Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
beschikking van de kantonrechter
Stichting Hogeschool van Amsterdam
[naam verweerder]
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Uitgangspunten
“Artikel 12 indiening klacht1. Een medewerker of student van de Hogeschool van Amsterdam die in de werk-studiesituatie wordt geconfronteerd met ongewenst gedrag, kan zo spoedig mogelijk doch uiterlijk tot één jaar na uitschrijving of ontslag een schriftelijke klacht indienen bij de klachtencommissie(…).2. Een klacht bevat tenminste de naam, het adres en woonplaats van de klager, een omschrijving van het tijdstip, de aard, de inhoud en de plaats van het gewraakte gedrag, alsmede de identiteit van de beklaagde (…)3. Anonieme klachten worden niet in behandeling genomen.4. Indien een klacht die feitelijk bestemd is voor de klachtencommissie elders wordt ingediend, draagt de ontvanger zorg voor doorverwijzing van de klager naar de klachtencommissie.(…)”
“Artikel 2 Samenstelling, voordracht en benoeming van de Klachtencommissie1.De Klachtencommissie bestaat uit de voorzitter, twee leden (…). Een lid wordt voorgedragen door het College van Bestuur, een lid door de CMR (centrale Medezeggenschapsraad) en een lid gezamenlijk door CvB en VCMR.3. (…)De samenstelling van de Klachtencommissie is voorts zodanig dat voldoende deskundigheid beschikbaar is met betrekking tot seksuele intimidatie op psychosociaal en juridisch gebied.(…)
Betreft: verzoek herziening besluit examencommissie en klachtbrief”.Deze brief betrof haar bezwaar tegen het niet halen van twee vakken wegens het niet bijwonen van lessen en het plegen van plagiaat. In deze klacht stelt zij ook het volgende:
“Doordat ik zowel een aantal tentamens als aanwezigheidsplichtvakken open had staan ben ik na mijn terugkomst opnieuw naar de studie adviseur gegaan om een programma samen te stellen voor het aankomend jaar. Tot mijn grote verbazing adviseerde de studieadviseur mij ineens om (..)”met mijn kut te gaan spelen”, Overrompeld ben ik de kamer uit gelopen en heb vervolgens besloten om mijn studietraject zelf op te stellen. Deze docent heeft mij niet alleen tijdens persoonlijke gesprekken getreiterd, geschoffeerd en beledigd, hij heeft mij ook echter meerdere malen belachelijk gemaakt tijdens zijn colleges. (…)”
“Dezelfde dag nog(kantonrechter: 25 juni 2013)
stuurt mevrouw [naam opleidingsmanager 1] een reactie terug waarin zij aangeeft dat ze nog de betrokken docenten moest aanhoren en dat ik daarna schriftelijk een reactie zal ontvangen. (..) Anno 2017 heb ik nog steeds niets vernomen van mevrouw [naam opleidingsmanager 1] ”.
“- [naam verweerder] heeft de volgende uitlating gedaan tegen een student; als ik je een harde schouderklop geef, valt je tampon er dan uit?- [naam verweerder] heeft tegen een student gezegd dat zij alleen een les mag missen als zij een foto stuurt van haar wet t-shirt contest- [naam verweerder] heeft tijdens een intakegesprek een meisje aan het huilen gebracht, door haar te denigreren, omdat zij een Luis Vuitton tas had. Volgen hij zou zij er wel komen, omdat zij een rijkeluiskindje was.”[naam verweerder] heeft betwist deze uitlatingen te hebben gedaan.
“
(…) Tijdens de overdracht van het personeelsdossier van [naam verweerder] in september 2017 (bedoeld moet zijn: 2015)
met voormalig leidinggevende [naam opleidingsmanager 1] kreeg ik de indruk dat er wel het een en ander aan de hand was rondom het functioneren van [naam verweerder] . Dit verbaasde mij niet aangezien ik zelf al had gezien hoe hij op een vreemde en ongebruikelijke manier met leerlingen omging (hij stond bijvoorbeeld minutenlang in innige omhelzingen met studenten). [naam opleidingsmanager 1] vertelde dat er over [naam verweerder] in de jaren daarvoor meermaals klachten waren binnen gekomen door studenten, decaan en docenten over ongepast gedrag, intimiteiten en agressieve reacties naar studenten. (..) [naam opleidingsmanager 1] vertelde van de casus van twee studenten die een klacht hadden ingediend over [naam verweerder] en die zij toen ook had gesproken (…).De namen van de studenten werden in mijn herinnering niet genoemd. (…) Toen de studenten herkansingen waren aangeboden trokken ze hun klachten in gaf [naam opleidingsmanager 1] aan. (…) [naam opleidingsmanager 1] vertelde dat er eerder ook al eens klachten waren geweest van studenten en dat ook collega docenten zich hadden verbaasd over de wijze waarop [naam verweerder] met studenten omging. Voornamelijk de omhelzingen en innige gesprekjes aan de tafel in de gang vielen op. Die had zij zelf ook al eens gezien en met [naam verweerder] besproken gaf zij aan. Op mijn vraag waarom deze klachten ontbreken in het dossier van [naam verweerder] zei [naam opleidingsmanager 1] dat dit bewust uit het dossier was gehouden om hem niet te belasten en omdat de klachten toch waren ingetrokken.”
“Er is manager van verschillende kanten ter ore gekomen dat [naam verweerder] zich naar studenten soms ongepast opstelt. Het gaat hierbij onder meer om het uiten van seksueel getinte opmerkingen en toespelingen. Bovendien heeft [naam verweerder] innige omhelzingen en wordt er gezoend. Er is bij meerdere studenten angst voor [naam verweerder] , zij geven te kennen bang te zijn om tegen iets wat hen tegenstaat in te gaan of te bespreken. Zij vrezen dan voor negatieve consequenties bij de beoordeling.Dit gedrag past niet bij een docent. De wet staat dit niet toe en de HvA heeft hiervoor strike richtlijnen en een helder beleid. (….) [naam verweerder] vindt zelf ook dat bovengenoemd ongepast gedrag niet toelaatbaar is. Manager wil [naam verweerder] voor ‘beeldvorming’ beschermen en de student in een afhankelijke positie beschermen. [naam verweerder] wordt gewaarschuwd om elke schijn te vermijden van intimiderend gedrag.[naam verweerder] herkent het beeld en de geschetste gedragingen en geeft aan te begrijpen dat dit een probleem is omdat studenten dit gedrag als ongewenst kunnen ervaren.
Afgesproken:[naam verweerder] zal zich onthouden van elke vorm van lichamelijk contact met studenten. Een handdruk is uiteraard wel goed, maar geen andere aanrakingen, omhelzingen of zoenen. Opmerkingen en grappen die eventueel door studenten als intimiderend of ongepast kunnen worde opgevat of de schijn ertoe geven, zullen worden vermeden. Aangezien [naam verweerder] begrijpt om welk gedrag het gaat en dit gedrag ook herkent, is er vertrouwen dat [naam verweerder] ook in staat is om dit gedrag aan te passen. Mocht het ongewenste gedrag zich onverhoopt toch weer voor doen dan zullen er disciplinaire maatregelen worden genomen.”
“(…)Ik ben het namelijk nog steeds niet eens met de stelligheid waarmee het beschreven wordt. Met name de volgende zinnen: ‘Er is manager van verschillende kanten ter ore gekomen dat [naam verweerder] zich naar studenten soms ongepast opstelt. Het gaat hierbij onder meer om het uiten van seksueel getinte opmerkingen en toespelingen. Bovendien heeft [naam verweerder] innige omhelzingen en wordt er gezoend.’ Om recht te doen aan de student, maar ook aan mij, lijkt mij de volgende formulering geschikt: ‘…dat studenten ervaren dat [naam verweerder] zich ongepast opstelt. Opmerkingen worden als ongepast ervaren en er zijn innige omhelzingen.[naam verweerder] betreurt dit. Hij is er stellig van overtuigd dat hij geen seksueel getinte opmerkingen maakt, en vindt het heel vervelend als iemand zich onheus bejegend voelt. Dat mag nooit het geval zijn."
“(…) [naam verweerder] zit zichzelf regelmatig in de weg door frustraties over het werk (…). [naam verweerder] zit niet goed in zijn vel, komt regelmatig ongelukkig over. Studenten benoemen dit ook en geven aan dat [naam verweerder] ongeïnspireerd lesgeeft, studenten onplezierig benadert. (…) Soms kan [naam verweerder] opvliegerig reageren of zichzelf volledig afsluiten of zelfs weglopen, dit is niet bevorderlijk voor de betrokkenheid.(…)”
“Waardering ervaar ik beter dan voorgaande jaren. Ik voel me niet meer voortdurend bedreigd. Toch is de dreiging niet helemaal weg, dat heeft voor mij vooral met de zwijgende organisatie te maken. Je weet niet wat er speelt, er zijn veel informele (roddel)circuits, er is een kleine incrowd die alles bepaalt. Dus voor mijn gevoel kan alles zomaar weer anders zijn.”
“Twee weken geleden (27 januari) heeft mijn stage eindbeoordelingsgesprek plaatsgevonden. Hierbij was mijn SLB-er [naam verweerder] aanwezig en daarnaast ook [naam tweede beoordelaar] als tweede beoordelaar. Ik heb na het gesprek mijn stage uiteindelijk afgesloten met een 7, echter is dit gesprek tot mijn teleurstelling niet fijn verlopen. (….) Toen ik zei “ik bedoel het niet negatief, vervelend of beledigend richting de opleiding, maar ik heb voor mijn gevoel in mijn stageperiode meer geleerd dan in een jaar theorie op school’ flipte [naam verweerder] compleet. Hij schreeuwde dat mijn opmerking een belediging was voor hem en zijn collega’s en begon heel boos en agressief zijn tas in te pakken. (…) Echter ik wil wel een klacht indienen over de onprofessionele manier van handelen van [naam verweerder] . (…)Ook wil ik vermelden dat [naam verweerder] al vaker ongepaste grapjes heeft gemaakt. Hij is al 3 jaar mijn SLB-er en ik weet niet beter dan dat hij altijd wel een vieze grap of opmerking maakt. (…) Tijdens mijn stagebezoek heeft [naam verweerder] ook een ongepast grapje gemaakt (…) Ik heb vandaag mijn hart kunnen luchten bij mijn afstudeerbegeleider [naam afstudeerbegeleider] . Zij wees mij erop dat ik u het best hierover kon mailen. Ik zou het vervelend vinden als [naam verweerder] weet dat ik een klacht indien tegen hem en zou het daarom prettig vinden als u deze informatie als vertrouwelijk beschouwt.”
“In communicatie met [naam verweerder] geeft hij te verstaan dat je hem bij de voornaam [naam verweerder] moet noemen. (…) [naam verweerder] bespreekt fysieke ongemakken als het verwijderen van nierstenen openlijk in de klas en ook in één op één gesprekssituaties met studenten. (…)
“(…) [naam verweerder] vroeg aan mij of hij ook nog even 1 op 1 met mij zou kunnen zitten. Mijn praktijkbegeleider gaf aan dat dit prima was waarop [naam verweerder] als “grap/opmerking” zei : haha ja en dan doe ik de lampen uit, de gordijnen dicht en de deur op slot.” Toen was het even ongemakkelijk stil (…).”
(…) In 2015 heeft uw manager, [naam 1] , u aangesproken op signalen over ongepast gedrag naar studenten. De gedragingen hadden onder meer betrekking op het seksueel getinte en insinuerende opmerkingen. Daarnaast was er sprake van innige omhelzingen met studentes, waarbij er soms werd gezoend. Uw manager heeft aangegeven dat dergelijke gedragingen zeer ongewenst zijn.(…) Evenwel bereikten mij vorige week opnieuw signalen over grensoverschrijdende gedragingen van uw kant. (…) Ik heb dan ook besloten een onafhankelijk onderzoek in te stellen. (…) U wordt op de hoogte gesteld van de onderzoeksopdracht en de naam van de onderzoeker. U zult in het onderzoek vanzelfsprekend ook gehoord worden.”
“Bijgevoegd doen wij u ook de Regeling ongewenst gedrag van de HvA toekomen. Wij verzoeken u te werken volgens de in de regeling beschreven procedure van onderzoek door de Klachtencommissie. Tevens verzoeken wij u de resultaten van uw onderzoek te voorzien van een advies.”
[naam studente 2] , studente Communicatie, heeft op 8 februari 2017 (met als onderwerp: vertrouwelijke klacht) een schriftelijke melding gedaan (bijlage 1) inzake ongewenste gedragingen van [naam verweerder] (….) bij [naam 1] . Daarop heeft de HvA besloten deze melding alsmede de (mondelinge) melding van een andere studente te doen onderzoeken door een speciaal daartoe ingestelde externe onderzoekscommissie, aan de hand van een door de HvA opgestelde onderzoeksopdracht (bijlage 2).Er is formeel geen sprake van een klacht, in de zin van de Regeling ongewenst gedrag HvA bij de Klachtencommissie Ongewenst Gedrag (bijlage 3). De onderzoekscommissie heeft bij het onderzoek naar deze meldingen overigens wel zoveel mogelijk gehandeld conform de Regeling ongewenst gedrag HvA .”
-op 27 februari 2017 [naam studente 2] ;
- op 28 februari 2017 een tweede studente, welk verslag niet bij het onderzoek is betrokken op verzoek van de studente;
-op 9 maart 2017 [naam praktijkbegeleidster] , de praktijkbegeleidster van [naam studente 2] ;
-op 10 maart 2017 [naam tweede beoordelaar] , docente;
-op 14 maart 2017 [naam verweerder] , bijgestaan door zijn gemachtigde;
“Een tijdje geleden meldde [naam verweerder] dat hij minder op school zou zijn omdat hij geopereerd moest worden (verwijdering nierstenen). Ik heb zijn verhalen daarover zo vaak gehoord, in het SLB-groepje, in de les, in de 1 op 1-gesprekken; hij vertelde alle details en refereerde daarbij aan zijn geslachtsdeel (een slangetje inbrengen in zijn plasser). Ik vond dat heel vervelend, ik wil niet van een docent horen dat ie aan zijn geslachtsdeel wordt geopereerd. Ik heb daar toen zelf iets over gezegd: “Mijnheer, nu is het klaar, ik hoef ’t niet meer te horen”.(…)Ik moest van hem afleren om [naam verweerder] te zeggen. Hij zei herhaaldelijk: “noem me [naam verweerder] ”, en kwam daar herhaaldelijk op terug als ik toch mijnheer zei.(…)Eindgesprek stage:Ik liep stage bij een pr-bureau en de voornaamste reden dat ik deze klacht heb ingediend is het verloop van het eindgesprek. Ik had hiervoor een portfolio gemaakt aan de hand waarvan 2 beoordelaars met je in gesprek gaan en vragen stellen. De beoordelaars waren [naam verweerder] en [naam tweede beoordelaar] .Voorafgaand aan het gesprek waren [naam tweede beoordelaar] en ik al aanwezig en we praten een beetje over koetjes en kalfjes. [naam verweerder] kwam binnen en een van ons zei iets als: “ach ja, we hebben het n beetje over vrouwendingen”. Waarop [naam verweerder] reageerde met “oh, vrouwendingen, dan denk ik gelijk aan iets anders.”(…)Tijdens mijn stage vond een gesprek plaats met [naam verweerder] en mijn praktijkbegeleider vanuit de stage. [naam verweerder] liet hierbij een ongeïnteresseerde indruk achter.(…)Hij vroeg mijn praktijkbegeleider of hij mij nog even 1 op 1 kon spreken en voegde toe: “dan doe ik de deuren op slot en lampen uit en de gordijnen dicht”.”
Het gesprek met de schoolloopbaanbegeleider (SLB-er) van [naam studente 2] , [naam verweerder] , vond plaats op zijn verzoek. (...) Ik vroeg [naam verweerder] of ze mij nog nodig hadden en dat bleek niet zo te zijn. [naam verweerder] vroeg zelf om nog even met [naam studente 2] apart te spreken over haar stageonderzoek. Dat is op zich normaal, dat gebeurt vaker. Toen zie hij, “oké, dan doen we de deur op slot en het licht uit en de gordijnen dicht”.(…).
“(..) Toen [naam verweerder] binnen kwam vroeg hij waar we het over hadden en ik zei “vrouwendingen”.(…) Nee ik kan me niet herinneren dat [naam verweerder] een opmerking maakte, en nu u mij zegt wat [naam studente 2] daarover verklaart (….) kan ik me dat ook niet herinneren. Zo heb ik dat niet geregistreerd. Ik ken [naam verweerder] niet goed maar weet wel dat hij humor “met een edge” heeft”.
-dat [naam verweerder] zijn gedrag (zijn boosheid) aan het einde van het stage beoordelingsgesprek met [naam studente 2] betreurt;
-dat zijn opmerking over de “vrouwendingen” achteraf bezien flauw was, gemakkelijk verkeerd uit te leggen en niet bedoeld zoals opgevat door [naam studente 2] , en dat hij dat beter niet had kunnen zeggen;
-dat hij zich de uitspraak “lamp uit, gordijnen dicht en deur op slot” niet letterlijk herinnert, maar de strekking wel: die was dat docent en leerling elkaar even alleen zouden gaan spreken over de inhoud van de opleiding en dat de woorden die hij eraan gegeven heeft, zeker achteraf en in de huidige context gezien onhandig gekozen zijn;
-dat het klopt dat hij in de klas over zijn nierstenen heeft gesproken, dat hij 10 weken met een hoge dosering pijnstillers les heeft gegeven;
“Ik heb met cliënt gesproken. De gezondheidstoestand van cliënt is zorgwekkend. Cliënt heeft EMDR therapie. Cliënt heeft angststoornissen, is depressief, heeft geen interesse meer in het leven, heeft slaapproblemen, verminderde eetlust, is vermoeid, voelt zich waardeloos en heeft gedachten aan de dood. Overigens is deze diagnose van de psycholoog op 22 maart jl. aan [naam onderzoeker 2] en u toegezonden. De gedachten aan de dood zijn de afgelopen weken toegenomen en inmiddels is aan cliënt de medicatie citalopram voorgeschreven.(…)Ik heb op 30 mei 2017 uit betrouwbare bron vernomen dat [naam 1] op 30 mei 2017 tijdens een vergadering heeft gezegd tegen de deelnemers aan die vergadering, collega’s van cliënt, dat er sprake is van een misdraging van de kant van cliënt en dat er een goede financiële regeling getroffen is. (…) De facto wordt cliënt door een dergelijke onjuiste (…)mededeling (…) gediffameerd. Hij heeft hiermee onomkeerbare reputatieschade geleden.(…)AfrondendOnder andere omstandigheden zou ik de Hogeschool van Amsterdam een lijst van nadere sommaties (…) geven (…). Dat doe ik nu niet, omdat cliënt te ziek is en op dit moment niet in staat om een dergelijk traject in te gaan. De arts en de psycholoog van cliënt overleggen over vervolgstappen qua medicatie en therapie. (…)”
- [naam studente 4] , 17 november 2017:
“Dit is geweest in april of mei 2015. (…)(..) En toen ging hij nog meer tegen mij schreeuwen en verschrikkelijk boos tekeer (…) Opnieuw flipte hij zonder reden, hij was enorm boos en ging schreeuwen. Toen barstte ik opnieuw in huilen uit (...).
“(…)Ik ben in 2008 begonnen bij de HvA en had de eerste jaren les van hem. (…)Zijn grensoverschrijdend gedrag speelt al heel wat jaren. [naam verweerder] had moeite met mij aan te kijken, aangezien hij overduidelijk zijn ogen op mijn borsten gericht had (…). Op een dag zei [naam verweerder] tegen mij: “Goh [naam studente 5] zal ik je naar huis brengen? (…) Een dag later kwam hij met “zal ik je achter op mijn fiets naar [naam plaats] (…) brengen?”(…) Ik kan mij ook nog herinneren dat hij in de les tegen mij zei dat het niet erg was als ik er een keer niet was maar dat ik dan wel een foto moest geven van mijn wet t shirt contest. (...)”-Er zijn nog vier verklaringen overgelegd door HVA (producties 3A, 3B, 3C en 4A) aangaande het incident betreffende [naam studente 1] .
Verzoek
Verweer
BeoordelingOpzegverbod
Ontbinding op de e-grond
-de verklaringen van studenten [naam studente 1] , [naam studente 2] , [naam studente 3] , [naam studente 4] , [naam studente 5] , [naam studente 6] en een anonieme student;
-de verklaringen van [naam 2] , [naam tweede beoordelaar] , [naam praktijkbegeleidster] , [naam 1] en [naam opleidingsmanager 1] ;
-de onderzoeksresultaten van de Commissie [naam onderzoeker 2] ;
-het feit dat [naam verweerder] in oktober 2015 is gewaarschuwd voor zijn gedrag, en dat hij sindsdien seksueel intimiderend, althans ongepast gedrag is blijven vertonen.
op dit momentontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens de gestelde grond, rechtvaardigt. In dit verband geldt het volgende.
[naam studente 1]heeft in 2013 een klacht ingediend bij HvA tegen [naam verweerder] , die niet als klacht in de zin van de Klachtenregeling is aangemerkt en die niet als zodanig is behandeld. Uit de hiervoor weergegeven feiten blijkt dat de klacht van [naam studente 1] , evenals de inhoud daarvan, bekend was bij [naam opleidingsmanager 1] , de toenmalige opleidingscoördinator. Tevens staat vast dat [naam opleidingsmanager 1] het bestaan van deze klachten heeft genoemd aan [naam 1] , zij het dat zij daarbij geen naam heeft genoemd en daar – ten onrechte – bij heeft vermeld dat de klacht zou zijn ingetrokken.
HvA heeft in deze klacht destijds, noch in 2013, noch ten tijde van de overdracht van [naam opleidingsmanager 1] aan [naam 1] in 2015, aanleiding gezien verder onderzoek te doen. De klacht is niet ter kennis van [naam verweerder] gebracht en de HvA heeft geen sancties jegens [naam verweerder] getroffen. Tegen die achtergrond is het onbegrijpelijk dat HvA deze klacht thans mede ten grondslag legt aan het onderhavige verzoek, en in elk geval kan deze klacht anno 2017 niet meer in doorslaggevende mate bijdragen aan de verzochte ontbinding. Dit zou uiteraard anders hebben gelegen wanneer HvA pas recent op de hoogte zou zijn geraakt van het bestaan van de klacht, maar dat is niet het geval.
[naam studente 5]heeft verklaard over een periode rond 2009-2011 (zij verklaart immers dat ze in 2008 op de HvA is begonnen en de eerste jaren les van [naam verweerder] had).
[naam studente 4]verklaart over een incident in april of mei 2015. [naam verweerder] ging in de les enorm tegen haar tekeer, waarop zij in huilen uit barstte. Toen zij na de les naar [naam verweerder] toe ging draaide zijn gedrag 180 graden, zo verklaart zij, en werd hij een soort vaderfiguur waarbij hij haar een knuffel en een zoen op haar voorhoofd gaf.
thansnog tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst kunnen leiden, tegen de achtergrond van langjarige bekendheid met de klachten aan de zijde van de HvA , het niet confronteren van [naam verweerder] met de concrete klacht van [naam studente 1] in 2012/2013 en het gesprek dat op 2 oktober 2015 heeft plaatsgevonden.
[naam studente 2]en de verklaring van [naam studente 3] . Op grond van de overgelegde stukken (waaronder de bevindingen – niet de conclusie – van de Commissie en de brief van [naam verweerder] aan de Commissie van 26 maart 2017) staan ten aanzien van de klacht van [naam studente 2] de volgende onderdelen vast:
- [naam verweerder] heeft het verwijderen van nierstenen in de klas besproken en daarbij plastisch besproken hoe dat gebeurde; Niet staat vast dat hij met het vertellen is doorgegaan nádat [naam studente 2] had gezegd hier niet van gediend te zijn.
- [naam verweerder] heeft aan alle studenten, dus ook aan [naam studente 2] , voorgesteld om hem bij zijn voornaam aan te spreken;
-In het kader van een voortgangsgesprek over de stage van [naam studente 2] , waarbij haar praktijkbegeleider [naam praktijkbegeleidster] aanwezig was, vroeg [naam verweerder] of hij nog even apart met [naam studente 2] kon praten. [naam praktijkbegeleidster] verklaart hierover dat dit “op zich normaal is en vaker gebeurt”. [naam studente 2] heeft in haar Word document van 11 februari 2017 gesteld:
“Mijn praktijkbegeleider gaf aan dat dit prima was waarop mr. [naam verweerder] als “grap”/”opmerking” zei: “haha ja en dan doe ik de lampen uit, de gordijnen dicht en de deur op slot”.[naam studente 2] heeft in haar eerste klacht mail van 8 februari 2017 hierover gezegd:
“Tijdens mijn stagebezoek heeft [naam verweerder] ook een ongepast grapje gemaakt”.
“vrouwendingen, dan denk ik gelijk aan iets anders”.Aan het eind van ditzelfde gesprek is hij onevenredig boos geworden toen [naam studente 2] een kritische opmerking plaatste over wat zij op school had geleerd.
“docent en student, eye to eye, wat neem ik waar? Wat vraagt de opleiding? (..) hoe ga je dat anders aanpakken zodat de eindbeoordeling uiteindelijk toch voldoende kan zijn?”, productie 46 verzoekschrift). [naam tweede beoordelaar] heeft de letterlijke bewoordingen bevestigd zodat van de juistheid daarvan kan worden uitgegaan. In het gesprek met de Commissie [naam onderzoeker 2] heeft [naam verweerder] aangegeven dat de opmerkingen in een andere context bedoeld waren en dat hij achteraf betreurt dat hij dit heeft gezegd. Ook heeft hij erkend dat hij onevenredig boos is geworden aan het eind van het eindgesprek stage.
[naam studente 3]kan op geen enkele manier bijdragen aan de gestelde ontbindingsgrond omdat deze feitelijk weinig meer behelst dan dat [naam verweerder] gezegd heeft dat zij als “mooie jonge vrouw toch alles zou kunnen doen”. Ook deze verklaring heeft [naam verweerder] betwist, echter de juistheid daarvan kan in het midden blijven omdat ook indien deze uitlating komt vast te staan, deze noch zelfstandig, noch in samenhang met de klacht van [naam studente 2] de gestelde verwijtbaarheid kan dragen.
-de klacht van [naam studente 1] had, op grond van de hiervoor weergegeven feiten, reeds in 2013 als formele klacht aangemerkt moeten worden, en doorgeleid moeten worden naar de klachtencommissie, hetgeen niet is gebeurd;
Hiermee heeft HvA niet alleen de belangen van de betrokken studenten geschaad, maar ook die van [naam verweerder] .
geen van de studenten een klachtingediend.
Dit doet de vraag rijzen naar de grondslag van de verklaringen die tijdens de procedure zijn verkregen van [naam studente 3] , [naam studente 5] en [naam studente 4] en of het op deze wijze – selectief – uitvoeren van wat toch moeilijk anders kan worden gezien dan als een “fishing expedition”, zich verhoudt met de eisen van goed werkgeverschap.
“het tijdstip, de aard, de inhoud en de plaats van het gewraakte gedrag”worden genoemd in de klacht. Verder is in artikel 12 lid 3 gesteld dat anonieme klachten niet in behandeling worden genomen.
“stukken aangaande de te behandelen klacht”toe aan beklaagde. In het onderhavige geval is aan [naam verweerder] op 28 februari 2017 (derhalve na de schorsing en nadat de Commissie was benoemd) voor het eerst een kopie verstrekt van de e-mail van [naam studente 2] aan [naam 1] van 8 februari 2017. Dat was het eerste moment waarop [naam verweerder] vernam om welke student het ging. Zoals uit de hiervoor weergegeven feiten blijkt, behelsde deze e-mail slechts een gedeelte van de klacht, en is de kern hiervan (de twee “opmerkingen”) pas geconcretiseerd in het gesprek tussen [naam studente 2] en [naam 1] op 10 februari 2017 en in het op 11 februari 2017 door [naam studente 2] opgestelde Word document. Beide laatste documenten zijn pas aan [naam verweerder] verstrekt in juli 2017, in het kader van de onderhavige procedure. In de onderzoeksopdracht wordt zowel 8 februari als 10 februari 2017 genoemd. Ook indien de Commissie niet de beschikking zou hebben gehad over het verslag van 10 februari 2017, dan had zij hierom moeten vragen in het kader van concretisering van de klacht, en dit aan [naam verweerder] ter beschikking moeten stellen.
“zonder enige last of ruggenspraak met enig persoon of orgaan binnen dan wel buiten de HvA ”.De strekking van deze bepalingen is om een volledige transparantie te garanderen aangaande de communicatie tussen de Commissie en de partijen en de neutraliteit van de Commissie te waarborgen.
- [naam verweerder] is voor het eerst gehoord op 14 maart 2017. [naam studente 2] en [naam studente 3] zijn gehoord op 27 respectievelijk 28 februari 2017. De verslagen van deze gesprekken zijn niet voorafgaand aan het gesprek met [naam verweerder] aan hem toegezonden, zodat hij zich kon voorbereiden;
- op 7 maart 2017 heeft [naam onderzoeker 1] een e-mail gestuurd aan [naam studente 2] zonder [naam verweerder] of zijn gemachtigde hierbij in te kopiëren, met de volgende inhoud:
Beste [naam studente 2]
het bespreken van fysieke ongemakken” (onderstreping kantonrechter) daadwerkelijk heeft plaatsgehad, terwijl haar bevindingen slechts de conclusie rechtvaardigen dat [naam verweerder] (alleen) het fysieke ongemak van zijn nierstenen in de klas heeft besproken. De Commissie concludeert verder dat het maken van
“een tweetal seksueel getinte, insinuerende opmerkingen” vast staat, waarmee zij een kwalificatie geeft aan de feitelijke uitlatingen door [naam verweerder] . De Commissie had kunnen – en moeten – volstaan met de vaststelling dat de twee opmerkingen (“deuren op slot etc” en “vrouwendingen”) naar haar oordeel daadwerkelijk zijn gemaakt. Voorts stelt de Commissie dat naar haar oordeel het feit dat [naam verweerder] achteraf erkent dat zijn gedrag misschien onhandig is geweest, “niet kan gelden als verontschuldiging voor zijn handelen”, waarmee zij eveneens een kwalificatie geeft.
BESLISSING
€ 545,- voor salaris van de gemachtigde, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;