit feit niet worden aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW, aangezien hiervoor vereist is dat op dit feit naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Ten aanzien van dit feit moet daarom onderzocht worden of aan het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid is voldaan. Daarvoor moet voldaan worden aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
Anders dan de raadsman en met de officier van justitie stelt de rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
handelen in strijd met het in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11 lid 1 van de Opiumwet
4.2
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de
overigefeiten moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1 en 5, te weten:
deelname aan een criminele organisatie
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens, aangevuld door de uitvaardigende justitiële autoriteit bij e-mail van 19 januari 2018, is op deze feiten naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Standpunt van de opgeëiste persoon

De opgeëiste persoon heeft ter zitting van 6 februari 2018 verklaard dat hij na overlevering graag in Parijs of Orléans gedetineerd wordt, omdat zijn ouders vanwege hun hoge leeftijd hem niet (makkelijk) kunnen bezoeken als hij elders in Frankrijk wordt gedetineerd.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 3 en 11 Opiumwet en 2, 5, en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Parket-generaal – afdeling strafuitvoering te Orléans ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en T.B. Trotman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 20 februari 2018.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.