ECLI:NL:RBAMS:2018:10133

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2018
Publicatiedatum
2 juli 2020
Zaaknummer
13/674013-18 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel na inbraken in supermarkten

Op 22 november 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/674013-18, waarin de rechtbank zich boog over de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering was gericht op het vaststellen van het bedrag van € 5.900,- dat de veroordeelde had verkregen uit twee inbraken in supermarkten. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 8 november 2018, waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Kwaspen, de vordering heeft ingediend en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.M. Penn, zijn verweer heeft gevoerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, geboren in 1999 en thans gedetineerd, betrokken was bij twee strafbare feiten. Bij de eerste inbraak in de supermarkt Plus in Duivendrecht op 23 oktober 2017 zijn twee geldcassettes met een totaalbedrag van € 3.820,- weggenomen. De tweede inbraak vond plaats in de Jumbo Supermarkt in Amstelveen, waarbij € 5.060,- werd gestolen. De rechtbank heeft de verklaringen van medeverdachten en de aangiften in haar beoordeling betrokken.

De rechtbank concludeert dat de veroordeelde door zijn daden een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald van in totaal € 5.900,-. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de feiten en omstandigheden van de zaak. De rechtbank legt de veroordeelde de verplichting op om dit bedrag aan de Staat te betalen, conform artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. M. Vaandrager, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/674013-18 (ontneming) (Promis)
Datum uitspraak: 22 november 2018
Tegenspraak
VONNIS
Vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, op vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak, behorende bij de strafzaak met parketnummer 13/674013-18, tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] , [plaats 1] , wonende op het adres [adres 2] , [plaats 2] ,
thans gedetineerd in “ [locatie] ” te [plaats 3] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie en het onderzoek op de terechtzitting van 8 november 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.L. Kwaspen en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. D.M. Penn naar voren is gebracht.

2.De vordering

De vordering van de officier van justitie van 18 oktober 2018 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [veroordeelde] opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel tot een maximumbedrag van € 5.900,-.
Gezien de stukken waarop de vordering berust en waarnaar deze vordering verwijst, verstaat de rechtbank de vordering aldus dat deze uitsluitend betreft de feiten 2 en 3 die in onderliggende strafzaak aan [veroordeelde] zijn ten laste gelegd (en dus niet feit 1).

3.Grondslag van de vordering

[veroordeelde] is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van heden, 22 november 2018, ter zake van de volgende strafbare feiten veroordeeld.
ten aanzien van feit 2
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van feit 3
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

4.Het wederrechtelijk verkregen voordeel

De rechtbank heeft bij de beoordeling van de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel acht geslagen op de zich thans in het dossier bevindende stukken, waaronder de schriftelijke onderbouwing van de officier van justitie van 17 september 2018, en overweegt op grond hiervan als volgt.
De rechtbank gaat bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van de aangiften en de verklaringen van medeverdachte [mededader 1] . [1]
Ten aanzien van feit 2
Er is aangifte gedaan van een overval op de supermarkt Plus gevestigd op het [adres 3] te Duivendrecht, waarbij twee geldcassettes van de pinautomaat zijn weggenomen. [2] In de geldcassettes zat een geldbedrag van 3.820 euro. [3]
[mededader 1] heeft verklaard dat hij [veroordeelde] en [mededader 2] die avond desgevraagd rond 21.00 uur heeft opgehaald bij Diemen Zuid. Hij wist daarvoor al wat ze gingen doen. Toen ze waren ingestapt hebben hem verteld wat ze hadden gedaan en dat het gelukt was [mededader 1] kreeg 100 euro voor het ophalen. [4]
Ten aanzien van feit 3
Er is aangifte gedaan van een gekwalificeerde diefstal gepleegd op 23 oktober 2017 te 21.05 uur in de Jumbo Supermarkt gevestigd op de [adres 4] te Amstelveen. Daarbij zijn twee geldcassettes uit de geldautomaat verwijderd en door de daders meegenomen. Er zat € 5.060,- in de geldcassettes en dat is eigendom van Jumbo. [5]
Conclusies
Uit voornoemde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte twee inbraken heeft gepleegd. Eén inbraak heeft hij alleen gepleegd en daarbij heeft hij € 5.790,- buitgemaakt (feit 2), de andere inbraak heeft hij samen met één medeverdachte gepleegd en daarbij is € 220,- buitgemaakt (feit 3). Dit laatste bedrag dient voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel dan ook door tweeën te worden gedeeld. Van kosten die verdachte met betrekking tot de feiten heeft gemaakt is niet gebleken.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [veroordeelde] door middel van voornoemde strafbare feiten voordeel verkregen dat de rechtbank schat op € 5.900,-.

5.De verplichting tot betaling

De rechtbank bepaalt het te ontnemen bedrag op € 5.900,-.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Stelt vast als wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van € 5.900,- (negenenvijftighonderd euro).
Legt op aan [veroordeelde] de verplichting tot betaling van € 5.900,- (negenenvijftighonderd euro) aan de Staat.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. J.M. Jongkind en N. Saanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verkaik, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 november 2018.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de politie Amsterdam-Amstelland.
2.Een proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde pag. ZD02 1001 tot en met 1003.
3.Een proces-verbaal van verhoor aangever, doorgenummerde pag. ZD02 1005.
4.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [mededader 1] , doorgenummerde pag. PD01 2014 tot en met 2018.
5.Een proces-verbaal van aangifte met bijlage goederen, doorgenummerde pag. ZD05 11 tot en met 18.