In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 oktober 2018 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar twee minderjarige kinderen, geboren in 2014 en 2015. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om beëindiging van het gezag, omdat de kinderen in een onveilige thuissituatie bij hun ouders hadden geleefd en er zorgen waren over de opvoedingscapaciteiten van beide ouders. De moeder, die gediagnosticeerd is met borderline-problematiek, heeft in het verleden suïcidepogingen gedaan en is niet in staat gebleken om de zorg voor de kinderen op een veilige manier te waarborgen. De vader heeft ook een rol gespeeld in de problematiek, maar de rechtbank heeft besloten om zijn verzoek tot beëindiging van het gezag aan te houden voor nader onderzoek. De kinderen verblijven momenteel bij pleegouders en zijn gehecht aan deze nieuwe situatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat het toekomstperspectief van de kinderen niet meer bij de ouders ligt en dat de moeder niet in staat is om binnen een aanvaardbare termijn de zorg voor de kinderen op zich te nemen. De vader heeft weliswaar een goede band met de kinderen, maar zijn relatie met de moeder en de impact daarvan op de kinderen moet verder worden onderzocht. De rechtbank heeft de beslissing om het gezag van de moeder te beëindigen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, terwijl het verzoek van de Raad omtrent de vader is aangehouden.