ECLI:NL:RBAMS:2018:10139

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2018
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
13/680095-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gedeeltelijk voorwaardelijke taakstraf voor belaging van ouders door bedreigingen en herhaaldelijk contact

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 september 2018 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zijn ouders gedurende een periode van enkele maanden heeft belaagd. De verdachte heeft hen bijna dagelijks gebeld, sms-berichten gestuurd en voicemailberichten ingesproken, waarin hij hen uitgescholden en bedreigd heeft. De tenlastelegging omvatte bedreiging met zware mishandeling en stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van zijn vader en moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn vader heeft bedreigd met woorden als 'Ik weet je te vinden, ik zal je pakken' en 'Ik ga je helemaal kapot maken'. Daarnaast heeft hij zijn vader fysiek mishandeld door met kracht tegen een deur te duwen en hem te slaan. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. M. van der Linden, in overweging genomen en heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is. De rechtbank heeft een taakstraf van 180 uren opgelegd, waarvan 100 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder verplichtingen tot reclassering en behandeling. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder het herstel van het contact met zijn ouders en zijn motivatie om zijn leven op orde te krijgen. De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel de feiten ernstig zijn, een gevangenisstraf niet passend is in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/680095-17
Datum uitspraak: 20 september 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] en verblijvend op het adres [verblijfadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 september 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. van der Linden, en van wat verdachte naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 12 april 2017 te Diemen en/of te Driemond en/of te Amsterdam, althans in Nederland, (zijn, verdachte's vader, genaamd) [persoon 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde [persoon 1] dreigend (via de telefoon en/of via voicemailbericht(en) en/of via sms bericht(en)) de woorden toe te voegen: "Ik
weet je te vinden, ik zal je pakken" en/of "Ik kom je halen, ik kom je pakken, ik krijg je wel" en/of "Ik ga je helemaal kapot maken", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 12 april 2017 te Diemen en/of te Driemond en/of te Amsterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van (zijn, verdachte's vader en/of moeder genaamd) [persoon 1] en/of [persoon 2] , door (dagelijks) tientallen, althans meerdere keren te bellen en/of voicemail-berichten en/of sms-berichten
te sturen (met ondermeer bedreigende teksten en/of woorden) naar voornoemde [persoon 1] en/of [persoon 2] met het oogmerk voornoemde [persoon 1] en/of [persoon 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
(artikel 285b Wetboek van Strafrecht)
3.
(gevoegde zaak 706819-16)
hij op of omstreeks 12 oktober 2016 te Diemen, althans in Nederland, opzettelijk, zijn, verdachte's vader, tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, genaamd [persoon 1] , heeft mishandeld door
- eenmaal of meermalen (met kracht) tegen een deur te duwen (terwijl hij, verdachte wist of kon vermoeden dat voornoemde [persoon 1] zich achter de deur bevond), waardoor/ten gevolge waarvan voornoemde [persoon 1] achterover op diens rug viel op/tegen een trap in de hal en/of
- ( met kracht) op voornoemde [persoon 1] te duiken en/of te springen en/of
- eenmaal of meermalen (met kracht) te stompen en/of te slaan en/of te duwen in/tegen het gezicht en/of borst en/of lichaam van voornoemde [persoon 1] (waardoor/ten gevolge waarvan voornoemde [persoon 1] op de grond kwam te vallen);
(artikel 304,300 Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2017 tot en met 12 april 2017 te Diemen of te Driemond of te Amsterdam zijn vader genaamd [persoon 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, door voornoemde [persoon 1] dreigend via de telefoon of via voicemailberichten de woorden toe te voegen: "Ik weet je te vinden, ik zal je pakken" of "Ik kom je halen, ik kom je pakken, ik krijg je wel" of "Ik ga je helemaal kapot maken", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
in de periode van 1 januari 2017 tot en met 12 april 2017 te Diemen en/of te Driemond en/of te Amsterdam, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van zijn vader en moeder, genaamd [persoon 1] en [persoon 2], door tientallen keren te bellen en voicemail-berichten en sms-berichten
te sturen met onder meer bedreigende teksten of woorden naar voornoemde [persoon 1] en/of [persoon 2] met het oogmerk voornoemde [persoon 1] en/of [persoon 2] , te dwingen iets te te dulden en vrees aan te jagen;
3. ( gevoegde zaak 13/706819-16)
op 12 oktober 2016 te Diemen opzettelijk zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, genaamd [persoon 1] , heeft mishandeld door
- met kracht tegen een deur te duwen terwijl hij wist dat voornoemde [persoon 1] zich achter de deur bevond, ten gevolge waarvan voornoemde [persoon 1] achterover op diens rug viel op een trap in de hal
- op voornoemde [persoon 1] te duiken en
- met kracht slaan in het gezicht en de borst van voornoemde [persoon 1] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, waarvan een gedeelte, groot 100 uren, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en daarbij opgelegd de bijzondere voorwaarden zoals die door GGZ Reclassering Inforsa zijn geadviseerd.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezen geachte feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zijn vader mishandeld en bedreigd en zijn ouders gedurende een aantal maanden belaagd door hen soms dagelijks tientallen keren te bellen, te sms’en en voicemailberichten in te spreken en hen uit te schelden en te bedreigen. Hij heeft hiermee opzettelijk inbreuk gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer en hen angst bezorgd en pijn gedaan.
Voor dergelijke feiten is een gevangenisstraf in beginsel passend en geboden. De rechtbank vindt dat in deze zaak echter een brug te ver. In matigende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte in de afgelopen jaren niet voor soortgelijke feiten is veroordeeld en sinds de ten laste gelegde feiten ook niet meer in aanraking met politie en justitie is geweest. Uit het verhandelde ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van 14 september 2018 blijkt dat het contact tussen verdachte en zijn ouders enigszins is hersteld. Verdachte heeft een dagbesteding en is daarvoor gemotiveerd. De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte ervoor zorgt dat hij zijn leven op orde te krijgt en geen strafbare feiten meer zal plegen. Verdachte moet aan de slag met zijn huisvesting en zijn middelengebruik. De rechtbank legt verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf met bijzondere voorwaarden op zodat verdachte hiertoe wordt verplicht en hij hierbij steun krijgt van hulpverlenende instanties.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55, 57, 285, 285b, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde:
eendaadse samenloop van:
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd
en
belaging, meermalen gepleegd
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn vader
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 180 (honderdtachtig) uren.
Beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Beveelt dat een gedeelte van deze straf, groot 100 (honderd) uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 (vijftig) dagen.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren een van de volgende algemene of bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat verdachte:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat verdachte:
4. zich binnen twee weken na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij de Reclassering Inforsa ( [adres 2] ). Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
5. zich laat diagnosticeren en behandelen door het Forensisch Ambulante Zorgteam (FAZ) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, voor de duur van de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
6. medewerking verleent aan een kortdurende klinische opname indien dit is geïndiceerd. Bij overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld waarbij een grote kans op risicovolle situaties ontstaat, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor de plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
7. indien de reclassering dit indiceert, meewerkt aan een traject gericht op begeleid wonen of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en dat hij verblijft en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht; en
8. meewerkt aan dagbesteding indien dit door de reclassering wordt geïndiceerd.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. L. Voetelink en N. Saanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verkaik, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 september 2018.