Op 6 februari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 4 december 2017, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 11 augustus 2017 door de regionale rechtbank in Szczecin, Polen, is uitgevaardigd. Het EAB strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1997, die momenteel gedetineerd is in een penitentiaire inrichting in Nederland.
Tijdens de openbare zitting op 6 februari 2018 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld, die verklaarde dat zijn personalia correct zijn en dat hij de Poolse nationaliteit bezit. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met dertig dagen verlengd om voldoende tijd te hebben voor de beoordeling van de overlevering. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan.
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en een verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie is afgewezen vanwege vluchtgevaar. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, waarmee de procedure in overeenstemming met de geldende wetgeving is afgerond.