ECLI:NL:RBAMS:2018:1013

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2018
Publicatiedatum
23 februari 2018
Zaaknummer
AMS 17/5115
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering subsidie voor ouderparticipatie in het onderwijs door stadsdeel Nieuw-West

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, handelend onder de naam '[bedrijf]', en het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van het stadsdeel Nieuw-West. De eiser had een subsidie van € 60.000,- aangevraagd om ouderparticipatie in het onderwijs te stimuleren, met als doel schooluitval te voorkomen. De subsidieaanvraag werd echter door het stadsdeel afgewezen, omdat de activiteiten waarvoor subsidie werd aangevraagd al door het college van burgemeester en wethouders werden gesubsidieerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de weigering van de subsidie op goede gronden was gebaseerd, met verwijzing naar artikel 2.7 van de Subsidieregeling basisvoorzieningen in de stadsdelen. De rechtbank oordeelde dat de eiser zijn aanvraag niet voldoende had onderbouwd en dat er geen aanleiding was voor overleg met het college van burgemeester en wethouders. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van de eiser niet slagen en dat de weigering van de subsidie terecht was.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, maar heeft verweerder wel opgedragen het door de eiser betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 februari 2018, en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/5115

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 februari 2018 in de zaak tussen

[eiser] , handelend onder de naam ‘ [bedrijf] ’, te [plaats] , eiser,

en
het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van het stadsdeel Nieuw-West, verweerder
(gemachtigden: mr. S. Ramcharan en drs. A. Ben Aissa).

Procesverloop

Bij besluit van 13 december 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de subsidieaanvraag van eiser van 28 september 2016 afgewezen. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 18 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.1
Eiser heeft op 28 september 2016 onder de naam ‘ [bedrijf] ’ een éénmalige subsidie van € 60.000,- gevraagd om ouderparticipatie in het onderwijs te stimuleren met onder meer als doel schooluitval van leerlingen te voorkomen.
1.2
Verweerder stelt zich in het bestreden besluit, onder verwijzing naar het advies van de Bezwaarschriftencommissie in Nieuw-West (hierna: de Commissie) [1] , onder meer op het standpunt dat verweerder de subsidie terecht heeft geweigerd op grond van artikel 2.7, aanhef en onder c, van de Subsidieregeling basisvoorzieningen in de stadsdelen [2] (hierna: de Subsidieregeling), omdat het college van burgemeester en wethouders de door eiser beoogde activiteiten al subsidieert.
Beroepsgronden van eiser
2. Eiser voert aan dat verweerder hem ten onrechte geen subsidie heeft verleend. Hij stelt dat De [bedrijf] als adviseur, ondersteuner, begeleider en voorlichter veel betekent voor de maatschappij en het stadsdeel. Wegens bewezen diensten en de erkenning van verschillende ambtenaren binnen stadsdeel Nieuw-West is bij eiser de hoop gewekt dat hij subsidie zou krijgen. Eiser ervaart evenwel tegenwerking van de zijde van verweerder. Hij stelt dat De [bedrijf] door nalatigheid van de gemeente inkomen is misgelopen. Eiser vraagt de rechtbank om verweerder alsnog aan de [bedrijf] subsidie te laten verlenen.
Beoordeling door de rechtbank
3. De beroepsgronden van eiser slagen niet. Ook is de rechtbank van oordeel dat verweerder eisers aanvraag om subsidie op goede gronden heeft afgewezen. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Hoe is de bevoegdheid tot subsidieverlening bij verweerder geregeld?
4.1
In artikel 9 van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam (ASA) 2013 wordt de bevoegdheid om subsidies te verlenen en te weigeren toegekend aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam.
4.2
De bepalingen van de ASA 2013 zijn nader uitgewerkt in de Subsidieregeling. In de Subsidieregeling heeft het college van burgemeester en wethouders bevoegdheden om subsidies te verlenen en te weigeren toegekend aan het algemeen bestuur van de bestuurscommissies van de verschillende stadsdelen, zo ook aan verweerder. Het betreft daarbij onder meer de bevoegdheid om subsidie te verlenen met (kort gezegd) als doel schooluitval te voorkomen. [3] Verder is in artikel 2.7, aanhef en onder c, van de Subsidieregeling bepaald dat het algemeen bestuur van een bestuurscommissie van een stadsdeel subsidie kan weigeren bij een activiteit waarvoor financiering op grond van een andere gemeentelijke regeling bestaat of waarin al op andere wijze wordt voorzien.
4.3
Op de zitting heeft verweerder naar voren gebracht dat uit de gemeentelijke beleidsnota [4] de afspraak volgt dat in de praktijk het college van burgemeester en wethouders in beginsel over subsidies beslist met (onder meer) als doel het voorkomen van schooluitval.
Heeft verweerder de subsidie op goede gronden kunnen weigeren?
5.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich, onder verwijzing naar de gemeentelijke beleidsnota terecht op het standpunt stelt dat wordt voldaan aan voorwaarde c van artikel 2.7, van de Subsidieregeling. Uit deze nota blijkt immers dat in de praktijk het college van burgemeester en wethouders in beginsel over subsidies beslist met (onder meer) als doel het voorkomen van schooluitval. Eiser heeft dit standpunt van verweerder bovendien niet bestreden.
5.2
De rechtbank is verder van oordeel dat de afspraak dat in beginsel het college van burgemeester en wethouders beslist over subsidies met (onder meer) als doel het voorkomen van schooluitval, op zich zelf niet afdoet aan de beslissingsbevoegdheid die verweerder op grond van artikel 2.7 van de Subsidieregeling heeft. Er is immers sprake van een zogenaamde kan-bepaling. Daardoor laat deze bepaling ruimte aan verweerder om de subsidie toch te verlenen wanneer aan onderdeel c van deze bepaling is voldaan, dus wanneer vast staat dat sprake is van een activiteit waarvoor financiering op grond van een andere regeling bestaat of waarin reeds op andere wijze wordt voorzien. Omdat de motivering van het bestreden besluit hierover geen inzicht geeft, heeft de rechtbank verweerder op zitting gevraagd hoe het deze beslissingsruimte in de praktijk invult. Op de zitting heeft verweerder toegelicht dat hij overleg voert met het college van burgemeester en wethouders wanneer verweerder in de aanvraag aanknopingspunten ziet om de subsidie toch op grond van artikel 2.7 van de subsidieverlening te verlenen. Volgens verweerder bestond bij eiser echter geen aanleiding voor een dergelijk overleg omdat eiser zijn subsidieaanvraag niet nader heeft onderbouwd.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de in het bestreden besluit en de op de zitting gegeven motivering deugdelijk heeft gemotiveerd waarom het de aanvraag van eiser om subsidie heeft geweigerd. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser zijn subsidie aanvraag niet heeft onderbouwd. Alleen al daarom bestond voor overleg met het college van burgemeester en wethouders over het mogelijk toch verlenen van de subsidie, geen enkel aanknopingspunt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat uit de Subsidieregeling duidelijk blijkt dat een subsidieaanvraag voldoende concreet moet zijn onderbouwd en dat over dit vereiste in verschillende gesprekken tussen eiser en verweerder is gesproken. Voor eiser moet het daarom van meet af aan duidelijk zijn geweest dat hij zijn subsidieaanvraag met nadere stukken had moeten onderbouwen. Ook in deze beroepsprocedure heeft eiser zijn aanvraag niet met noodzakelijke stukken onderbouwd.
5.4
De rechtbank ziet verder geen onderbouwing van eisers stellingen dat verweerder nalatig zou zijn geweest of dat bij eiser een gerechtvaardigd vertrouwen zou zijn gewekt dat hij wel voor subsidie in aanmerking zou komen. Deze stellingen slagen daarom niet.
5.5
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder de subsidie op goede gronden heeft kunnen weigeren.
6.1
Zoals is rechtsoverweging 5.2 al is overwogen volgt uit de motivering van het bestreden besluit niet kenbaar waarom verweerder niet alsnog op grond van zijn eigen bevoegdheid wel of geen subsidie heeft verleend. Het argument dat geen overleg is gevoerd met het college van burgemeester en wethouders, omdat eisers aanvraag onvoldoende is onderbouwd, is niet in het bestreden besluit of het advies van de Commissie genoemd. Dit betekent dat het bestreden besluit niet voldoende kenbaar is gemotiveerd en daardoor in strijd is met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6.2
Omdat uit rechtsoverweging 5.2 blijkt dat verweerder dit gebrek ter zitting heeft hersteld en verweerder de subsidie op goede gronden heeft kunnen weigeren, is de rechtbank van oordeel dat eiser door het motiveringsgebrek niet wordt benadeeld. De rechtbank laat daarom het bestreden besluit, ondanks het motiveringsgebrek, met toepassing van artikel 6:22 van de Awb in stand.
Conclusie
7.1
Het beroep is gelet op het voorgaande ongegrond.
7.2
Gelet op het pas in de beroepsprocedure herstelde motiveringsgebrek en de toepassing van artikel 6:22 van de Awb, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
7.3
Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, voorzitter, en mr. N.M. van Waterschoot en mr. T.L. Fernig-Rocour, leden, in aanwezigheid van mr. A.G. Sijbrands, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken 22 februari 2018.
griffier voorzitter
De griffier is niet in staat de uitspraak
mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage bij de uitspraak van 22 februari 2018 in de zaak AMS 17/5115

( [eiser] , h.o.d.n. ‘ [bedrijf] ’)

Relevante wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht (Awb):

Artikel 4:23

1. Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

Artikel 6:22

Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Algemene Subsidieverordening Amsterdam (ASA) 2013 [5] :

Artikel 3, eerste lid:

Het college is bevoegd om, binnen de door de raad vastgestelde beleidskaders en daarbij vastgestelde regels, te besluiten over het verstrekken van subsidies.

Artikel 9, tweede lid:

Het college kan geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen als:
a. de aanvrager niet voldoet aan de regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen; […].
Subsidieregeling basisvoorzieningen in de stadsdelen [6] :
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.6 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 9, tweede lid van de ASA 2013 kan het algemeen bestuur geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen als:
a. de activiteiten naar het oordeel van het algemeen bestuur niet of onvoldoende bijdragen aan het doel van de in deze regeling omschreven basisvoorzieningen;
b. de activiteiten naar het oordeel van het algemeen bestuur niet passen binnen de subsidiabele activiteiten die in deze regeling worden omschreven;
c. niet wordt voldaan aan de in deze regeling opgenomen criteria om voor subsidie in aanmerking te komen;
d. […];
e. de aanvrager naar het oordeel van het algemeen bestuur niet of onvoldoende beschikt over verbinding met de wijk en de buurt, en over onvoldoende kennis en sensitiviteit met betrekking tot de verhoudingen en omstandigheden in de wijk of buurt;
f. de aanvrager naar het oordeel van het algemeen bestuur niet of onvoldoende in staat lijkt de beoogde resultaten te concretiseren;
g. […];
h. sprake is van een activiteit waarin reeds op andere wijze wordt voorzien of waarvoor financiering op grond van een andere regeling is voorgeschreven of mogelijk is;
i. […].
Hoofdstuk 2 Basisvoorziening versterken pedagogische dragende samenleving en (talent)-ontwikkeling bij jeugdigen (0-23 jaar)

Artikel 2.3Subsidiabele activiteiten

Het algemeen bestuur kan eenmalige of periodieke subsidie verlenen ten behoeve van:
[…]
2. ( Talent)ontwikkeling bij jeugdigen (0-23 jaar)
a. Professioneel jongerenwerk:
Inpandige, outreachende en ambulante activiteiten ten behoeve van met name kwetsbare jongeren, jongeren zonder zinvolle vrijetijdsbesteding en jongeren met lichte problematiek in de leeftijdsgroep 10-23 jaar, primair georganiseerd of begeleid door professionals. Gericht op […] het voorkomen van voortijdig schoolverlaten en op het behalen van een startkwalificatie; […].

Artikel 2.7Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.6 kan het algemeen bestuur geheel of gedeeltelijk weigeren subsidie te verlenen als:
[…]
c. er sprake is van een activiteit waarvoor financiering op grond van een andere gemeentelijke regeling bestaat of waarin reeds op andere wijze wordt voorzien.
Beleid: ‘Stedelijk kader. Afspraken basisvoorzieningen in de stadsdelen 2017-2018’ [7]
2.3
Afspraken
2.3.1
Basisvoorzieningen pedagogische dragende samenleving en talentontwikkeling
[…]
10) Ouders kunnen in de buurt informatie, advies, en ondersteuning krijgen bij kleine problemen of bij dreigende schooluitval. Deze voorzieningen zijn herkenbaar en laagdrempelig toegankelijk voor verschillende doelgroepen.
[…]
2.3.2
Afspraken om basisvoorzieningen te kunnen realiseren:
Taakverdeling college en bestuurscommissies
[…]
·Het college is verantwoordelijk voor het realiseren van afspraak 10.

Voetnoten

1.Advies van de Commissie van 10 april 2017, dossierstuk B.
2.De tekst van dit artikel en van de overige relevante regelingen die op deze zaak van toepassing zijn, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
3.Artikel 2.3, aanhef, tweede lid, onder a, van de Subsidieregeling.
4.Gemeentelijke beleidsnota: ‘Stedelijk kader. Afspraken basisvoorzieningen in de stadsdelen 2017-2018.’
5.Gemeenteblad van de gemeente Amsterdam, 20 november 2012, afd. 3A, nr. 222/1104.
6.Gemeenteblad van de gemeente Amsterdam, 2 november 2016, nr. 152039. Zoals geldend ten tijde van het bestreden besluit.
7.Publicatiegegevens niet bekend. Op internet te vinden onder de titel van het beleidsstuk.