In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een huurachterstand en de ontbinding van een huurovereenkomst tussen de besloten vennootschap Vesteda Investment Management B.V. en twee medehuurders, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Vesteda heeft de huurders aangeklaagd wegens een achterstand in de huurbetalingen die is ontstaan sinds maart 2011. De huurprijs bedroeg laatstelijk € 1.028,96 per maand. Vesteda heeft herhaaldelijk aanmaningen gestuurd, maar de huurachterstand is niet ingelopen. [gedaagde 1] heeft de vordering betwist en aangevoerd dat zij de woning heeft verlaten en dat zij geen aanmaningen heeft ontvangen, terwijl zij haar nieuwe adres had doorgegeven. Vesteda stelt echter dat beide gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de huurbetalingen.
In reconventie heeft [gedaagde 1] verzocht om ontbinding van de huurovereenkomst, omdat zij niet langer als huurder wil worden aangemerkt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst niet eenzijdig door [gedaagde 1] kan worden opgezegd zonder instemming van de verhuurder. De rechter heeft vastgesteld dat Vesteda een redelijk belang heeft bij handhaving van [gedaagde 1] als contractspartij, gezien de huurachterstand en het feit dat [gedaagde 2] niet in staat is om de huur te betalen. De vordering van [gedaagde 1] tot ontbinding van de huurovereenkomst is afgewezen.
De kantonrechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de buitengerechtelijke kosten, en de proceskosten zijn aan Vesteda toegewezen. De rechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Vesteda direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ongeacht een eventueel hoger beroep.