In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 november 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan meerdere inbraken in supermarkten. De verdachte, geboren in 1996, werd ervan beschuldigd als chauffeur te hebben opgetreden voor zijn medeverdachten tijdens de inbraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet aanwezig was bij de inbraken zelf, maar wel op de hoogte was van de plannen van zijn medeverdachten. De rechtbank heeft de rol van de verdachte als onvoldoende bewezen geacht voor medeplegen, maar heeft wel medeplichtigheid vastgesteld voor enkele feiten. De verdachte is vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, maar is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn spijt en de positieve ontwikkeling sinds zijn aanhouding. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet goed was onderbouwd.