ECLI:NL:RBAMS:2018:1076

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2018
Publicatiedatum
26 februari 2018
Zaaknummer
AMS 17/517
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor dakopbouw in Amsterdam door stadsdeel West

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huizenbezitster uit de Baarsjes en het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie van het stadsdeel West. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor een dakopbouw, maar deze was door het stadsdeel geweigerd. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat het stadsdeel onvoldoende rekening had gehouden met de belangen van de eiseres en heeft het stadsdeel opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen. Na een aanvullende motivering van het stadsdeel, waarin werd aangegeven dat de belangen van de eiseres niet opwegen tegen het algemeen belang, heeft de rechtbank de weigering van de omgevingsvergunning in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat het stadsdeel in redelijkheid de vergunning kon weigeren, ondanks de lange duur van de procedure. De rechtbank heeft echter wel geoordeeld dat de redelijke termijn was overschreden en heeft het stadsdeel veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.000,- aan de eiseres. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten, wat betekent dat de weigering van de omgevingsvergunning blijft bestaan. Tevens is het stadsdeel veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/517

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres (hierna: [eiseres] )

(gemachtigde: mr. T. van der Wijde),
en
het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie van het stadsdeel West, verweerder (hierna: het stadsdeel)
(gemachtigde: mr. J. Echteld).

Procesverloop

Met het besluit van 29 mei 2015 (het primaire besluit) heeft het stadsdeel de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een verbouwing van het gebouw op de locatie [adres 1] (het bouwplan) geweigerd. [eiseres] heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het besluit van 2 februari 2016 heeft het stadsdeel het primaire besluit herroepen en beslist dat de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwplan onder aanvullende motivering geweigerd wordt.
[eiseres] heeft tegen het besluit van 2 februari 2016 beroep ingesteld. In de uitspraak van 16 september 2016 [1] heeft deze rechtbank het beroep gegrond verklaard en het stadsdeel opgedragen om binnen zes weken na verzending van die uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank.
Met het besluit van 13 december 2016 (het bestreden besluit) heeft het stadsdeel het bezwaarschrift van [eiseres] opnieuw ongegrond verklaard.
[eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek in een uitspraak van 20 juli 2017 [2] afgewezen.
Het stadsdeel heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2017. [eiseres] is verschenen, samen met Van der Wijde en [naam architect] , architect. Het stadsdeel heeft zich laten vertegenwoordigen door Echteld, [naam bouwplantoetser] (bouwplantoetser) en
[stedenbouwkundig adviseur] (stedenbouwkundig adviseur).
Op 5 oktober 2017 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan en het stadsdeel in de gelegenheid gesteld om een geconstateerd gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Het stadsdeel heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en op 2 november 2017 een aanvullende motivering op het bestreden besluit gegeven.
[eiseres] heeft met een brief van 18 december 2017 gereageerd op de motivering van het stadsdeel. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens op 16 januari 2018 gesloten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kortgezegd, overwogen dat uit het bestreden besluit onvoldoende blijkt dat het stadsdeel [eiseres] individuele belangen heeft meegewogen bij de beoordeling. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat de 45-gradenregel niet als bestendige gedragslijn kan worden beschouwd, dat het stadsdeel de 45-gradenregel in deze situatie dus niet als regel mocht toepassen en deze regel ook bij een nieuwe belangenafweging niet meer als zodanig mocht betrekken. Voor wat betreft de aspecten bezonning, zichtbaarheid en ondergeschiktheid heeft het stadsdeel onvoldoende gemotiveerd waarom deze belangen (al dan niet samen met andere belangen) zwaarder wegen dan het belang van [eiseres] . De rechtbank heeft het stadsdeel in de gelegenheid gesteld het geconstateerde gebrek te herstellen en een nieuwe belangenafweging te maken, met inachtneming van de tussenuitspraak.
3. Met de brief van 2 november 2017 heeft het stadsdeel een nieuwe motivering gegeven voor het bestreden besluit. Daarin staat onder andere dat het stadsdeel de behoefte van [eiseres] onderkent om haar woning te vergroten en dat de zaak al lang duurt. Het stadsdeel wil meewerken aan de plannen van [eiseres] , maar slechts in beperkte mate. Het bestemmingsplan ‘De Baarsjes 2006’ (het bestemmingsplan) is immers een conserverend bestemmingsplan. Het stadsdeel heeft wel alternatieve uitbreidingsmogelijkheden voorgesteld. De bijzondere eigendomssituatie van [eiseres] , namelijk dat zij geen eigenaar is van alle drie de zolderbergingen op de 5e bouwlaag, vormt daarvoor een complicerende factor. Dat is echter een privaatrechtelijke kwestie en daarom geen reden om af te wijken van het bestemmingsplan.
Ten aanzien van de duur van deze procedure erkent het stadsdeel dat het verschillende malen verzuimd heeft om tijdig te besluiten. Verschillende omstandigheden hebben bijgedragen aan de lange duur van de procedure. Het lange traject is volgens het stadsdeel geen reden om alsnog een omgevingsvergunning te verlenen.
Ten aanzien van het algemeen belang van zichtbaarheid en onderscheidendheid heeft het stadsdeel toegelicht dat de zichtbaarheid van de 5e bouwlaag met kap momenteel beperkt is. De uitbouw vormt een ondergeschikt deel ten opzichte van de hoofdmassa van het gebouw. Met het plan van [eiseres] komt die hiërarchie onder druk te staan. In de bestaande situatie is de 5e bouwlaag vrijwel niet zichtbaar vanuit de tuinen. De aangevraagde positie is te prominent aanwezig in het gevelbeeld. Als het stadsdeel het plan van [eiseres] zou toestaan, levert dit bovendien precedentwerking op, wat grote gevolgen zou hebben voor een groot deel van de bouwblokken in de Baarsjes. De 45-gradenregel zal mede om die reden worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan ‘De Baarsjes 2017’. Dat ontwerpbestemmingsplan ligt sinds 27 oktober 2017 ter inzage.
Het algemeen belang weegt dus volgens het stadsdeel zwaarder dan het persoonlijk belang van [eiseres] bij realisering van het bouwplan.
4. [eiseres] heeft in haar brief van 18 december 2017 onder andere aangevoerd dat het stadsdeel ook in de aanvullende motivering onvoldoende rekening heeft gehouden met haar belangen. Het aangeboden alternatief is bovendien geen reële optie, omdat er nog steeds geen slaapkamer te realiseren is die voldoet aan het Bouwbesluit 2012. Volgens [eiseres] heeft de procedure inmiddels zo lang geduurd, dat de redelijke termijn is overschreden. Het stadsdeel had daarin aanleiding moeten zien alsnog de vergunning te verlenen. Er is bovendien geen sprake van dat het bouwplan prominent aanwezig is. Omdat de 45-gradenregel nu is bekendgemaakt, zou toewijzing van haar bouwplan niet tot precedentwerking kunnen leiden, aldus [eiseres] .
Wat vindt de rechtbank?
5. Er staat niet (langer) ter discussie dat het bouwplan van [eiseres] in strijd is met het huidige bestemmingsplan. Of het stadsdeel wil afwijken van het bestemmingsplan is een discretionaire bevoegdheid. De rechtbank moet daarom toetsen of het stadsdeel in redelijkheid de omgevingsvergunning kon weigeren.
6. De rechtbank is van oordeel dat het stadsdeel in zijn aanvullende motivering goed uitgelegd heeft waarom het algemeen belang voor het stadsdeel zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van [eiseres] . Volgens de rechtbank heeft het stadsdeel dan ook voldaan aan de opdracht in de tussenuitspraak. Dat betekent dat het stadsdeel, met de motivering van 2 november 2017, in redelijkheid de omgevingsvergunning voor dit bouwplan heeft kunnen weigeren.
Heeft de procedure te lang geduurd?
7. Met betrekking tot de lange duur van de procedure overweegt de rechtbank als volgt. Het stadsdeel heeft in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om om die reden alsnog de omgevingsvergunning te verlenen. Indien de procedure zo lang heeft geduurd dat de redelijke termijn is overschreden, bestaat immers de mogelijkheid daarvoor een schadevergoeding toe te kennen.
8. Voor procedures die uit een bezwaarschriftenprocedure en een beroepsprocedure bestaan, geldt als uitgangspunt dat de beoordeling van het bezwaar ten hoogste een half jaar en de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar mag duren. De redelijke termijn is in beginsel overschreden als de totale duur van de procedure na bezwaar en beroep langer dan twee jaar heeft geduurd. Volgens vaste rechtspraak wordt ter compensatie van de overschrijding van de redelijke termijn een basisbedrag van € 500,- per (deel van een) half jaar overschrijding gehanteerd.
9. In het voorliggende geval heeft [eiseres] op 8 juli 2015 een bezwaarschrift ingediend en bij bestreden besluit van 2 februari 2016 is daarop beslist. [eiseres] heeft op 11 maart 2016 bij de rechtbank beroep ingesteld waar de rechtbank bij uitspraak van
16 september 2016 op heeft beslist. Het stadsdeel heeft vervolgens het bestreden besluit genomen op 13 december 2016 waartegen [eiseres] op 24 januari 2017 in beroep is gegaan. Op dit beroep heeft de rechtbank in de tussenuitspraak van 5 oktober 2017 en in deze uitspraak beslist. Dit betekent dat de totale duur van de procedure in bezwaar en beroep langer dan twee jaar heeft geduurd en dat de redelijke termijn is overschreden met (afgerond) acht maanden. De rechtbank ziet aanleiding om de overschrijding van de redelijke termijn geheel toe te rekenen aan het stadsdeel. De rechtbank heeft immers in de eerste beroepsprocedure na iets meer dan een half jaar uitspraak gedaan en in de tweede beroepsprocedure na iets meer dan een jaar, inclusief toepassing van de bestuurlijke lus. De reden dat de procedure zo lang heeft geduurd is erin gelegen dat het tweede besluit op bezwaar nog steeds een gebrek bevatte, dat pas na de tussenuitspraak in de tweede procedure is hersteld. Dit betekent dat het stadsdeel € 1.000,- schadevergoeding aan [eiseres] moet betalen.
Conclusie
10. Omdat het bestreden besluit een gebrek bevatte, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel strijd met artikel 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet, gezien de aanvullende motivering van 2 november 2017, reden om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten. Het beroep is dus wel gegrond, maar de weigering van de omgevingsvergunning blijft in stand.
11. Omdat het beroep gegrond is, bepaalt de rechtbank dat het stadsdeel het door [eiseres] betaalde griffierecht moet vergoeden.
12. De rechtbank veroordeelt het stadsdeel in de door [eiseres] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.252,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • veroordeelt het stadsdeel tot het betalen van een schadevergoeding aan [eiseres] tot een bedrag van € 1.000,-;
  • draagt het stadsdeel op het betaalde griffierecht van € 167,- aan [eiseres] te vergoeden;
  • veroordeelt het stadsdeel in de proceskosten van [eiseres] tot een bedrag van
€ 1.252,50
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Schaberg, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Bakker, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Te vinden op www.rechtspraak.nl met kenmerk: ECLI:NL:RBAMS:2016:6031.
2.Te vinden op www.rechtspraak.nl met kenmerk: ECLI:NL:RBAMS:2017:5189.