ECLI:NL:RBAMS:2018:10108

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2018
Publicatiedatum
20 november 2019
Zaaknummer
13/684352-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geldbedragen en opzetheling met betrekking tot een motorfiets en munitie

Op 15 februari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van een aanzienlijk geldbedrag van 134.756,90 euro, opzetheling van een motorfiets en het voorhanden hebben van munitie. De verdachte werd op 31 juli 2017 aangehouden na een politieactie waarbij een grote som geld werd aangetroffen in een gehuurde auto. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte het geldbedrag gezamenlijk voorhanden hadden, en dat er voldoende bewijs was voor het witwasvermoeden. De verdachte had verklaard dat het geld afkomstig was uit gokken, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het voorhanden hebben van munitie en opzetheling van een gestolen motorfiets. De rechtbank vond de verklaringen van de verdachte niet overtuigend en oordeelde dat hij wist dat het geld en de munitie van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/684352-17
Datum uitspraak: 15 februari 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 februari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. E. Broekhof, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Schwab, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
Medeplegen van witwassen;
Voorhanden hebben van een of meer wapens van categorie III en/of een hoeveelheid munitie van categorie III;
Diefstal in vereniging met braak van een motorfiets, subsidiair medeplegen van heling van diezelfde motorscooter;
Medeplegen van brandstichting van een politieauto.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1 (witwassen)
4.1.1
Toetsingskader witwassen
Allereerst dient beoordeeld te worden of verdachte en zijn medeverdachte de bewuste geldbedragen voorhanden hebben gehad. Indien dat het geval is dient de vraag te worden beantwoord of kan worden bewezen dat deze geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank merkt hierbij op dat het niet vereist is dat het geldbedrag afkomstig is uit een
nauwkeurig aangeduidmisdrijf. Wel is vereist dat vaststaat dat het geldbedrag afkomstig is uit
enigmisdrijf. Om dit te beoordelen hanteert de rechtbank het volgende toetsingskader.
Uit de feiten en omstandigheden moet een vermoeden van witwassen kunnen worden vastgesteld. Als die situatie zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat voorwerp of geldbedrag. Deze verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. [1] Als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, dan nog kan bewezen worden dat een voorwerp “uit enig misdrijf” afkomstig is. Dit is mogelijk als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
4.1.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
130.000 euro
De officier van justitie vindt ten aanzien van dit geldbedrag bewezen dat verdachte dit heeft witgewassen door het verrichten van verhullingshandelingen.
De officier van justitie heeft gewezen op de feiten en omstandigheden waaronder het geldbedrag van 130.000 euro werd aangetroffen. Zij wijst onder meer op de hoogte van het bedrag, de coupures waarin het bedrag is aangetroffen en op de wijze waarop en de plaatsen waar het geldbedrag is aangetroffen. Deze feiten en omstandigheden leveren volgens de officier van justitie een witwasvermoeden op. De verklaring van verdachte dat hij het geld verdiend had door meerdere dagen te gokken in een koffiehuis aan de Javastraat acht zij onvoldoende concreet, niet verifieerbaar en hoogst onwaarschijnlijk. Op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden kan het volgens haar dan ook niet anders zijn dan dat het geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is.
Dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] dit bedrag tezamen en in vereniging hebben witgewassen, blijkt volgens haar onder meer uit de beelden van de parkeerplaats Tetterode en de losse koeken die in de woning van de medeverdachte [medeverdachte] zijn aangetroffen, die overeenkomen met de verpakkingsdozen waarin het geld is aangetroffen. Verder is hiervoor van belang dat de auto waarin het geld is aangetroffen op naam van verdachte is gehuurd.
3.23690 euro en 1.520 euro
De officier van justitie vindt ten aanzien van de geldbedragen van 3.236,90 euro en 1.520 euro bewezen dat verdachte dit heeft witgewassen door de geldbedragen voorhanden te hebben.
Volgens de officier van justitie is ook ten aanzien van voornoemde geldbedragen sprake van een witwasvermoeden. Verdachte heeft verklaard dat hij het geldbedrag van 3.236,90 euro heeft gespaard van zijn salaris. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte hoogst onwaarschijnlijk, onder meer omdat coupures van € 500,- niet als salaris worden uitbetaald en niet zonder afspraak gepind kunnen worden bij de bank.
Ten aanzien van het geldbedrag van 1.520 euro heeft verdachte verklaard dat het geld niet van hem was. De officier van justitie wijst erop dat in de jas, naast het geld, ook verdachte zijn Audi autosleutel en een stortingsbewijs van de Western Union op naam van verdachte is aangetroffen.
De officier van justitie vindt het daarnaast opvallend dat tussen de foto’s/selfies op de telefoon van verdachte afbeeldingen staan waarbij de verdachte een hoeveelheid bankbiljetten vasthoudt, waaronder een hoeveelheid opgerolde bankbiljetten.
Op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden kan het volgens de officier van justitie daarom niet anders zijn dan dat ook deze geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
4.1.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het witwassen van het geldbedrag van 130.000 euro. Volgens de raadsvrouw kan niet bewezen worden verklaard dat verdachte wetenschap had van het geldbedrag. Uit de beschikbare beelden van Tetterode-parking blijkt niet duidelijk dat verdachte spullen waarin dat geld bleek te zitten op enig moment in zijn handen heeft gehad. Bovendien was hij niet de enige die de autosleutel tot zijn beschikking had en zijn er op verschillende momenten jongens bij de auto geweest, zonder dat verdachte daarbij was.
Ten aanzien van de geldbedragen van 3.236,90 euro en 1.520 euro heeft de raadsvrouw ook vrijspraak bepleit. Over het geldbedrag van 3.236,90 euro heeft verdachte verklaard dat het spaargeld betrof. Volgens de raadsvrouw is die verklaring niet onaannemelijk.
Over het geldbedrag van 1.520 euro heeft verdachte verklaard dat het geld van zijn broer betrof. De raadsvrouw wijst erop dat de broer van verdachte een verzoek tot teruggave heeft gedaan.
4.1.4.
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [2]
Aangetroffen goederen
Op 31 juli 2017 kwam de politie, naar aanleiding van een melding over een verdachte situatie, op de Willem de Zwijgerlaan in Amsterdam ter plaatse. Bij aankomst zagen de verbalisanten dat medeverdachte [medeverdachte] in de richting van de politieauto keek, vervolgens wegdook en zich probeerde te verstoppen. Zij zagen dat hij iets wat later de autosleutel van de gehuurde Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] bleek te zijn, in de bosjes gooide. Met de in de bosjes aangetroffen autosleutel hebben de verbalisanten de auto geopend en in de achterbak tassen aangetroffen met dure merkkleding met de labels er nog aan. Hierop hebben de verbalisanten [medeverdachte] aangehouden. In het schoudertasje dat [medeverdachte] bij aanhouding om zijn schouder had, bleek een stapel bankbiljetten te zitten dat later 6.550 euro [3] bleek te bedragen.
Toen de verbalisanten verdachte, die op een snorfiets kwam aanrijden, wilden aanspreken, reed hij hard weg. Na een achtervolging is ook verdachte aangehouden. Bij fouillering van verdachte werd een geldbedrag van 3.236 euro en 90 eurocent [4] aangetroffen. De aangetroffen Volkswagen Golf is door de politie doorzocht. [5] In totaal werd in de auto 130.000 euro aangetroffen, op de vloer voor de bijrijderstoel, onder de vloermat bij de bijrijderstoel en in de bagageruimte. De bankbiljetten waren in bundeltjes verpakt in broodzakjes die weer waren verpakt in dichtgeplakte chips-, koek- en Kellogs Fruit ’n Fibre verpakkingen. Tevens werden in de auto tassen met dure kleding en een huurovereenkomst van de auto op naam van verdachte aangetroffen. [6]
Op 11 augustus 2017 is de woning van verdachte op het adres [woonadres] in [woonplaats] doorzocht. In de bij de woning behorende berging is in de zakken van een jas een geldbedrag van 1.520 euro [7] gevonden. Ook werd in een jaszak een Audi autosleutel aangetroffen van een Audi die op naam bleek te staan van verdachte.
(Tezamen en in vereniging met een ander) voorhanden hebben
130.000 euro
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de volgende omstandigheden, verdachte en medeverdachte [medeverdachte] het geldbedrag van 130.000 euro tezamen en in vereniging voorhanden hebben gehad.
Het huurcontract van de Volkswagen Golf waarin het bedrag is aangetroffen, staat op naam van verdachte. [8]
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn op 29, 30 en 31 juli 2017, veelal samen, al dan niet met anderen daarbij, bij deze auto op de parkeerplaats Tetterode gezien. Uit de camerabeelden van Tetterode-Parking, op welk parkeerterrein de Volkswagen Golf op 31 juli door de politie is aangetroffen, die door de politie zijn bekeken, blijkt dat zij op 29 juli 2017 om 02:23 uur samen in de huurauto het parkeerterrein komen oprijden. Medeverdachte [medeverdachte] bestuurt de auto. Verdachte verricht een handeling bij de betaalzuil. Op de beelden is te zien dat medeverdachte [medeverdachte] de achterklep opent, dat verdachte voorovergebogen bij de achterbak staat en dat medeverdachte [medeverdachte] met de zaklamp in de achterbak schijnt. Ze verlaten samen het parkeerterrein. [9]
Op 30 juli 2017 rond 18:19 uur wordt gezien dat vier personen naar de auto lopen, onder wie medeverdachte [medeverdachte] . Twee personen dragen zogenoemde
big shoppersmee. Medeverdachte [medeverdachte] zet een rode
big shopperin de achterbak. Alle personen verrichten handelingen in de achterbak. Verdachte komt op een scooter aanrijden en even later verlaat hij samen met de vier personen, waaronder medeverdachte [medeverdachte] , de parkeerplaats. Om 19:37 uur komt verdachte met medeverdachte [medeverdachte] en twee onbekende personen weer aan bij de parkeerplaats. Wederom vinden er handelingen in de achterbak plaats. Medeverdachte [medeverdachte] neemt plaats op de bestuurdersstoel. Hij rijdt twee keer en rondje op de parkeerplaats om vervolgens de auto één plaats naast waar die daarvoor stond neer te zetten. Gezamenlijk verlaten zij weer het parkeerterrein. [10]
Op 31 juli 2017 om 01:58 uur komt medeverdachte [medeverdachte] met een koelbox naar de auto. Bij de auto bevinden zich nog vier andere personen. Medeverdachte [medeverdachte] rijdt een klein stukje in de auto. De achterbak wordt geopend en er vindt veel activiteit plaats rond de achterbak. [11] Om 2:17 uur wordt de auto in een ander parkeervak, het parkeervak waar de auto door de politie wordt aangetroffen, geparkeerd. Vervolgens is te zien dat twee scooters, met onder andere verdachte daarop, wegrijden richting de uitgang van het parkeerterrein. Om 2:29 uur is te zien dat medeverdachte [medeverdachte] de auto opent en naar de bijrijdersdeur loopt. Te zien is dat hij die deur opent en de auto in bukt. Vervolgens is te zien dat verdachte de auto afsluit. Kort daarna wordt hij aangehouden. [12] Medeverdachte [medeverdachte] bleek in het bezit te zijn van de autosleutel.
Bij doorzoeking van de auto door de politie, op 31 juli 2017, wordt 130.000 euro in de auto aangetroffen. Het geld zat in bundels van 10.000 euro verstopt in onder meer diverse verpakkingsmaterialen van LU en Oreo koekjes, maar ook in Kellogs Fruit ’n Fibre” dozen. Op 11 augustus 2017 heeft er in de woning van medeverdachte [medeverdachte] een doorzoeking plaatsgevonden. In de keuken van medeverdachte [medeverdachte] lagen los koeken behorend bij de in de auto aantroffen dozen waar koeken waren uitgenomen zodat de stapels bankbiljetten op de plek van de koeken konden worden gestopt. Ook zat in een plastic houdbaarheidsdoos in een kast in de keuken van medeverdachte [medeverdachte] een hoeveelheid “Fruit ’n Fibre” met onder meer banaan en kokos, wat overeenkwam met de oorspronkelijke inhoud van de aangetroffen verpakkingsdozen “Fruit ’n Fibre” in de auto. [13]
Verdachte heeft nooit verklaard dat hij niet wist van het geldbedrag van 130.000,-. Sterker nog, hij heeft een verklaring afgelegd over de herkomst van dit geldbedrag.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat naar uiterlijke verschijningsvormen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn in de dagen voorafgaand aan hun aanhouding meerdere malen in elkaars gezelschap bij de auto geweest, waarbij meermalen is gezien dat handelingen worden verricht bij de geopende kofferbak van de auto. De auto is gehuurd op naam van verdachte, medeverdachte [medeverdachte] wordt gezien terwijl hij de auto korte stukjes bestuurt en medeverdachte [medeverdachte] wordt met de autosleutels door de politie aangetroffen. Verdachte heeft een verklaring afgelegd die door de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde wordt geschoven. Echter verklaart verdachte daarmee wel kennis te hebben van het geldbedrag. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
3.236,90 euro
Bij de insluitingsfouillering van verdachte op 31 juli 2017 wordt 3.236,90 euro aangetroffen bij verdachte. Verdachte had dit geldbedrag dus voorhanden.
1.520 euro
In de berging behorend bij de woning van verdachte wordt in een jaszak 1.520 euro aangetroffen. In dezelfde jas is ook een autosleutel van een Audi en een stortingsbewijs op naam van verdachte aangetroffen. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat verdachte dit geldbedrag voorhanden had.
Witwasvermoeden
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de vraag of onder deze omstandigheden sprake is van een witwasvermoeden het volgende laten meewegen:
  • de waarde en de samenstelling van de aangetroffen geldbedragen;
  • de wijze waarop de geldbedragen werden aangetroffen;
  • het feit dat medeverdachte [medeverdachte] bij het zien van de politie de sleutel van de auto in de bosjes gooide en dat verdachte bij het zien van de politie snel wegreed;
  • de informatie die bekend is over het legale inkomen van verdachte
Op grond van al deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat zonder meer sprake is van een witwasvermoeden. Van verdachte mag dan ook een verklaring worden verlangd die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
De verklaring van verdachte en het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het geldbedrag van 130.000 euro
Verdachte heeft tijdens de pro forma zitting van deze rechtbank op 10 november 2017 een verklaring afgelegd over de herkomst van het geldbedrag. Medeverdachte [medeverdachte] heeft zelf geen verklaring afgelegd over de herkomst van het geldbedrag.
De verklaring van verdachte voldoet naar het oordeel van de rechtbank niet aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld, namelijk dat die verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Verdachte heeft verklaard het geld te hebben verdiend met gokken in een koffiehuis aan de Javastraat in Amsterdam. De naam of nadere adresgegevens van het koffiehuis heeft hij niet willen verstrekken. Daar komt bij dat verdachte pas drie en een halve maand na het aantreffen van het geld verklaart over de herkomst van het geld, nadat hij – zo blijkt uit door de politie afgeluisterde telefoongesprekken van onder meer verdachte en medeverdachte [medeverdachte] – onder druk is gezet om de schuld voor het aangetroffen geldbedrag op zich te nemen. [16]
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan dan dat het geldbedrag van 130.000 euro van enig misdrijf afkomstig is. De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, ook van oordeel dat verdachte wist dat het geldbedrag dat hij voorhanden had van enig misdrijf afkomstig was. Het in vereniging witwassen van voornoemd geldbedrag is daarmee bewezen.
Ten aanzien van het geldbedrag van € 3.236,90
Verdachte heeft verklaard dat het bij de insluitingsfouillering aangetroffen geldbedrag spaargeld betrof en dat hij een deel van het geld van zijn moeder geleend had. De rechtbank vindt deze verklaring hoogst onwaarschijnlijk, gezien het bedrag van 130.000 euro dat verdachte tevens voorhanden had waardoor de noodzaak tot sparen ongeloofwaardig is. Verder heeft de rechtbank bij haar beoordeling betrokken dat tevens een briefje van 500 bij dit geldbedrag is aangetroffen, welke coupure slechts kan worden opgenomen op afspraak bij een bank en niet zo maar kan worden gepind bij een pinautomaat.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat verdachte wist dat het geldbedrag van enig misdrijf afkomstig was. Het witwassen van voornoemd geldbedrag is daarmee bewezen.
Ten aanzien van het geldbedrag van € 1.520,-
Verdachte heeft verklaard dat het geld van zijn broer is. De rechtbank vindt deze verklaring hoogst onwaarschijnlijk. In de jas is namelijk een stortingsbewijs van € 1.200,- op naam van verdachte aangetroffen en een autosleutel van een auto die op naam van verdachte stond. [17]
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat verdachte wist dat het geldbedrag van enig misdrijf afkomstig was. Het witwassen van voornoemd geldbedrag is daarmee bewezen.
4.2.
Overige feiten
4.2.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie vindt het voorhanden hebben van wapens en munitie bewezen. Zij wijst op het proces-verbaal van bevindingen van de telefoon, wapen- en munitierapporten, het proces-verbaal van bevindingen van de doorzoeking van de woning, de schouw, het duimvergelijkend onderzoek, het proces-verbaal van bevindingen van de regels van de schietvereniging, een tapgesprek van 12 augustus 2017 tussen verdachte en [naam 1] en op een verklaring die verdachte op 11 september 2017 heeft afgelegd dat de foto’s op zijn telefoon zijn gemaakt bij een schietvereniging.
De officier van justitie wijst er verder op dat verdachte geen nadere informatie over de betreffende schietvereniging heeft willen verschaffen. Uit voornoemd proces-verbaal regels schietvereniging blijkt dat de betreffende foto’s niet op een schietvereniging kunnen zijn gemaakt.
De munitie die is aangetroffen in de slaapkamer van verdachte kan verschoten worden met twee van de drie wapens.
Ten aanzien van feit 3
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde diefstal niet bewezen. De subsidiair ten laste gelegde opzetheling acht zij wel bewezen.
Ten aanzien van feit 4
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om verdachte vrij te spreken wegens gebrek aan bewijs.
4.2.2.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 2
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van feit 2.
Verdachte heeft op 28 september en ter terechtzitting verklaard dat maar één filmpje op de schietvereniging gemaakt is (img 0962 pistool Makarov en/of pistool Glock). In de regels van de schietvereniging staat daarnaast niet dat een introducé geen foto’s mag nemen van uitgestalde wapens.
Op grond van het filmpje kan niet worden vastgesteld dat verdachte die wapens ooit heeft vastgehouden of tot zijn beschikking heeft gehad.
De schouw en het duimvergelijkend onderzoek kunnen volgens de raadsvrouw niet als bewijs worden gebruikt.
Met betrekking tot de munitie refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 3
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van feit 3. De vingerafdruk van verdachte zegt niks over de wetenschap van de criminele herkomst van de scooter, onder andere omdat niet is vast te stellen hoe en wanneer die vingerafdruk op de scooter terecht is gekomen.
In het proces-verbaal van het aantreffen van de scooter staat weliswaar dat de kap verbroken was en de cilinder eruit hing, maar vastgesteld dient te worden of verdachte dit daadwerkelijk gezien heeft.
Ten aanzien van feit 4
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van feit 4. Verdachte heeft het feit ontkend en het dossier biedt onvoldoende aanwijzingen dat verdachte bij het feit betrokken zou zijn geweest.
4.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte wapens voorhanden heeft gehad. De filmpjes, de schouw en het duimvergelijkend onderzoek zijn onvoldoende onderscheidend om dit te concluderen.
Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte munitie voorhanden heeft gehad. Tijdens de doorzoeking van de woning van de moeder van verdachte is op een boekenplank in de slaapkamer munitie aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij deze munitie gekocht heeft.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 3 primair ten laste is gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank vindt de ten laste gelegde opzetheling wel bewezen. Daarvoor is het volgende van belang. De motorscooter is kort na de diefstal aangetroffen, hooguit 39 uren erna, en op dat moment was op de bovenkant van de koffer een vingerafdruk van verdachte aanwezig. De eigenaar van de scooter heeft verklaard dat hij zijn scooter niet heeft uitgeleend tot dat deze werd gestolen. De rechtbank is van oordeel dat het kan niet anders dan dat verdachte heeft opgemerkt dat er zodanige schade was aangebracht aan het contactslot dat starten op de gebruikelijke wijze niet meer mogelijk was. Verdachte moet naar het oordeel van de rechtbank daarom geweten hebben dat de motorscooter van diefstal afkomstig was. De rechtbank acht ook bewezen dat de opzetheling tezamen en vereniging is gepleegd nu tevens een vingerafdruk van [medeverdachte] op de scooter is aangetroffen.
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 4 ten laste is gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 1
op 31 juli 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van 130.000,- euro in een auto en
- een geldbedrag van 3236,90 euro (aangetroffen in de kleding en/of tas)
en op 11 augustus 2017
- een geldbedrag van 1520,- euro (aangetroffen in een jas in de box van een woning, gelegen aan/(behorende) bij de [woonadres] )
voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader wisten dat bovenomschreven
voorwerpen afkomstig waren uit enig misdrijf.
Ten aanzien van feit 2
te Amsterdam, een hoeveelheid munitie van categorie III, te weten, op 11 augustus, in de woning gelegen aan de [adres 1] , een patroon (9 maal 19 mm, bodemstempel Lapua 9 mm luger) voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair
in de periode van 13 juni 2017 tot en met 15 juni 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een motorscooter (kenteken [kenteken] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen wisten dat het een door diefstal, in elk geval een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Bewijsmiddelen

De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het onder feit 1 bewezen geachte feit heeft begaan op grond van de in rubriek 4. in voetnoten vervatte bewijsmiddelen.
De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het onder feit 2 en feit 3 subsidiair bewezen geachte feiten heeft begaan op grond van de in bijlage 2 vervatte bewijsmiddelen. Die bijlage is aan dit vonnis gehecht en geldt als hier ingevoegd.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder feit 1, feit 2 en feit 3 subsidiair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling en een contactverbod met [medeverdachte] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] .
9.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
De raadsvrouw vindt een contactverbod met alle door de officier van justitie genoemde personen te ver gaan.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft ter waarde van 134.756,90 euro witgewassen. Dit is een ernstig misdrijf. Door witwassen worden de inkomsten uit misdrijven in het legale betalingsverkeer gebracht of geprobeerd te brengen. Dit is niet alleen een gevaar voor de integriteit van het financiële en economische verkeer, ook worden deze inkomsten daarmee aan het zicht van justitie onttrokken. Bovendien maakt het witwassen van dit illegaal verkregen geld dat van criminaliteit kan worden geprofiteerd. In andere woorden: dat misdaad zou lonen. Hierdoor levert het een bijdrage aan het voortbestaan van allerlei vormen van criminaliteit.
In witwaszaken met dit soort geldbedragen wordt door rechters doorgaans dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vele maanden opgelegd. De zogenoemde LOVS-oriëntatiepunten noemen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen tot twaalf maanden als uitgangspunt voor fraudedelicten met een bedrag tussen 125.000 en 250.000 euro. Deze oriëntatiepunten zijn ontwikkeld om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd.
Ten opzichte van dat uitgangspunt is sprake van strafverzwarende omstandigheden. Verdachte heeft zich naast het witwassen ook schuldig gemaakt aan opzetheling en het voorhanden hebben van munitie. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie brengt onaanvaardbare risico’s voor de maatschappij met zich en heling zorgt er - net als witwassen- voor dat plegers van strafbare feiten kunnen profiteren van de opbrengsten.
Ook is strafverzwarend dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 10 januari 2018 al meerdere keren is veroordeeld voor vermogensdelicten. Die eerdere veroordelingen hebben verdachte er blijkbaar niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daar tegenover staat dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 26 januari 2018, opgesteld door reclasseringswerkster M. van Amerongen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden, waarvan 3 (drie) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling passend en geboden. Die straf zal de rechtbank daarom aan verdachte op leggen.
Beslag
Onder verdachte zijn meerdere voorwerpen in beslag genomen. De volledige beslaglijst is als bijlage 3 aan dit vonnis toegevoegd.
Verbeurdverklaring van de voorwerpen met nummers 1, 2 en 3.
Deze voorwerpen zijn van verdachte. Nu met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de voorwerpen met nummers 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17 en 18.
Deze voorwerpen komen niet in aanmerking voor verbeurdverklaring en zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57, 63, 416 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 als eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde, het onder feit 3 primair en onder feit 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 als tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde, het onder feit 2 en feit 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
Medeplegen van witwassen en witwassen.
Ten aanzien van feit 2
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair
Medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien verdachte gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
1. zich moet melden bij Reclassering Nederland, Wibautstraat 12 te Amsterdam. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Gedurende deze periode moet de verdachte zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft.
2. meewerkt aan ambulante behandeling bij forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering. Verdachte dient zich te houden aan het behandelplan en de bijkomende interventies noodzakelijk geacht door De Waag.
Beslag
Verklaart verbeurd:
1. Geld Euro
85 x 50; 23 x 100 euro
5427188
2. Geld Euro
2200x50; 89x100; 3x200; 21x500 euro
5427191
3. Geld Euro
G5433137 1x 200 20x50 16x20
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
4. 1.00 STK Personenauto [kenteken]
AUDI a3
5336022
5. 1.00 STK Horloge Kl:Zilver
HUBLOT Geneve
5433139 Zwarte siliconen band
6. 1.00 STK Snorfiets
PIAGGIO VESPA sprint 2014 [kenteken]
5215699
7. 1.00 STK Schoenen Kl:zwart
BALENCIAGA
5427372
8. 1.00 STK Shirt Kl:oranje
NIKE
5427388
9. 1.00 STK Kleding Kl:oranje
NIKE
Nike Short 5427389
10. 1.00 STK Schoenen Kl:groen
VALENTINO
Valentino Rockrunner 5427373
11. 1.00 STK Riem Kl:bruin
SALVATORE
Salvatore Ferragamo 5427375
12. 1.00 STK Box Kl:grijs
DSQUARED Boxer
5427378
13. 1.00 STK Shirt Kl:wit
DSQUARED polo
5427379
14. 1.00 STK Broek Kl:wit
KENZO
5427380
15. 1.00 STK Zwembroek Kl:blauw
DSQUARED
5427383
16. 1.00 STK Zwembroek Kl:zwart
DSQUARED
5427385
17. 1.00 STK Trui Kl:wit
DSQUARED
5427387
18. 1.00 PR Schoenen
LOUBOUTIN
5446517
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.H.J. Evers, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en F.P. Lauwaars, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. van der Hooft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 februari 2018.

Voetnoten

1.Dit is eerder bepaald door het Gerechtshof Amsterdam in zijn arrest van 11 januari 2013:
2.In de hierna volgende voetnoten wordt telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het procesdossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders wordt vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 02 009 en proces-verbaal van bevindingen, p. 02 013.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 02 046.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 02 007 – 02 0010.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 02 007 – 02 010.
7.Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking woning [verdachte] , p. 02 082.
8.Proces-verbaal van bevindingen huurcontract VW Golf, p. 02 047 – 02 053.
9.Proces-verbaal van bevindingen uitkijken beelden Tetterode-Parking, p. 02 055 – 02 059.
10.Proces-verbaal van bevindingen uitkijken beelden Tetterode-Parking, p. 02 063 – 02 072.
11.Proces-verbaal van bevindingen uitkijken beelden Tetterode-Parking, p. 02 054 – 02 072.
12.Proces-verbaal van bevindingen uitkijken beelden Tetterode-Parking, p. 02 054 – 02 072.
13.Proces-verbaal van bevindingen bij doorzoeking woning [medeverdachte] , p. 02 077 – 02 079.
14.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek ICOV [verdachte] , p. B 065 – B 066.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. A 022 – A 023.
16.O.a. proces-verbaal van bevindingen onderzoek bezoek en contact [verdachte] en [medeverdachte] , p. 02 140 – 02 143 en proces-verbaal van bevindingen relevante tapgesprekken verschaffen ontlastende verklaring [medeverdachte] , p. 02 144 – 02 150.
17.Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking woning [verdachte] , p. 02 082.