In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 2 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen ING Bank N.V. en een consument, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft de terugvordering van een bedrag van € 250,00 door ING, dat voortvloeit uit een ongeoorloofde roodstand op de rekening van [gedaagde]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat ING een debetrente van 15% heeft berekend over de ongeoorloofde roodstand, maar dat dit rentebeding moet worden getoetst aan de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De rechter concludeert dat het rentebeding onredelijk bezwarend is en daarom als oneerlijk moet worden aangemerkt. Dit leidt tot de vernietiging van het beding en de afwijzing van de vordering tot betaling van de contractuele rente. De kantonrechter oordeelt dat alleen het bedrag van € 250,00 aan hoofdsom toewijsbaar is, aangezien ING de gevorderde hoofdsom niet nader heeft gespecificeerd. [gedaagde] wordt als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij belast met de proceskosten, die zijn begroot op € 278,05, inclusief btw. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.