ECLI:NL:RBAMS:2018:1100

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
27 februari 2018
Zaaknummer
13/752129-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel in het kader van strafrechtelijk onderzoek

Op 6 februari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 4 december 2017, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 11 augustus 2017 door de regionale rechtbank in Szczecin, Polen, is uitgevaardigd. Het EAB strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1997, die momenteel gedetineerd is in een penitentiaire inrichting in Nederland.

Tijdens de openbare zitting op 6 februari 2018 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld, die verklaarde dat zijn personalia correct zijn en dat hij de Poolse nationaliteit bezit. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met dertig dagen verlengd om voldoende tijd te hebben voor de beoordeling van de overlevering. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan.

De raadsman van de opgeëiste persoon heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en een verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie is afgewezen vanwege vluchtgevaar. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, waarmee de procedure in overeenstemming met de geldende wetgeving is afgerond.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752129-17
RK-nummer: 17/7753
Datum uitspraak: 6 februari 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 december 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 augustus 2017 door
the Regional Court in Szczecin(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1997,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de [naam P.I.] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 6 februari 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. O.O. van der Lee, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een beslissing
on the provisional arrestvan 19 augustus 2016, uitgevaardigd door
the District Court in Łobez, met kenmerk: II K 359/15.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Polen strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
mishandeling

5.Standpunt van de opgeëiste persoon

De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het door de raadsman gedane verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie is op de zitting van 6 februari 2018 afgewezen vanwege het oordeel dat sprake is van vluchtgevaar dat met het stellen van voorwaarden niet ingeperkt kan worden.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 300 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Szczecinten behoeve van het in Polen tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en T. Trotman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 februari 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.