Op 20 februari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW). Deze vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 27 juli 2017 is uitgevaardigd door het Parket-generaal – afdeling strafuitvoering te Orléans, Frankrijk. De opgeëiste persoon, geboren in 1984 in Frankrijk en thans gedetineerd, heeft de Franse en Marokkaanse nationaliteit. Tijdens de openbare zitting op 6 februari 2018 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, was aanwezig.
De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd met dertig dagen om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de verzochte overlevering. Het EAB betreft een vonnis van 16 februari 2015 van de correctionele beroepskamer van het hof van beroep te Orléans, waarin een vrijheidsstraf van vijf jaar is opgelegd aan de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft onderzocht of aan de eisen van dubbele strafbaarheid is voldaan, waarbij het feit dat de opgeëiste persoon cannabis aan een gevangene heeft verschaft, aan de orde kwam. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, zodat hij zijn straf kan ondergaan in Frankrijk. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. M. van Mourik en T.B. Trotman, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. A.T.P. van Munster. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.