ECLI:NL:RBAMS:2018:10104

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2018
Publicatiedatum
17 oktober 2019
Zaaknummer
C/13/643510 / FA RK 18-996
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder en aanhouding van het verzoek ten aanzien van de vader in afwachting van nader onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 oktober 2018 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar twee minderjarige kinderen, geboren in 2014 en 2015. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om beëindiging van het gezag, omdat de kinderen in een onveilige thuissituatie bij hun ouders hadden geleefd en er zorgen waren over de opvoedingscapaciteiten van beide ouders. De moeder, die gediagnosticeerd is met borderline-problematiek, heeft in het verleden suïcidepogingen gedaan en is niet in staat gebleken om de zorg voor de kinderen op een veilige manier te waarborgen. De vader heeft ook een rol gespeeld in de problematiek, maar de rechtbank heeft besloten om zijn verzoek tot beëindiging van het gezag aan te houden voor nader onderzoek. De kinderen verblijven momenteel bij pleegouders en zijn gehecht aan deze nieuwe situatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat het toekomstperspectief van de kinderen niet meer bij de ouders ligt en dat de moeder niet in staat is om binnen een aanvaardbare termijn de zorg voor de kinderen op zich te nemen. De vader heeft weliswaar een goede band met de kinderen, maar zijn relatie met de moeder en de impact daarvan op de kinderen moet verder worden onderzocht. De rechtbank heeft de beslissing om het gezag van de moeder te beëindigen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, terwijl het verzoek van de Raad omtrent de vader is aangehouden.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
Team familie- en jeugdzaken
Locatie Amsterdam
zaaknummer / rekestnummer: 643510 / FA RK 18/996
Beschikking van 3 oktober 2018 betreffende beëindiging van het ouderlijk gezag
in de zaak van de:
Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekende partij,
hierna te noemen de Raad.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- [de moeder] , wonende aan de [adres] te [woonplaats] , hierna te noemen de moeder, bijgestaan door mr. K. Walburg gevestigd te Alkmaar;
- [de vader] , wonende aan de [adres] te [woonplaats] , hierna te noemen de vader bijgestaan door mr. Van Vliet.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het op 12 februari 2018 ingekomen verzoekschrift tot beëindiging van het ouderlijk gezag van de ouders over de minderjarigen, alsmede de benoeming van LJ&R tot voogdes.
1.2.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting met gesloten deuren van
30 augustus 2018. Ter gelegenheid hiervan zijn verschenen en gehoord: H. Uyanik namens de Raad, de moeder bijgestaan door mr. Walburg, de vader bijgestaan door mr. Van Vliet alsmede [informant] als informant namens LJ&R.
1.3.
Tevens heeft de behandeling van het verzoek van de Raad omtrent de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing van de betreffende kinderen tegelijkertijd met de onderhavige procedure plaatsgevonden.
1.4.
Bij de beschikking van deze rechtbank van 30 augustus 2018 is de ondertoezichtstelling van de betreffende kinderen verlengd met ingang van 3 september 2018 tot 3 september 2019 en is eveneens de machtiging uithuisplaatsing voor verblijf van de minderjarigen bij het huidige netwerkpleeggezin voor dezelfde periode verlengd.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder hebben een relatie met elkaar (gehad). Zij zijn de ouders van:
- [kind 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2014 en
- [kind 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015.
2.2.
De kinderen zijn onder toezicht gesteld en met een machtiging uit huis geplaats. [kind 1] is sedert
18 september 2015 onder toezicht gesteld en [kind 2] sedert 3 september 2015. Zij verblijven sedert september 2015 op het adres van de [pleegouders] .
2.3.
De ouders van de kinderen verblijven op andere adressen. De vader heeft nog twee kinderen uit een eerdere relatie. Zij zijn onderscheidenlijk 11 jaar en 19 jaar.
2.4.
Het ouderlijk gezag over genoemde kinderen berust bij de ouders.

3.Het verzoek

3.1.
Het onderhavige verzoek strekt tot beëindiging van het ouderlijk gezag op grond van artikel 1:266 en verder van het Burgerlijk Wetboek (BW) van de ouders van genoemde minderjarigen.
3.2.
Het verzoek strekt voorts tot benoeming van de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering [plaats] (LJ&R) tot voogdes.
3.3.
De ouders zijn het niet eens met het verzoek het ouderlijk gezag te beëindigen.

4.De standpunten en de stukken

4.1.
De Raad heeft ter onderbouwing van het verzoek een onderzoeksrapport gedateerd 8 februari 2018 ingebracht. Uit de ingebrachte stukken en de daarop ter zitting gegeven toelichting blijkt, kort samengevat, het volgende.
4.2.
In maart 2017 wordt door LJ&R aan de Raad gevraagd om in het kader van de beëindiging van het ouderlijk gezag van de ouders van genoemde kinderen een onderzoek te doen. Dit onderzoek is gestart op 2 november 2017. De reden hiervan was dat het LJ&R ondanks hun eerder gestelde doel van mening is dat het toekomstperspectief van de kinderen niet langer bij de ouders ligt. De ouders zijn onvoldoende leerbaar gebleken, beschikken over onvoldoende kennis en vaardigheden ten aanzien van de verzorging en opvoeding. Zij kunnen daarnaast onvoldoende rust, regelmaat, veiligheid, voorspelbaarheid en stabiliteit bieden. Er is vóórdat het verzoek in maart 2017 werd gedaan getracht om de kinderen weer terug te plaatsen bij hun ouders. In november 2016 leek een thuisplaatsing van de kinderen een moment om te realiseren, nadat de ouders zichtbaar hard hadden gewerkt aan hun persoonlijke groei. Het veiligheidsplan leek compleet. Als gevolg hiervan zijn de kinderen vervolgens op 30 november 2016 weer bij hun moeder gaan wonen. In de week erna is het echter mis gegaan. De moeder vergat een aantal dagen haar medicatie in te nemen en probeerde zich te stabiliseren door alle gemiste pillen in een keer in te nemen. Een ruzie tussen de ouders is daar aan vooraf gegaan. Van die ruzie is [kind 1] getuige geweest. De moeder moest opgenomen worden in het ziekenhuis en de kinderen zijn toen weer terug gegaan naar hun [pleegouders] . Sedertdien wonen de kinderen weer bij [pleegouders] .
Er zijn gesprekken geweest met de ouders. Daaruit is gebleken dat de ouders onvoldoende inzicht hebben in de ernst van de problematiek. De relatie tussen de ouders is inmiddels verbroken. De moeder wil een kans om te laten zien dat zij het als alleenstaande moeder nu wel onder controle heeft.
De moeder is gediagnostiseerd met borderline-problematiek met depressieve klachten. Zij heeft al diverse suïcide pogingen gedaan. De kinderen zijn in hun jonge leven en op een kwetsbare leeftijd meerdere periodes aan onveiligheid en onrust in de opvoedsituatie blootgesteld.
De kinderen hebben het goed in het netwerkgezin. De pleegouders gaan respectvol om met de ouders van de kinderen. Zij geven daarmee emotioneel aan de kinderen toestemming om contact te mogen hebben met hun ouders. Uit het onderzoeksrapport van de Raad komt verder naar voren dat de kinderen nu geen hulpverlening hebben, omdat het goed met ze gaat. [kind 2] woont al sinds hij twee weken oud is bij [pleegouders] . De kinderen gaan op vrijdag en dinsdag naar de opvang.
De huidige verblijfplaats van de kinderen biedt hen rust, structuur, veiligheid, voorspelbaarheid en stabiliteit. Ze zijn inmiddels gewend aan hun huidige woonsituatie en gehecht bij hun [pleegouders] . Er is met de vader meer contact dan met de moeder. Hij doet veel moeite om er voor de kinderen te zijn. Hij steunt [pleegouders] . Hij oefent ook taken uit die horen bij het vaderschap. Er is dagelijks contact. Vader heeft een supermarkt.
4.6.
Ter zitting heeft de Raad het verzoek ten aanzien van beide ouders gehandhaafd. Het toekomstperspectief van de kinderen ligt niet meer bij de ouders, aldus de Raad. De kinderen zijn inmiddels gehecht in het huidige gezin waar zij al sedert september 2015 verblijven. Hoe jonger de kinderen zijn, hoe korter de aanvaardbare termijn is om ze nog terug te plaatsen, aldus de Raad. Er zijn dit jaar in de maanden mei en juni wederom zorgmeldingen binnengekomen. De knipperlichtrelatie van de ouders geeft onveiligheid bij de kinderen. Volgens de vader zijn ze uit elkaar. In december 2017 was de relatie tussen de ouders nog aan.
De vader
4.7.
De vader is het niet eens met het verzoek. Hij heeft de kinderen niets misdaan. Hij zorgt goed voor de kinderen en hij is er altijd voor ze. Ze verblijven ook bij hem maar overnachten niet bij hem. Hij vindt het onrechtvaardig als hij niets meer over zijn kinderen te zeggen zou hebben. Volgens de vader staat er in het rapport niets vervelends over hem. Hij is rustiger geworden en begripvoller ten opzichte van de moeder. Hij wil daarom graag het gezag behouden. Hij ziet ook niet de noodzaak om het gezag af te pakken. Hij wil keuzes voor de kinderen maken op het gebied van geloof, school en andere zaken. Hij is altijd voor de kinderen bereikbaar, ook s`nachts en heeft onbeperkte omgang met de kinderen. Hij woont in de buurt van de kinderen, maar moet nu eenmaal werken. Volgens de vader houden hij en de moeder nog van elkaar en willen ze met de kinderen een gezin vormen. Het gaat volgens de vader nu veel beter met de moeder.
De moeder
4.8.
De moeder is het ook niet eens met het verzoek. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat ze alle hulp accepteert en dat zij daar ook open voor staat. Het is voor haar nu duidelijker geworden waarmee zij hulp nodig heeft. Zij heeft inmiddels ondersteuning gevonden in de persoon van [betrokkene] van het bedrijf Suprazorg. Het is de bedoeling dat deze mevrouw de moeder bij alles gaat begeleiden, adviseren, ondersteunen en observeren. Volgens de moeder heeft zij inmiddels al na drie weken heel veel positieve resultaten behaald. Volgens de moeder gaat het sedert april 2017 al goed met haar. Zij is depressie vrij en zij is gestopt met Olanzapine. Zij voelt zich gelukkig, opgewekt en zij heeft weer zin in het leven, aldus de moeder. Volgens de moeder heeft zij haar borderline goed onder controle dat wil zeggen dat de moeder vindt dat destijds niet goed is onderzocht of zij wel borderline heeft. Zij betreurt het dat zij niets positiefs over zichzelf leest in de stukken. Alles wordt gebaseerd op oud nieuws. Zij vindt ook dat er een te eenzijdig beeld van haar uit de stukken blijkt. Zij ontkent dat zij de problematiek/situatie bagatelliseert.
Zij zegt wel dat zij er “nog niet is” en dat zij nog steeds hulp wil voor haar tekortkomingen. Zij had gehoopt en hoopt nog steeds een kans te krijgen. Toen de kinderen in november 2016 bij haar terug werden geplaatst was zij er nog niet aan toe. Zij heeft toen geen goede opbouw en begeleiding ontvangen, aldus de moeder. Ook was het contact tussen haar en Spirit niet goed. Zij is er nu wel aan toe. Zij gebruikt geen medicatie meer en zij wil graag voor de kinderen zorgen en hen weer thuis hebben. Volgens de moeder is de relatie tussen haar en de vader nooit uit geweest, ook al heeft de hulpverlening dat altijd gedacht. Zij wil het gezag behouden en ook om mede te bepalen naar welke school de kinderen gaan. Zij wil ook een stem hebben in het geval de kinderen (medisch) behandeld moeten worden. Zij bevestigt dat er dit jaar politiemeldingen zijn gedaan, waarbij zij betrokken is geweest. Zij betreurt dat. Volgens de moeder komt dat door opgelopen emoties. Ten aanzien van het incident waarbij zij zou hebben gedreigd met een mes, ontkent zij dat daarvan sprake is geweest. Zij wil meer omgang met de kinderen. Het contact tussen haar en de verzorgers van de kinderen is niet goed. Daarom is zij het ook niet eens met de verlenging machtiging uithuisplaatsing in het huidige pleeggezin. Zij is het wel eens met de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing in een ander pleeggezin.
De kinderen
4.9.
Volgens [pleegouders] heeft vooral [kind 1] veel meegemaakt met haar ouders. [kind 1] is lange tijd op zoek geweest naar wat haar huis was en wie er echt voor haar was in haar leven. De terugplaatsing naar haar moeder in november 2016 is voor haar slecht verlopen. Sinds [kind 1] weer bij [pleegouders] woont gaat het prima met haar. [kind 1] weet dat ze zal opgroeien bij haar [pleegouders] . Zij heeft nu rust gevonden, aldus [pleegouders] . De kinderen hebben een fijn contact met hun vader. Ze zien hem vaak en zijn ook blij om hem te zien. Na bezoek aan hun vader komen ze blij en opgewekt terug. De vader en [pleegouders] hebben bijna elke avond contact met elkaar. Met de moeder is minder contact. De kinderen zien hun moeder een uur per maand. De bezoeken gaan nu beter.
LJ&R
4.1
Het gaat goed met de kinderen bij [pleegouders] . Het toekomstperspectief van de kinderen ligt niet bij de ouders. De vader heeft een eigen zaak en kan niet alleen voor de kinderen zorgen. Er is intensief contact tussen de vader en de kinderen en dat verloopt goed. De omgang tussen de moeder en de kinderen loopt beter voor de kinderen, nu die omgang begeleid is. Het lukt vader niet altijd om in het belang van de kinderen te handelen. Hij kan niet tegen de moeder op. Hij blijft met haar contact houden en hij voedt haar in het idee dat zij voor de kinderen kan zorgen en in de toekomst samen met hem weer een gezin kan vormen. Hij vindt het ook onzin dat de moeder de kinderen maar zo weinig mag zien. Hij ziet de gevolgen voor de kinderen van het onvoorspelbare gedrag van de moeder niet in.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien:
een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
de ouder het gezag misbruikt.
5.2.
Het komt er – kort gezegd – op neer dat indien duidelijk is dat de moeder en/of de vader niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding kunnen dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de rechtbank het gezag van de ouders kan beëindigen.
5.3.
Het ijkpunt voor het bepalen van de aanvaardbare termijn voor een kind is de periode van onzekerheid die het kind kan overbruggen, zonder verdergaande ernstige schade op te lopen voor zijn/haar ontwikkeling over de plek waar hij/zij zal opgroeien. Wat voor een minderjarige een redelijke termijn is, is mede afhankelijk van zijn of haar leeftijd en ontwikkeling. Een zich over jaren uitstrekkende verlenging van de ondertoezichtstelling sluit daar volgens de wetgever niet bij aan. In deze zaak is die aanvaardbare termijn voor terugplaatsing gepasseerd.
5.4.
Uit de ingebrachte stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de kinderen in een onveilige thuissituatie hebben geleefd bij hun ouders en dat, terwijl geprobeerd is om de kinderen terug te plaatsen bij de moeder, een consequente veilige thuissituatie mede door de onmacht van de moeder en/of vader samen niet langer meer kon worden gewaarborgd. Voldoende aannemelijk is geworden dat het toekomstperspectief van de kinderen niet langer bij de moeder ligt. De kinderen wonen al geruime tijd bij de [pleegouders] vaderszijde. Zij zijn gehecht en het gaat goed met de kinderen. Verder neemt de rechtbank in beschouwing dat er in de jaren 2014, 2015, 2016, december 2017 en daarna zorgmeldingen zijn binnengekomen en dat hierbij in ieder geval sprake is geweest van spanningen tussen de ouders van de kinderen.
5.5.
Verder is gebleken dat de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing telkens is verlengd vanwege de persoonlijke problematiek van de moeder in combinatie met de ingewikkelde relatie tussen de moeder en de vader. Er was sprake van verbaal en fysiek geweld tussen de ouders.
Verzoek ten aanzien van de moeder
5.6.
Het verzoek van de moeder om het verzoek ten aanzien van haar aan te houden, wordt afgewezen omdat de rechtbank zich ten aanzien van de moeder voldoende acht ingelicht om een definitieve beslissing te geven op het verzoek van de Raad.
5.7.
De rechtbank is op grond van hetgeen is gebleken tot de overtuiging gekomen dat de moeder niet in staat is de verzorging en opvoeding van genoemde minderjarigen naar behoren op zich te nemen binnen een voor de kinderen aanvaardbare termijn. De rechtbank acht daarom het verzoek ten aanzien van de moeder voor toewijzing vatbaar. Dat laat onverlet dat de moeder altijd de moeder van de kinderen zal zijn. Er dient oog te zijn voor het contact tussen de moeder en de kinderen. Indien het contact tussen de moeder en de pleegouders goed contact tussen haar en de kinderen in de weg staat dan dienen betrokkenen te worden geholpen/begeleid het onderlinge vertrouwen te herstellen. Indien het tot de mogelijkheden behoort dan dient het minimale contact dat er nu is tussen de moeder en de kinderen van een uur per vier weken in de toekomst te worden uitgebreid.
5.8.
Het verweer van de moeder dat haar nog een kans dient te worden gegeven nu het sedert april 2017 veel beter met haar gaat, dat het onderhavige verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag te voorbarig is ingediend en dat zij open staat voor hulp, wordt verworpen. Hoewel de moeder op de zitting heeft aangegeven dat het beter met haar gaat, dat zij geen medicijnen meer gebruikt, dat zij wordt geholpen en nu in staat is stappen vooruit te zetten die aan haar kant een positieve ontwikkeling zouden kunnen laten zien, maakt dat de beslissing op het verzoek aangaande de beëindiging van het gezag niet anders. Hier speelt mee dat er inmiddels een situatie is ontstaan, waarin de kinderen reeds langere tijd niet meer bij de moeder thuis wonen en waarbij de kinderen gehecht zijn geraakt in het pleeggezin waar zij verblijven. Voor de kinderen dient er duidelijkheid te zijn waar zij opgroeien en dat is niet meer bij de moeder. Dit betekent niet dat de moeder in haar rol van ouder niet kan laten zien dat zij een positieve bijdrage wil leveren in de verdere ontwikkeling van de kinderen.
Verzoek ten aanzien van de vader
5.9.
Met betrekking tot het verzoek ten aanzien van de vader acht de rechtbank het verzoek van de Raad onvolledig. Er dient naar het oordeel van de rechtbank nog nader onderzoek te worden gedaan naar de relatie tussen de moeder en de vader en het inzicht van de vader daarin voor wat betreft de gevolgen die dat heeft gehad en heeft op de kinderen. Aan de ene kant verklaart vader dat hij van de moeder houdt en dat hij met de moeder en de kinderen een gezin wil vormen, terwijl hij aan de andere kant vindt dat de kinderen in het pleeggezin op een goede plek zitten. Daarnaast blijkt niet uit het rapport dat de vader als ouder niet in staat zou zijn de vereiste verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen op zich te blijven nemen, met name waar het betreft het nemen van gezagsbeslissingen (zoals schoolkeuze, medische behandelingen etc), waarbij de kinderen tot volwassenheid verblijven in het pleeggezin (zijn moeder en zus). Dit klemt temeer nu onweersproken door de vader is gesteld dat hij heel betrokken is op de kinderen en ook wekelijks diverse keren aanwezig is bij [pleegouders] en de kinderen, de omgang tussen de vader en de kinderen (in tegenstelling tot die tussen moeder en de kinderen) onbegeleid is en niet beperkt in tijd, en niet is gebleken dat de vader ooit medewerking aan gezagsbeslissingen ten behoeve van de kinderen geweigerd heeft.
5.10.
De rechtbank verzoekt daarom de Raad en LJ&R de rechtbank uiterlijk
woensdag 10 april 2019het verzoek ten aanzien van de vader nader te motiveren en de rechtbank nader te informeren omtrent de invloed die de huidige (wel/niet) relatie tussen de vader en moeder op de kinderen heeft zowel in het geval de vader het gezag zal behouden of het gezag zal verliezen.
Het bovenstaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing:

De rechtbank:
- beëindigt het ouderlijk gezag van de moeder: [de moeder] , geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedatum] 1984, wonende aan de [adres] , te [woonplaats] ,
over haar minderjarige kinderen:
[kind 2]
,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015 en [kind 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2014;
- verklaart deze beslissing in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
- houdt het verzoek van de Raad omtrent de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader - en iedere verdere beslissing - aan tot de
pro formazitting van 15 april 2019in afwachting van berichten van de Raad of de Stichting Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, zoals hierboven onder 5.10. is overwogen.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.G. van Arem, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. H.C. Hoogeveen en mr. P. de Geus, rechters tevens kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van M. Langereis, griffier, op 3 oktober 2018. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).