ECLI:NL:RBAMS:2018:1087

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2018
Publicatiedatum
27 februari 2018
Zaaknummer
13/654146-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging zware mishandeling met gebroken glas tijdens uitgaansincident

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is verdachte beschuldigd van poging tot doodslag, zware mishandeling en poging tot zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 19 augustus 2016 in Amsterdam, waar verdachte aangeefster met een gebroken wijnglas zou hebben verwond tijdens een vechtpartij in een café. De rechtbank heeft op 22 februari 2018 uitspraak gedaan na een zitting op 8 februari 2018. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van twaalf maanden, maar de rechtbank oordeelde dat niet kon worden bewezen dat verdachte had geprobeerd aangeefster van het leven te beroven, en sprak haar vrij van poging tot doodslag en zware mishandeling. Wel werd bewezen geacht dat verdachte poging tot zware mishandeling had gepleegd. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, met aftrek van voorarrest, en kende een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, aangeefster, voor de geleden schade. De rechtbank benadrukte de ernst van het geweld en de gevolgen voor aangeefster, die blijvende littekens en psychische klachten heeft overgehouden aan het incident.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654146-16
Datum uitspraak: 22 februari 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 februari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. F.E.A. Duyvendak, en van wat verdachte en haar raadsvrouw, mr. S. Bijl, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan beschuldigd dat zij op 19 augustus 2016 in Amsterdam aangeefster [aangeefster] met een (kapot) wijnglas heeft geslagen en/of gestoken. Dit is - kort gezegd - als volgt aan verdachte ten laste gelegd:
  • poging tot doodslag (primair); dan wel
  • zware mishandeling (subsidiair); dan wel
  • poging tot zware mishandeling (meer subsidiair).
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
Op 19 augustus 2016 was aangeefster [aangeefster] met een groep vrienden een avond uit in café [naam cafe] op het Leidseplein. Verdachte was die avond ook in [naam cafe] aanwezig met een vriend en een vriendin. Op een gegeven moment is in [naam cafe] een ruzie ontstaan tussen een aantal personen uit de vriendengroep van [aangeefster] en de vriendengroep van verdachte. Nadat twee personen uit de vriendengroep van [aangeefster] naar buiten waren gestuurd door de portier, liep [aangeefster] op verdachte en haar vriendin af. Kort hierna is een gevecht ontstaan waarbij meerdere personen betrokken waren. [aangeefster] heeft tijdens dit gevecht snijwonden opgelopen aan haar rechterhand en pols, rechterarm, rechterslaap en achterhoofd. Ook de vriendin van verdachte heeft snijwonden opgelopen aan één van haar armen. Beiden zijn door de ambulance afgevoerd naar het ziekenhuis. Verdachte is direct na het voorval door een aantal omstanders aangewezen als degene die [aangeefster] zou hebben verwond. Hierna is zij door de politie aangehouden.
3.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Op grond van de verklaring van aangeefster [aangeefster] , de verklaringen van verschillende getuigen en de camerabeelden kan worden bewezen dat verdachte degene is geweest die [aangeefster] met een glas heeft geslagen en gestoken. Dat verdachte daardoor heeft geprobeerd om [aangeefster] van het leven te beroven, kan niet worden bewezen. Daarom moet zij van het primair ten laste gelegde, poging tot doodslag, worden vrijgesproken.
Er kan wel worden bewezen dat verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [aangeefster] . Aangeefster heeft nog steeds fysiek last van de gevolgen van het incident. Daarnaast zijn er blijvende littekens ontstaan. Door met een wijnglas te slaan of te steken heeft verdachte bewust het risico genomen dat aangeefster daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het subsidiair ten laste gelegde, zware mishandeling, kan daarom worden bewezen.
3.3.
Standpunt van de verdediging
Verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat zij degene is geweest die aangeefster [aangeefster] heeft verwond. Door de getuigen wordt verschillend verklaard. Sommigen wijzen verdachte aan als degene die heeft gestoken, andere getuigen verklaren dat de vriendin van verdachte heeft gestoken. Verdachte en haar vriendin lijken als twee druppels water op elkaar. Daarnaast is het zo dat de camerabeelden geen uitsluitsel geven. Alles bij elkaar genomen bestaat er teveel onduidelijkheid en dus twijfel over de vraag hoe [aangeefster] gewond is geraakt en wie haar daadwerkelijk heeft verwond. Om die reden moet verdachte worden vrijgesproken.
3.4.
Oordeel van de rechtbank
3.4.1
Vrijspraak van poging tot doodslag
De rechtbank is, evenals de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om aangeefster [aangeefster] van het leven te beroven. Verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde, poging tot doodslag, worden vrijgesproken.
3.4.2.
Vrijspraak van zware mishandeling
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat niet kan worden bewezen hetgeen subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd, namelijk zware mishandeling. Verdachte zal ook daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van het volgende.
Uit het dossier blijkt dat [aangeefster] tijdens het incident snijwonden heeft opgelopen, die zijn veroorzaakt doordat zij geslagen of gestoken is met kapot glas of een ander scherp voorwerp. Die snijwonden betreffen onder meer een doorgesneden pees. Tot op de dag van vandaag heeft [aangeefster] last van de verwondingen, bijvoorbeeld als zij zware dingen moet tillen. Daarnaast heeft zij blijvende littekens. Het totale letsel is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. De vraag is of kan worden bewezen dat verdachte dit letsel heeft veroorzaakt.
Op de terechtzitting zijn de beelden van het incident getoond. Op nadrukkelijk verzoek van de raadsvrouw heeft de rechtbank bij de beraadslaging in raadkamer de beelden nogmaals bekeken. Op grond van het bekijken van de camerabeelden (waarbij de rechtbank opmerkt dat de beelden het scherpst zijn indien zij niet worden uitvergroot over het volledige scherm) constateert de rechtbank het volgende.
Zowel verdachte als haar vriendin hebben een glas in hun handen op het moment dat het gevecht uitbreekt. Te zien is dat beiden stekende bewegingen maken richting [aangeefster] , die zich op dat moment in de kluwen van personen bevindt. Niet is vast te stellen welk letsel bij [aangeefster] door verdachte is toegebracht. Daarom moet verdachte worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde, de zware mishandeling.
3.4.3.
Poging tot zware mishandeling wel bewezen
Verdachte ontkent dat zij [aangeefster] met een glas heeft gestoken. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte, op het moment dat de vechtpartij uitbreekt, met een glas in haar hand, waarvan de kelk zichtbaar is, naar het incident toe loopt. Te zien is dat zij tijdens de vechtpartij minimaal tien stekende bewegingen maakt richting [aangeefster] . Ook is te zien dat haar vriendin stekende bewegingen maakt in die richting. Na afloop van het gevecht is te zien dat verdachte wegloopt met een voorwerp in haar hand waarvan de rechtbank vaststelt dat dit niet anders kan zijn dan een poot van een glas zonder kelk in haar hand. Op grond van deze constateringen stelt de rechtbank vast dat verdachte zich in het gevecht heeft begeven terwijl zij een glas in haar hand hield, dat het glas vervolgens tijdens de vechtpartij is gebroken en dat verdachte dus met een kapot glas stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van [aangeefster] . Door op deze manier te handelen heeft verdachte bewust het risico genomen en de aanmerkelijke kans aanvaard dat [aangeefster] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer subsidiair ten laste is gelegd, namelijk poging tot zware mishandeling.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de als bijlage II aan dit vonnis gehechte en daarvan deel uitmakende bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 19 augustus 2016 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangeefster] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen met een gebroken glas tegen het hoofd en/of de arm(en) en/of de hand(en) heeft geslagen en/of gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over een op te leggen straf.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Wat een gezellig avondje uit had moeten worden, eindigde voor aangeefster [aangeefster] in het ziekenhuis. Toen er een opstootje ontstond hebben verdachte en haar vriendin aangeefster toegetakeld. [aangeefster] heeft hierdoor pijn en letsel opgelopen, waar zij tot op de dag van vandaag last van heeft. Zij heeft haar hand in zowel gips als een spalk moeten dragen en daarnaast heeft zij speciale handtraining moeten ondergaan om haar hand weer normaal te kunnen gebruiken. Dit heeft niet alleen consequenties gehad voor haar dagelijks functioneren, maar heeft haar daarnaast ook belemmerd in haar stage als grafisch ontwerpster en als roeister in haar vrije tijd. Daarnaast heeft het incident psychische gevolgen voor aangeefster gehad. Zij heeft verklaard dat de pijn die van binnen zit, meer pijn doet dan de lichamelijke wonden. Haar littekens vormen een dagelijkse herinnering aan deze beangstigende gebeurtenis en daarnaast kampt zij met gevoelens van neerslachtigheid. Voor een deel is dit door verdachte veroorzaakt en zij verdient hiervoor dan ook een straf. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat zij op deze heftige manier heeft gereageerd op de ruzie die is ontstaan. Omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, uitgaat van een poging in plaats van een voltooide zware mishandeling, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan geëist. Als uitgangspunt voor de op te leggen straf geldt het oriëntatiepunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, namelijk vier maanden gevangenisstraf. In dit geval is er sprake van strafverzwarende omstandigheden. Het geweld vond in het uitgaansleven plaats waardoor veel mensen ongewild met het geweld zijn geconfronteerd. Deze omstandigheden zijn voor de rechtbank aanleiding om een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden op te leggen, met aftrek van voorarrest. Ten slotte merkt de rechtbank nog op dat verdachte heeft gereageerd op een opstootje waarbij ook aangeefster [aangeefster] betrokken was. De reactie van verdachte staat echter niet in verhouding tot het aandeel van [aangeefster] in de ruzie en dit is dan ook geen reden om de op te leggen straf te verlagen.

8.Ten aanzien van het beslag

Het volgende voorwerp is in beslag genomen:
- kapot wijnglas (5239052).
De officier van justitie heeft gevorderd tot verbeurdverklaring van voornoemd voorwerp.
Nu met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij, [aangeefster] , vordert 658,64 euro aan materiële schadevergoeding en 2.700,00 euro aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer, [aangeefster] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van 3.358,64 euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
VIJF (5) MAANDEN.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- kapot wijnglas (5239052).
Wijst de vordering van [aangeefster] , wonende te [woonplaats] , toe tot 3.358,64 euro (zegge: drieduizenddriehonderdachtenvijftig euro en vierenzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 augustus 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster] aan de Staat 3.358,64 euro (zegge: drieduizenddriehonderdachtenvijftig euro en vierenzestig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 augustus 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van drieënveertig (43) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Gabel, voorzitter,
mrs. J. Edgar en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.P.F. Sneeboer en B. Pünt, griffiers
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 februari 2018.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[tenlastelegging]