Op 7 november 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belastingfraude en faillissementsfraude. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, als feitelijk leidinggever van een bedrijf, opzettelijk een onjuiste aangifte omzetbelasting heeft gedaan en gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift. Daarnaast heeft hij als bestuurder van het bedrijf, dat in staat van faillissement was verklaard, goederen aan de boedel onttrokken en niet voldaan aan zijn verplichtingen om een administratie te voeren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft ook de eerdere veroordelingen van de verdachte in aanmerking genomen, evenals de aanbevelingen van de reclassering. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige vormen van fraude die het vertrouwen in het belastingsysteem en de rechtsorde ondermijnen. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke deel van de straf verbonden, waaronder een meldplicht en behandeling voor alcoholgebruik.