9.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich bij de feiten in zaak A, B en C schuldig gemaakt aan een tiental overlast gevende, intimiderende en ook ernstige strafbare feiten, waarvan acht in 2018, één in 2017 en één in 2016.. Hij heeft vernielingen, vermogensdelicten en geweldsfeiten gepleegd, in de periode waarin hij verbleef in orthopedagogisch centrum [naam orthopedagogisch centrum] , waar behandeling met verblijf geboden wordt aan licht verstandelijk beperkte jongeren in de leeftijd van 15 tot 23 jaar.
In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte een aantal feiten heeft gefilmd en op internet heeft geplaatst om zijn volgers te bedienen en nieuwe volgers te trekken, met als doel dat hem dit uiteindelijk geld zou opleveren. Verdachte heeft zich totaal niet bekommerd om de negatieve gevolgen die zijn handelen voor anderen heeft gehad. Voorts weegt in strafverzwarende zin mee dat uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 1 oktober 2018 blijkt dat verdachte zich ook eerder veelvuldig schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke vermogens- en geweldsdelicten. In 2016 heeft verdachte ontucht gepleegd met een meisje van 14 jaar. Seksueel misbruik van minderjarigen vormt een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Door de wetgever is de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen jonger dan zestien jaar uitdrukkelijk beschermd. Minderjarigen bevinden zich in een kwetsbare ontwikkelingsfase. Zij moeten gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen niet of in onvoldoende mate in staat worden geacht zelf hun seksuele integriteit te bewaken en/of zelfstandig de (emotionele) gevolgen van seksueel contact in schatten. Ook bij dit feit heeft verdachte er geen blijk van gegeven rekening te houden met de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer, maar heeft hij zichzelf voorop gesteld. Uit het dossier blijkt dat zijn handelen een zeer negatieve invloed heeft gehad op het leven van het jonge slachtoffer, voor wie het haar eerste seksuele ervaring was.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het ad informandum gevoegde strafbare feit, zijnde het rijden zonder geldig rijbewijs op 8 mei 2018 hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft bekend.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapporten die over verdachte zijn opgesteld en in het bijzonder op het psychiatrisch onderzoek pro justitia van 11 oktober 2018, opgesteld door deskundige psychiater [persoon 21] , en het psychologisch onderzoek pro justitia van 11 oktober 2018, opgesteld door GZ-psycholoog [persoon 22] .
Uit het psychiatrisch onderzoek blijkt onder meer het volgende. Verdachte heeft een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een ongespecificeerde psychotrauma- of stress gerelateerde stoornis en zwakbegaafdheid. Deze stoornissen zijn langdurig van aard en hebben invloed gehad bij het plegen van de ten laste gelegde feiten. Vanuit de antisociale persoonlijkheidsstoornis houdt verdachte geen rekening met de wensen, grenzen en eigendommen van anderen. Hij pakt wat hij kan en als hij boos is neemt hij wraak. Vanuit de zwakbegaafdheid overziet verdachte niet de gevolgen van zijn daden voor anderen en zichzelf. De psychiater adviseert verdachte dan ook ten aanzien van de bewezen geachte feiten verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. De kans op recidive van met name vermogensdelicten wordt ingeschat op hoog. Er zijn geen beschermende factoren vanuit zijn persoonlijkheid. Wanneer externe structuur en begeleiding wegvallen zal gewelddadig norm- en grensoverschrijdend gedrag toenemen.
De psychiater acht een langdurig intramuraal verblijf binnen een gesloten therapeutische setting nodig om een gedragsverandering bij verdachte te bewerkstelligen. De psychiater adviseert dit te bewerkstelligen middels het opleggen van een PIJ-maatregel. In zo’n setting kan gewerkt worden aan het verwerken van het verleden van verdachte en zal het antisociale, norm- en grensoverschrijdende gedrag verminderen.
Uit het psychologisch onderzoek blijkt onder meer het volgende. Verdachte heeft een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een licht verstandelijke beperking. Het is hoogst aannemelijk dat deze stoornissen ten tijde van het plegen van alle ten laste gelegde feiten aanwezig waren. De psycholoog trekt, alleen ten aanzien van de feiten waarover verdachte ten tijde van het rapport bekennend heeft verklaard, zijnde de straatroof, vernieling en belediging, de conclusie dat de licht verstandelijke beperking de gedragskeuzes van verdachte beïnvloedde ten tijde van het plegen van de delicten. De psycholoog adviseert dan ook verdachte ten aanzien van deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren omdat ze de andere feiten niet met verdachte heeft kunnen bespreken. Verdachte heeft moeite met het adequaat inschatten van sociale situaties en hij handelt dikwijls impulsief. Hij heeft moeite met het omgaan met autoriteit en vertoont zelfbepalend en conflictueus gedrag. Het ontbreekt hem aan inlevingsvermogen en empathie. In zijn denken is hij wantrouwend naar anderen, waardoor hij signalen negatief interpreteert. Wanneer hij eenmaal op een negatief spoor belandt, kan hij zijn gedrag moeilijk bijsturen, wat leidt tot impulsieve en buitenproportionele (delict-)gedragingen.
Het recidiverisico op gewelddadig gedrag wordt als hoog ingeschat, hetgeen slechts door een langdurige, stevig inkaderende behandeling kan worden ingeperkt. Verdachte heeft enige motivatie voor het veranderen van zijn gedrag. Hij heeft een positieve gerichtheid op de toekomst alhoewel hij onrealistisch is in zijn vertrouwen dat hij zijn gedrag zelfstandig kan veranderen. Verdachte is ingebed in een crimineel milieu en het ontbreekt hem aan enig pro sociaal netwerk. Geslotenheid, bescherming van de maatschappij en stevig toezicht lijken aangewezen om de recidivekans te verlagen en verdere inbedding in een crimineel milieu te stoppen. De beperkte handelingsvaardigheden en de mogelijkheden die nog in pedagogisch opzicht worden gezien zijn zwaarwegende indicaties voor het toepassen van het minderjarigenstrafrecht. De contra-indicaties van een lange justitiële voorgeschiedenis, de antisociale persoonlijkheidsproblematiek en de stevige inbedding in het criminele milieu wegen hier niet tegenop. Er zal in de behandeling aandacht moeten zijn voor het vergroten van probleembesef, zelfinzicht, gedrags- en emotiecontrolemogelijkheden en sociale vaardigheden. Daarna kan verder worden gewerkt aan het verwerken van eventuele trauma’s.
De psycholoog adviseert deze interventies te laten plaatsvinden binnen de PIJ-maatregel. Een behandeling in een ambulant kader wordt niet meer haalbaar geacht. De huidige hulpverlening en behandeling bieden onvoldoende ondersteuning en toezicht om een blijvend positieve gedragsverandering te bewerkstelligen. Binnen een PIJ-maatregel bestaat de grootste kans dat verdachte door de langdurige geslotenheid zal meewerken aan behandeling. Binnen die geslotenheid wordt hem de kans geboden vertrouwelijke en duurzame behandelrelaties aan te gaan en in zijn eigen tempo te werken aan het vergroten van het probleembesef, zelfinzicht, gedrags- en emotieregulatie en sociale vaardigheden. De noodzakelijke langdurige forensische klinische behandeling kan met een PIJ-maatregel worden gegarandeerd. Er kan met verdachte worden gewerkt aan een realistisch toekomstperspectief, het verwerken van belastende levenservaringen en resocialisatie. Veroordeelde is gezien de antisociale persoonlijkheidsstoornis, licht verstandelijke beperking en criminele inbedding ongeschikt voor een groepsgericht leefklimaat, zodat plaatsing in een JJI niet geïndiceerd is. De PIJ-behandeling zal bij voorkeur in een volwassen setting moeten plaatsvinden zoals Boschoord (Trajectum) of de Wier (Fivoor) omdat die setting van SGLVG (sterk gedragsgestoord licht verstandelijk gehandicapt) beter aansluit bij verdachtes problematiek. De heer [persoon 20] van Reclassering Nederland kan zich vinden in de diagnostiek en het advies.
Ter terechtzittingen hebben de aanwezige deskundigen, mevrouw [persoon 1] van de Raad voor de Kinderbescherming, de heer [persoon 2] van de William Schrikker Groep en de heer [persoon 3] orthopedagoog en hoofdbehandelaar bij OC [naam orthopedagogisch centrum] , verklaard zich te kunnen vinden in de adviezen van de psychiater en psycholoog. De deskundigen beamen dat behandelingen in een ambulant kader, zoals ook de behandeling in OC [naam orthopedagogisch centrum] , gezien de ernst van de problematiek van verdachte niet kunnen slagen. Ze onderstrepen de noodzaak van een langdurige klinische behandeling om een gedragsverandering te kunnen realiseren.
De rechtbank neemt de adviezen van de psychiater en psycholoog over. De rechtbank zal de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate toerekenen aan verdachte.
Uitgangspunt is dat een jongvolwassene die ten tijde van het plegen van de strafbare feiten meerderjarig is volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. De rechtbank kan echter toepassing geven aan het adolescentenstrafrecht indien daartoe grond wordt gevonden in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Verdachte was ten tijde van het plegen van de delicten in de leeftijd van 18 tot 20 jaar. De rechtbank ziet in de inhoud van de rapporten van de psychiater en psycholoog en in de persoonlijkheid van verdachte aanleiding het jeugdstrafrecht toe te passen.
De rechtbank is, op basis van voornoemde rapporten en de verklaringen van de deskundigen ter zitting, ervan overtuigd dat de PIJ-maatregel de enige kans is voor verdachte om zijn leven een andere wending te geven. Uit de rapporten en toelichting van de deskundigen blijkt heel duidelijk dat een langdurige klinische behandeling noodzakelijk is. Deskundige [persoon 3] heeft opgemerkt dat verdachte gemotiveerd is voor behandeling, maar dat ondanks zijn goede wil een open setting onvoldoende structuur biedt om behandelingen te laten slagen. De rechtbank acht een meer vrije setting ontoereikend. Eerdere ambulante toezichten en behandelingen, ook onder schorsingsvoorwaarden, hebben steeds geen resultaat opgeleverd en een behandeling in een ambulant kader is daarmee een gepasseerd station. De rechtbank zal verdachte dan ook een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen.
De rechtbank stelt vast dat het in zaak B gepleegde feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van hetgeen de psycholoog en de psychiater in hun rapporten vermelden en hetgeen ter terechtzitting is onderstreept door de deskundigen van de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de bewezen verklaarde misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd.
Gelet op de hoeveelheid gepleegde misdrijven, de ernst van de feiten en de recidive, maar ook op het gegeven dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is ten aanzien van de gepleegde feiten, acht de rechtbank, naast de oplegging van genoemde PIJ-maatregel, oplegging van een jeugddetentie voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank in zaak B de gevangenneming bevelen zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [persoon 4] vordert € 1574,- aan materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde feiten in zaak A rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is ter terechtzitting toegelicht door de benadeelde partij en ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding voor de gestolen fiets onderbouwd met een factuur. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of onredelijk voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [persoon 4] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 15 mei 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 15/059676-16, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 6 juni 2016 van de kinderrechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen jeugddetentie, met bevel dat van deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet echter aanleiding de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen vanwege de oplegging van de PIJ-maatregel.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 6 september 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/684383-15, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 12 november 2015 van de meervoudige strafkamer te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 90 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 39 dagen niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet echter aanleiding de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen vanwege de oplegging van de PIJ-maatregel.