Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
De opgeëiste persoon heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om op de vordering te worden gehoord. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon mr. T. Korff, advocaat te Amsterdam. Deze laatste heeft verklaard door de opgeëiste persoon uitdrukkelijk te zijn gemachtigd namens hem het woord te voeren.
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
16 mei 2016 van the Vilnius City District Court met betrekking tot de strafzaak met nummer:
1-486-992/2016.
Voorts wordt hij ervan verdacht dat hij vervolgens op vijf verschillende momenten op 20 januari 2015 en 8 februari 2015 financiële transacties heeft verricht, waartoe hij niet gerechtigd was, met gebruikmaking van deze gestolen betaalpas en pincode, nadat hij onder de naam van [persoon] een account had geopend op een website op internet (feiten 2 tot en met 6).
Van handelingen die via het internet plaatsvinden is niet altijd vast te stellen waar deze handelingen exact zijn uitgevoerd, het internet is een wereldwijd werkende digitale dienst.
De omschrijving van de feiten 2 tot en met 6 is echter nauwkeurig en zeer volledig. De verschillende transacties worden omschreven, het IP adres wordt steeds gegeven, de betrokken bankinstellingen worden genoemd en de bedragen die de opgeëiste persoon heeft opgenomen of geprobeerd heeft op te nemen worden genoemd.
Voorts is in het A-formulier vermeld:
Place(s) of offence(s): Vilnius, Lithuania.Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat Vilnius, althans de republiek Litouwen, ook ten aanzien van feit 2 tot en met 6 als pleegplaats wordt aangemerkt.
4.Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
oplichting.
5.Slotsom
6.Toepasselijke wetsartikelen
7.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan the Prosecutor General’s Office of the Republic of Lithuania, te Vilnius, ten behoeve van het in Litouwen tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,