In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 20 september 2018 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich gedurende een periode van meer dan een jaar schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van zijn toenmalige vriendin. De verdachte, geboren in 1967 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, is beschuldigd van meermalen opzettelijk mishandelen van het slachtoffer, wat heeft geleid tot letsel en pijn. De mishandelingen vonden plaats tussen 1 november 2014 en 14 mei 2016 in Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen met kracht heeft geslagen en het slachtoffer bij de keel heeft vastgepakt.
Tijdens de zitting op 6 september 2018 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. S. de Klerk, en de verdediging van de raadsman, mr. J.M. Keizer, gehoord. De rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De rechtbank oordeelt dat het bewezen geachte feit strafbaar is en dat er geen rechtvaardigingsgronden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 44 dagen geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van één maand. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van de verdachte. Tevens is vastgesteld dat de redelijke termijn is overschreden, maar dit heeft niet geleid tot een andere strafmaat. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 500,- toegewezen aan het slachtoffer voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade.