ECLI:NL:RBAMS:2018:10175

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2018
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
13/665468-17 (zaak A) en 13/669072-18 (zaak B) (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man tot gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging voor zware mishandeling en gebruik van een vals identiteitsbewijs

Op 12 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige man, die op 17 december 2017 in Amsterdam een steekpartij heeft gepleegd. De man werd veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging. De rechtbank oordeelde dat de man, die leed aan een antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht aan het slachtoffer door met een scherp voorwerp in zijn gezicht te steken. Het slachtoffer liep blijvend letsel op, waaronder een oogkasbreuk en dubbelzien. De rechtbank sprak de man vrij van poging tot doodslag en het gebruik van een vals identiteitsbewijs, omdat het bewijs daarvoor niet overtuigend was. De rechtbank oordeelde dat de man een gevaar vormde voor de veiligheid van anderen en dat behandeling noodzakelijk was om herhaling van geweldsdelicten te voorkomen. De benadeelde partij, het slachtoffer, kreeg een schadevergoeding toegewezen van €3.711,92, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/665468-17 (zaak A) en 13/669072-18 (zaak B) (Promis)
Datum uitspraak: 12 oktober 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats]
gedetineerd in het Huis van Bewaring “ [naam] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 september 2018.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.M. van den Berg en van wat verdachte en zijn raadsman mr. T. den Haan, waarnemend voor mr. E.G.S. Roethof naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

In zaak A wordt verdachte – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting – samengevat verweten dat hij op 17 december 2017 te Amsterdam [slachtoffer] met een voorwerp in zijn oog dan wel in zijn gezicht heeft gesneden.
Dit is kort gezegd als volgt ten laste gelegd:
  • poging doodslag (primair);
  • zware mishandeling (subsidiair);
  • poging zware mishandeling (meer subsidiair);
  • mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft (meest subsidiair).
In zaak B wordt verdachte verweten, samengevat, dat hij op 31 augustus 2018 te Rotterdam gebruik heeft gemaakt van een vals identiteitsbewijs.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van poging tot doodslag. De officier van justitie heeft bewezenverklaring van zware mishandeling en het gebruikmaken van een vals identiteitsbewijs gevorderd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte ontkent de feiten. De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte in zaak A integraal moet worden vrijgesproken wegens een gebrek aan overtuigend bewijs voor zijn daderschap. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Aangever heeft enkel het vermoeden uitgesproken dat de dader [verdachte] heet. Dit heeft hij gebaseerd op het feit dat hij die naam heeft horen noemen, maar dit duidt niet op wetenschap. Aangever heeft een algemeen signalement gegeven waar veel van de aanwezigen van die avond in zouden kunnen passen. Aangever heeft de dader op 1.75-1.80m lang geschat en de dader zou een spleetje tussen zijn tanden hebben. Verdachte is daarentegen een lange man van 1.88m en heeft geen spleetje tussen zijn tanden. Daar komt bij dat aangever verdachte niet heeft herkend tijdens een fotoconfrontatie. Daarnaast moet de verklaring van getuige [naam getuige 1] niet worden gevolgd, nu haar betrouwbaarheid niet kan worden bepaald. Zij heeft de politie een foto gegeven waar verdachte op staat en volgens haar zou dit de dader zijn. [naam getuige 1] heeft verklaard dat zij verdachte voorafgaand aan het incident al kende. De individualiserende kenmerken die [naam getuige 1] noemt, passen echter niet op verdachte. Zo heeft verdachte geen doorlopende wenkbrauwen, geen acne, geen flaporen en is hij langer dan 1.70-1.75m. De kleding die de dader volgens haar droeg, komt niet overeen met de kleding die verdachte droeg. De camerabeelden zijn van onvoldoende kwaliteit om voor het bewijs te kunnen worden gebruikt.
De raadsman heeft zich ten aanzien van zaak B op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, nu verdachte een aannemelijke alternatieve verklaring heeft afgelegd.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het handelen niet kan worden gekwalificeerd als poging tot doodslag, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Hoewel het letsel van aangever mogelijk als zwaar lichamelijk letsel gekwalificeerd kan worden, kan niet worden vastgesteld hoe het letsel is toegebracht. Het is niet vast te stellen dat het gevonden mes is gebruikt bij de mishandeling van aangever. De verbalisant heeft verklaard een steekwond te hebben gezien bij aangever, maar hij is geen medisch deskundige. Het ziekenhuis spreekt enkel over een mogelijke steekverwonding. Op grond van het letsel staat niet vast dat is gestoken met een voorwerp. Het is niet ondenkbaar dat de huid is opengescheurd door een klap. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van zware mishandeling en een poging daartoe. Indien de rechtbank bewezen acht dat verdachte de dader is, kan uitsluitend mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg bewezen worden verklaard.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Verbalisanten kregen op 17 december 2017 om 05:46 uur de melding dat er een steekpartij had plaatsgevonden op de [adres] bij uitgaanscentrum ‘The Box’. [2]
[slachtoffer] (hierna: aangever) zegt tegen de ter plaatse gekomen verbalisanten dat hij met een jongen stond te praten en dat er opeens iemand op hem af kwam rennen. Uit het niets kreeg hij een klap op de linkerzijde van zijn gezicht. Hij voelde dat dit met een voorwerp gebeurde. Hij voelde een hevige pijn en het zicht voor zijn linkeroog werd zwart. Er stonden twee jongens voor aangever. Degene die hem aanviel droeg een grijze bomberjas van Louis Vuitton met een blokjespatroon [3] . De andere persoon droeg een grijze jas met witte bontkraag. Aangever heeft na het incident van omstanders gehoord dat de dader [verdachte] heet. Ook heeft hij die naam een paar keer horen vallen voordat hij werd aangevallen. [4] Een verbalisant ter plaatste zag dat aangever aan de linkerzijde van zijn linkeroog een snijwond van ongeveer drie centimeter had. De afstand tussen het oog en de snijwond was ongeveer een halve centimeter. [5]
Getuige [naam getuige 1] zag dat [verdachte] op aangever afrende en hem sloeg met een zilverkleurig voorwerp, gelijkend op een mes of sleutels, in zijn hand. [6] Getuige [naam getuige 2] , de neef van aangever, zag vijf jongens bij aangever staan en zag aangever bebloed wegrennen. [naam getuige 2] vroeg aan de groep of zij dat hadden gedaan. Eén van de jongens zei: “Snel snel skootoe”. Hij zag de jongens in een witte Audi A3 stappen en wegrijden. [7] Om 05:52 uur werd een witte Audi A3 staande gehouden op de Basisweg te Amsterdam (in de nabijheid van The Box [8] ). De persoon op de achterbank van de auto droeg een donkere jas met een witte bontkraag. Verbalisant zag vervolgens verdachte en een vrouw richting de auto komen lopen. Verdachte trok zijn jas uit en hing deze over de schouders van de vrouw. Dit was een donkere Louis Vuitton jas met blokjespatroon. Verdachte is vervolgens aangehouden. [9]
Aangever is van 17 december 2017 op 18 december 2017 opgenomen geweest in het VU medisch centrum wegens oog trauma met orbitabodem fractuur (breuk van de oogkas) en klein retrobulbair hematoom aan het linkeroog. [10] Op 28 maart 2018 is vastgesteld dat sprake is van een licht verschil in lidspleet en dat er een spoor is van restelevatiebeperking en minimale depressiebeperking van het linkeroog. [11] Het oog van aangever is iets naar achteren gegaan, waardoor hij scheel kijkt als hij naar beneden kijkt. Ook ziet hij soms dubbel. Aangever staat niet meer onder behandeling en zijn letsel is blijvend. [12]
Op 18 januari 2018 heeft [naam getuige 1] de politie een foto laten zien waar volgens haar de dader op staat. De politie heeft de persoon op de foto herkend als verdachte. [13]
3.3.2
Vrijspraak poging doodslag (zaak A primair tenlastegelegde)
De rechtbank acht niet bewezen wat in zaak A primair is ten laste gelegd. Door met een scherp voorwerp tegen van het gezicht van aangever te slaan, kan niet worden gezegd dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van aangever. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
3.3.3
Vrijspraak gebruikmaken vals identiteitsbewijs (zaak B)
De rechtbank acht niet bewezen wat in zaak B is ten laste gelegd. Het proces-verbaal van aanhouding is summier. Weliswaar staat daarin dat verdachte een identiteitskaart heeft getoond met de gegevens van [naam 1] , geboren [geboortedatum] en met een foto die geen gelijkenis vertoonde met verdachte, maar de precieze gang van zaken rondom het tonen van de genoemde identiteitskaart is niet verder toegelicht. Verdachte heeft verklaard dat de gang van zaken anders was dan is beschreven in het proces-verbaal. Hij heeft verklaard dat hij door een arrestatieteam is overmeesterd en dat er op dat moment noch later is gevraagd om zijn ID. Hoewel de rechtbank er in beginsel van uitgaat dat wat in het proces-verbaal staat juist is, maakt de verklaring van verdachte, dat een nadere toelichting door de desbetreffende verbalisant met betrekking tot het vragen naar en vervolgens tonen van de identiteitskaart nodig is. De rechtbank acht het echter wegens proceseconomische redenen niet opportuun om de zaak aan te houden om duidelijkheid over de gang van zaken te verkrijgen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dit feit.
3.3.4
Bewezenverklaring zware mishandeling (zaak A subsidiair tenlastegelegde)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte aangever zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.
Daderschap
Aangever en [naam getuige 1] vermoedden dat de dader [verdachte] heet. Aangever zag dat de dader een grijze Louis Vuitton jas met blokjespatroon droeg en dat de dader samen met een andere persoon was die een grijze jas met witte bontkraag droeg. Na het incident is de dader weggereden in een witte Audi A3. In die witte Audi A3 zat een persoon met een grijze jas en witte bontkraag. Terwijl verdachte naar die auto toe liep, legde hij zijn Louis Vuitton jas met blokjespatroon over de schouders van een meisje. Ook heeft [naam getuige 1] de politie een foto van de dader laten zien. De politie heeft die persoon herkend als verdachte. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van [naam getuige 1] . De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de individualiserende kenmerken die zij noemt niet passen bij verdachte. De rechtbank is van oordeel dat het signalement dat [naam getuige 1] geeft, verdachte niet uitsluit. Op grond van deze omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte degene is die aangever heeft aangevallen.
Voorwerp
Zowel aangever als [naam getuige 1] hebben verklaard dat aangever is geslagen met een voorwerp. Op grond van het vastgestelde letsel, waarbij de rechtbank onder meer heeft gelet op de vermelding ‘met insteek’ in de letselverklaring op pagina 7 van het dossier, acht de rechtbank bewezen dat verdachte heeft geslagen met een scherp en puntig voorwerp. De rechtbank acht onaannemelijk dat dergelijk letsel is ontstaan door een droge klap.
Zwaar lichamelijk letsel
Of sprake is van zwaar lichamelijk letsel hangt af van de aard en de ernst van het toegebrachte letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Op grond van de omstandigheden vermeld onder 3.3.1 is de rechtbank van oordeel dat het letsel van aangever kwalificeert als zwaar lichamelijk letsel. Aangever heeft immers een oogkasbreuk opgelopen en zijn linkeroog zit dieper in zijn kas, waardoor hij last heeft van dubbelzien. Daarnaast heeft aangever een ontsierend litteken in zijn gezicht overgehouden.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 17 december 2017 te Amsterdam aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (oog trauma met orbitabodem fractuur, klein retrobulbair hematoom, en een steekverwonding bij het linkeroog) heeft toegebracht, door met dat opzet, die [slachtoffer] te slaan tegen zijn gezicht, waarbij de verdachte een scherp en puntig voorwerp in zijn hand had, waarmee hij, verdachte, die [slachtoffer] in het gezicht heeft gestoken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Uit het Pro Justitia rapport van 25 juli 2018 is niet gebleken dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf en maatregelen
7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar, met aftrek van voorarrest en dat de maatregel van tbs met dwangverpleging wordt opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het Pro Justitia blijkt dat niet is vast te stellen dat sprake is van verminderde toerekeningsvatbaarheid. Gelet op het ultimum remedium karakter van de TBS-maatregel, zou deze daarom niet moeten worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf conform voorarrest op te leggen, met een aanvullend voorwaardelijk deel.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling door het slachtoffer met een scherp en puntig voorwerp tegen zijn gezicht te slaan. Als gevolg van het handelen van verdachte heeft het slachtoffer blijvend letsel overgehouden en heeft het slachtoffer PTSS opgelopen. Hij heeft last van angstaanvallen, slechte concentratie, herbelevingen en slaapproblemen. Verdachte heeft door zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 6 september 2018. Daaruit volgt dat verdachte zich voorafgaand aan het begaan van het bewezen verklaarde schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, openlijke geweldpleging, bedreiging en diefstal met geweld.
Motivering van de op te leggen TBS-maatregel met dwangverpleging
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte onder meer acht geslagen op de volgende stukken:
- een Pro Justitia rapport, opgesteld door T. Smits, GZ-psycholoog, en J. Vreugdenhil, kinder- en jeugdpsychiater en psychiater voor volwassenen, van 25 juli 2018;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland ten behoeve van voorbereiding TBS met voorwaarden, van 6 maart 2018.
In het Pro Justitia rapport staat onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende:
Bij verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, namelijk een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een narcistische persoonlijkheidsstoornis en psychopathie. Deze stoornissen waren eveneens aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachte is vanuit zijn problematiek regiebehoeftig. Om grip op anderen te houden en zijn doel te bereiken, zet hij verschillende gedragsstrategieën in, waaronder instrumentele agressie in de vorm van intimideren, bedreigen en fysieke agressie. De mate van doorwerking van zijn problematiek in het ten laste gelegde - en derhalve de mate waarin het tenlastegelegde toe te rekenen valt- varieert bij bewezenverklaring daarmee van volledig toe te rekenen -in het geval van instrumenteel ingezette agressie- tot een in verminderde mate toe te rekenen in een scenario van een reactie op een door hem ervaren krenking. Op grond van een klinische en een statistische risicoanalyse wordt de kans op herhaling van een gewelddadig feit als hoog ingeschat. Indien het tenlastegelegde volledig wordt toegerekend, is er geen noodzaak voor verdere behandeling in strafrechtelijk kader. Indien de feiten in verminderde mate worden toegerekend, is een behandeling gericht op de persoonlijkheidsproblematiek en agressieregulatie van belang. Een behandeling in ambulant kader is niet meer geëigend. Gezien de ernst van de problematiek, die moeilijk te behandelen is, het hoge recidiverisico en de onbetrouwbaarheid van verdachte kan alleen een behandeling in het kader van een tbs met dwangverpleging plaatsvinden.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld in hoeverre de stoornissen van verdachte hebben doorgewerkt en in hoeverre het bewezenverklaarde hem is toe te rekenen. Uit getuigenverklaringen volgt dat verdachte op 17 december 2017 zijn dag niet had en dat hij zich irriteerde aan het duwen en trekken dat binnen in de club begon en buiten verder ging. [14] Verdachte was vanwege de ruzie The Box uitgezet door de portiers. Volgens de beveiliging ging de ruzie om een meisje. [15] Getuige [naam getuige 1] verklaart dat verdachte zich beledigd voelde [16] . Buiten werd verdachte “helemaal gek”, rende op aangever af en heeft hij aangever vlak bij diens oog geslagen met een scherp en puntig voorwerp. De getuige werd echt bang van verdachte. [17] Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte heeft gereageerd op een door hem ervaren krenking en zich aldus het - door de deskundigen beschreven - scenario heeft voorgedaan waarin verdachte zijn agressieve impulsen ten tijde van het bewezen verklaarde onvoldoende onder controle had. De rechtbank acht verdachte dan ook verminderd toerekeningsvatbaar.
Uit het Pro Justitia rapport volgt dat verdachte in augustus 2012 is gestart met de PIJ-maatregel. Hij ontvluchtte meerdere malen tijdens verlof. In augustus 2015 werd de PIJ-maatregel voorwaardelijk beëindigd. Hij kreeg een enkelband voor elektronische controle. Een maand later werd het elektronisch toezicht en het locatieverbod beëindigd omdat verdachte zich niets aantrok van het verbod en fraudeerde met de enkelband. In november 2015 adviseerde de toezichthouder verdachte terug te plaatsen in een inrichting, wegens schending van de voorwaarden. Tussen 2016 en 2018 zat verdachte verschillende straffen uit. Hij hield zich niet aan de detentie regels en zocht de grenzen op. De reclassering is van mening dat een tbs met voorwaarden niet haalbaar is, omdat verdachte weigert mee te werken aan het onderzoek naar de haalbaarheid van deze maatregel. Hij wenst ook niet in een ander kader met de reclassering samen te werken. Verdachte is niet gemotiveerd voor hulpverlening en/of behandeling. Ter terechtzitting heeft verdachte gezegd dat hij geen behandeling nodig heeft en dat hij zichzelf onder controle heeft. Naar eigen zeggen heeft hij zijn verleden achter zich gelaten, heeft hij inmiddels een andere weg ingeslagen en wil hij met zijn vrouw en kind een toekomst opbouwen. De rechtbank constateert bij verdachte een gebrek aan zelfinzicht en probleembesef en acht dat in combinatie met het hoog ingeschatte recidiverisico zeer zorgelijk.
Gelet op de aard van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dat is begaan en de inhoud van de gedragskundige rapportage, waaronder de ernst van de stoornis, het hoog ingeschatte recidiverisico op soortgelijke delicten en het gebrek aan zelfinzicht bij verdachte, is de rechtbank van oordeel dat verdachte een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en dat behandeling van zijn stoornis noodzakelijk en vereist is om een herhaling van soortgelijke of ernstigere geweldsdelicten te voorkomen. De rechtbank acht het onverantwoord om verdachte zonder adequate behandeling in de maatschappij te laten terugkeren.
Gelet op de inhoud van voornoemde rapportage heeft de rechtbank er geen vertrouwen in dat verdachte kan worden behandeld binnen een kader met een voorwaardelijk karakter, noch in het kader van een deels voorwaardelijke straf, noch in het kader van TBS met voorwaarden. Mede gezien zijn jonge leeftijd acht de rechtbank verdachte nog wel behandelbaar, maar in hoeverre een behandeling zal slagen zal mede afhankelijk zijn van de motivatie van verdachte om zich te laten behandelen.
De rechtbank zal alles afwegende de maatregel van TBS met dwangverpleging opleggen nu de algemene veiligheid voor personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling en de verpleging van overheidswege eist. De rechtbank zal daarom gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en zal bevelen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd. De rechtbank acht het van groot belang dat zo spoedig mogelijk met behandeling zal worden aangevangen. Mede om die reden ziet de rechtbank aanleiding voor wat betreft de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf af te wijken van de straf die door de officier van justitie is geëist. De na te noemen duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank passend en geboden.
Terbeschikkingstelling
Verdachte dient op grond van het vorenstaande ter beschikking te worden gesteld en van overheidswege te worden verpleegd, mede aangezien het bewezen geachte feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist.
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, stelt de rechtbank vast dat het bewezen geachte feit een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot de duur van vier jaren.
De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf van 6 maanden opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft gezeten.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 4.711,92 aan materiële schadevergoeding en € 4.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, met uitzondering van de posten die zien op het verlies van arbeidsvermogen en de toekomstige schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de posten die zien op het verlies van arbeidsvermogen en de toekomstige schade niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. De immateriële schade moet worden gematigd.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De materiële schade die ziet op de reis- en parkeerkosten, eigen risico, eigen bijdrage en huishoudelijke hulp is (met stukken) onderbouwd. De post die ziet op het verlies van arbeidsvermogen zal worden afgewezen, nu de rechtbank het onaannemelijk acht dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de benadeelde partij reeds in 2013 een diploma heeft behaald. Niet is gebleken dat de benadeelde partij in de periode van 2013 tot het onderhavige feit inkomen heeft genoten uit arbeid. De post die ziet op toekomstige schade zal niet-ontvankelijk worden verklaard, nu deze schade niet daadwerkelijk is geleden. De immateriële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van € 3.000,-, nu dit bedrag aansluit bij de vergoeding die in vergelijkbare gevallen is toegekend.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 711,92 (zevenhonderdelf euro en tweeënnegentig eurocent) en de vordering tot immateriële schade tot een bedrag van € 3.000,- (drieduizend euro) zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2017 tot aan de dag van de voldoening.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 3.711,92 (drieduizend zevenhonderdelf euro en tweeënnegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 17 december 2017 tot aan de dag van de voldoening.

9.9. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 37a, 37b en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder zaak A primair en zaak B ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder zaak A subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zware mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
Wijst de vordering van [slachtoffer] , wonende te Amsterdam, toe tot
€ 3.711,92 (drieduizend zevenhonderdelf euro en tweeënnegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 17 december 2017 tot aan de dag van de voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering ten aanzien van de post verlies aan arbeidsvermogen af.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] , aan de Staat
€ 3.711,92 (drieduizend zevenhonderdelf euro en tweeënnegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 17 december 2017 tot aan de dag van de voldoening, te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van
47 (zevenenveertig) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.R.P.J. Davids, voorzitter,
mrs. R.H.G. Odink en P.P.C.M. Waarts, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Pünt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 oktober 2018.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen van 17 december 2017, doorgenummerde pag. 8-10.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 17 december 2017, doorgenummerde pag. 8-10, i.h.b. p. 8 een na laatste alinea.
4.Proces-verbaal van aangifte van 18 december 2017, doorgenummerde pag. 1-3, i.h.b. p. 1 een na laatste alinea.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 17 december 2017, doorgenummerde pag. 8-10, i.h.b. p. 9 tweede alinea.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige van 19 december 2017, doorgenummerde pag. 39-40, i.h.b. p. 40 tweede alinea.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige van 17 december 2017, doorgenummerde pag. 33-35, i.h.b. p. 44 tweede alinea.
8.Zie Google Maps, de Mekongweg is een zijstraat van de Basisweg.
9.Proces-verbaal van bevindingen van 17 augustus 2017, doorgenummerde pag. 18-20, i.h.b. p. 19.
10.Een geschrift, te weten een medische verklaring van I.J. Letov en M.C. Burggraaf van het VU medisch centrum van 18 december 2017, doorgenummerde pag. 7.
11.Een geschrift, te weten een medische verklaring van D.W. Molendijk de Jong en S.J.E. Rombouts van 28 maart 2018, ongenummerd.
12.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 juni 2018, ongenummerd.
13.Proces-verbaal van bevindingen van 18 januari 2018, doorgenummerde pag. 95-97, i.h.b. p. 95 vierde en zevende alinea.
14.Proces-verbaal van verhoor van [naam 2] van 17 december 2017, doorgenummerde pag. 2 007- 2 011.
15.Proces-verbaal van bevindingen van 17 december 2017, doorgenummerde pag. 008-010.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 1] bij de rechter-commissaris
17.Proces-verbaal van verhoor getuige van 19 december 2017, doorgenummerde pag. 39-40.