Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 2 februari 2017 tevens houdende incidentele vordering ex artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met producties,
- de conclusie van antwoord in het incident,
- het vonnis in het incident van 29 maart 2017,
- de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie,
- het vonnis van 24 mei 2017 waarin een comparitie van partijen is gelast,
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
- de doorhaling ter rolle van 25 oktober 2017 op verzoek van partijen,
- de fax van de advocaat van [eiseres] van 12 maart 2018 waarin zij heeft verzocht om de zaak weer op de rol te plaatsen en een datum voor de comparitie te bepalen,
- de dagbepaling van de comparitie,
- de akte wijziging van eis tevens akte houdende aanvullende producties, ter griffie ingekomen op 5 juni 2018, met producties,
- het proces-verbaal van comparitie van 20 juni 2018 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
a) (…)
- Veendam 13 MWp
- (…)
- Veendam2 5 MWp
Thanx”.
“Dit is correct.”.
overgemaakt
hiervan op de hoogte gebracht."
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
“agreed. Thanks [voornaam] ”op het bericht van [naam 2] namens Powerfield “
zodra de rest ook binnen is, wordt de laatste 30 overgemaakt Heb [naam 1] hiervan op de hoogte gebracht”kan naar het oordeel van de rechtbank, mede gelet op het uitblijven van enige reactie nadien van [eiseres] tot het moment van betaling door Powerfield, niet anders worden uitgelegd. Powerfield heeft er na deze e-mailwisseling gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat [eiseres] – binnen redelijke grenzen – akkoord was met een latere betaling en dat deze latere betaling de beëindigingsovereenkomst niet teniet zou doen. De uitleg die [naam 1] ter comparitie heeft gegeven aan zijn mededeling, te weten dat hij ervan uitging dat het restant van € 30.000,00 later die dag door Powerfield zou worden betaald en dat hij daarmee instemde, is door Powerfield gemotiveerd weersproken en door [eiseres] niet althans onvoldoende onderbouwd. Als dat zo was had het op zijn weg gelegen om kort na 12 februari 2016 navraag te doen. Ook de stelling van [eiseres] dat betaling voor 12 februari 2016 om 12.00 uur essentieel was voor [eiseres] , is door [eiseres] onvoldoende onderbouwd en strookt ook niet met de door [naam 1] gedane onvoorwaardelijke mededeling in zijn e-mail van 12 februari 2016.
“Tot 1 januari kunnen we dit niet aanbieden, omdat ieder project in eerste instantie naar Padero zou gaan, maar na ontbinding van onze overeenkomst zal dit geen probleem meer zijn”is gelet op hetgeen in de overeenkomst staat vermeld onvoldoende. Ook uit de mailwisseling op 10 december 2015 waarin het project Leek door [eiseres] wordt afgewezen kan dit niet worden afgeleid. In die e-mail schrijft [eiseres] immers zelf dat de overeenkomst ziet op het aanbieden van zonne-energieprojecten wanneer deze voldoen aan de Qualification Criteria en geeft [eiseres] aan dat zij het project niet wil kopen, ook niet wanneer het aan de Qualification Criteria voldoet. De uitdrukkelijke tijdelijke uitsluiting van een drietal projecten uit de overeenkomst in de beëindigingsovereenkomst dient te worden bezien in het kader van de regeling die partijen met elkaar hebben afgesproken, zodat gelet op die context hieruit niet kan worden afgeleid dat de aanbiedingsplicht van Powerfield op grond van de overeenkomst ook gold voor projecten die nog niet aan de voorwaarden voldeden. Voorts volgt niet uit de overeenkomst dat Powerfield verplicht was om te zorgen dat alle projecten aan de Qualification Criteria zouden gaan voldoen en zij in die zin tekort is geschoten. In artikel 2.2 staat weliswaar dat Powerfield zal teweegbrengen en garanderen (“
shall procure and warrant”) dat elke SPV aan de Qualification Criteria gaat voldoen, maar niet gesteld of gebleken is dat Powerfield niet aan deze verplichting heeft voldaan. Tussen partijen is immers niet in geschil dat in 2015 geen SDE subsidie kon worden verkregen door Powerfield (voorwaarde d). Niet gesteld of gebleken is dat dit aan Powerfield te wijten is. Dit heeft tot gevolg dat Powerfield op grond van de overeenkomst niet verplicht was om zonne-energieprojecten die nog niet voldeden aan de Qualification Criteria aan [eiseres] aan te bieden. Het stond Powerfield derhalve vrij om dergelijke projecten aan derden te verkopen. Een verbod hiertoe kan niet uit de overeenkomst worden afgeleid. Dit sluit ook aan bij hetgeen is opgenomen in de overeenkomst onder d van de preambule. Hierin staat dat beide partijen vrij zijn om zonne-energieprojecten te ontwikkelen zonder de andere partij daarbij te betrekken. Ter onderbouwing van haar stelling dat Powerfield zonne-energieprojecten aan derden heeft verkocht, heeft [eiseres] een overeenkomst van 1 december 2015 overgelegd tussen Powerfield en TPSolar B.V. Nog daargelaten of deze overeenkomst voldoende is bepaald om als verkoopovereenkomst te kunnen worden gezien, staat tussen partijen vast dat geen van de in deze overeenkomst genoemde projecten op 1 december 2015 voldeed aan de Qualification Criteria. Mocht Powerfield derhalve op grond van deze overeenkomst zonne-energieprojecten hebben verkocht aan TPSolar B.V., dan was dit gelet op het voorgaande niet in strijd met de overeenkomst. Bovendien staat door het ontbreken van de ingevolge artikel 2.2 sub d) vereiste subsidie vast dat het voor Powerfield niet mogelijk was om te voldoen aan haar verplichting uit artikel 6.4 van de overeenkomst, ongeacht of zij projecten aan derden verkocht. Dat [eiseres] door dit handelen van Powerfield in die zin is benadeeld voor het moment van het sluiten van de beëindigingsovereenkomst is derhalve niet gebleken.
1.086,00(2,0 punten × tarief € 543,00)
“The mortgage right will dissolve with the Partnership Agreement dissolution”. Het moet er derhalve voor worden gehouden dat de hypotheek teniet is gegaan. De hypothecaire schuld is immers voldaan en de overeenkomst is beëindigd. De inschrijving van de hypotheek is hiermee waardeloos geworden. Powerfield wil nu dat [eiseres] meewerkt aan doorhaling van die hypotheek. Artikel 3:274 BW bepaalt ten aanzien van de doorhaling van de hypotheek: 1. Wanneer een hypotheek is tenietgegaan, is de schuldeiser verplicht aan de rechthebbende op het bezwaarde goed op diens verzoek en op diens kosten bij authentieke akte een verklaring af te geven, dat de hypotheek is vervallen. (…) 2. Deze verklaringen kunnen in de registers worden ingeschreven. Zij machtigen dan tezamen de bewaarder tot doorhaling. 3. Wordt de vereiste verklaring niet afgegeven dan is artikel 3:29 BW van overeenkomstige toepassing. Artikel 3:29 BW regelt de waardeloosverklaring door de rechtbank van de inschrijving en het bevel tot doorhaling. Gelet op de vordering van Powerfield zal [eiseres] worden bevolen om medewerking te verlenen aan de doorhaling op grond van artikel 3:274 BW door een verklaring af te geven dat de hypotheek is vervallen. Voor het geval dat [eiseres] hier niet binnen veertien dagen aan meewerkt, zal de rechtbank de inschrijving van de hypotheek waardeloos verklaren op grond van artikel 3:274 jo. 3:29 BW. Voor het opleggen van een dwangsom ziet de rechtbank gelet op het voorgaande geen aanleiding.
€ 543,00(2 punten × factor 0,5 × tarief € 543,00)