9.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van deze vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier voltooide inbraken en twee pogingen daartoe. Dit zijn ernstige feiten. Uit het dossier is gebleken dat verdachte en zijn mededaders geraffineerd en met veel geweld te werk zijn gegaan. Vlak na sluitingstijd hebben zij met een moker de glazen deur van de supermarkt en Ikea ingeslagen op het moment dat het personeel van een supermarkt bezig was met het legen/vullen van de pinautomaat. De omstandigheden waaronder deze inbraken zijn gepleegd (vlak na sluitingstijd, waarbij personeel aanwezig was en gericht op de geldcassettes in de pinautomaten) maakt naar het oordeel van de rechtbank dat deze inbraken van een zwaardere categorie zijn en karakteristieken vertonen van een overval op een geldtransport. Uit de stukken blijkt dat de betrokken medewerkers veel angst hebben ervaren en ook dat omstanders getuige zijn geweest van deze inbraken. Verdachte heeft zich hier niet om bekommerd en puur uit geldelijk gewin gehandeld. Voorts heeft verdachte met een mededader in de nachtelijke uren een pinautomaat in de Ikea geprobeerd open te breken met een thermische lans. Dit heeft veel schade en overlast veroorzaakt bij Ikea. Dergelijke gewelddadige inbraken veroorzaken gevoelens van onveiligheid in de maatschappij en de direct betrokkenen kunnen hier lange tijd de nadelige gevolgen van ondervinden. Verdachte heeft bij deze inbraken een actieve, uitvoerende rol gehad. Verdachte heeft geen berouw getoond en zich gedurende het onderzoek beroepen op zijn zwijgrecht.
De rechtbank heeft in strafverzwarende zin rekening gehouden met het uittreksel Justitiële Documentatie van 18 oktober 2018 waaruit blijkt dat verdachte eerder voor vermogens- en geweldsdelicten is veroordeeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op het psychologisch onderzoek pro justitia van 22 mei 2018. Volgens de psycholoog is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en van beperkte intellectuele capaciteiten op zwakbegaafd niveau. Er is geen ziekelijke stoornis van de geestvermogens geconstateerd. Gezien de aard van de ten laste gelegde feiten gaat dit ogenschijnlijk gepaard met bewust en weloverwogen gedrag. Er lijken dan ook geen duidelijke aanwijzingen gevonden voor een eventuele dwingende doorwerking van de geconstateerde psychische problematiek op het gedrag van betrokkene ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De psycholoog adviseert verdachte de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, volledig toe te rekenen. Het is daarom niet mogelijk vanuit forensisch oogpunt een behandeladvies te geven.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het advies van Reclassering Nederland van 29 mei 2018. Hoewel het risico op recidive door de Reclassering hoog wordt ingeschat zijn er geen bijzondere voorwaarden geïndiceerd. Reclassering Nederland concludeert dat er geen mogelijkheden zijn verdachte te motiveren tot gedragsverandering.
De omstandigheid dat verdachte geen legale verblijfsstatus heeft en dus voor minder vrijheden tijdens detentie in aanmerking komt, is geen reden om minder straf op te legen. Het is een direct gevolg van zijn illegale verblijfsstatus en de gevolgen daarvan zijn door de wetgever uitdrukkelijk zo beoogd.
Gelet op het strafblad van verdachte en de adviezen van de psycholoog en de Reclassering, ziet de rechtbank geen reden om aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen. De rechtbank zal alles overwegende en gezien de ernst en het aantal strafbare feiten, verdachte een gevangenisstraf van 36 maanden opleggen.
Ten aanzien van het beslag
Onttrekking aan het verkeer
Nu met behulp van de voorwerpen, vermeld onder 6, 7, 8, 9 en 10 van de beslaglijst van 8 november 2018 die als bijlage 2 aan dit vonnis is gehecht, het bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Ten aanzien van de voorwerpen vermeld onder 1, 2 en 3 van voornoemde beslaglijst zal de rechtbank de teruggave hiervan aan verdachte gelasten.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij Ikea Amsterdam (met als vertegenwoordiger [persoon] ) vordert € 734,25 aan materiële schadevergoeding (plus wettelijke rente). Dit bedrag zou de schade aan de ingeslagen ramen betreffen.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 5 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw hebben verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat de vordering niet goed is onderbouwd. De rechtbank is het daarmee eens. Bewijsstukken omtrent de hoogte van de schade ontbreken. Het toelaten van nadere bewijslevering door Ikea Amsterdam zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. Dat vindt de rechtbank onevenredig. De benadeelde partij kan zijn vordering nog wel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.