ECLI:NL:RBAMS:2017:9881

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2017
Publicatiedatum
4 januari 2018
Zaaknummer
13/680228-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzetheling in voertuigcriminaliteit

Op 28 november 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van opzetheling. De verdachte was betrokken bij een professioneel netwerk dat zich bezighield met voertuigcriminaliteit, waaronder het verkopen van gekloonde voertuigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte drie dure gekloonde voertuigen heeft verkocht aan nietsvermoedende kopers. De verdachte werd vrijgesproken van oplichting en witwassen, omdat niet bewezen kon worden dat hij wist dat de voertuigen gestolen waren. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk wist dat de voertuigen van misdrijf afkomstig waren, gezien zijn betrokkenheid bij de verkoop en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier maanden op, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De vorderingen van benadeelde partijen werden afgewezen, omdat de verdachte van de oplichting was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/680228-15 (13Subra) (Promis)
Datum uitspraak: 28 november 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op
9, 10, 12 en 13 oktober en 14 november 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.C. Bennis, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T. de Wit, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1
Aan verdachte is, na wijziging op de zitting van 9 oktober 2017 – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich (in de zaak 13Subra) heeft schuldig gemaakt aan
(mede)plegen van oplichting van vier kopers van voertuigen, door omgekatte voertuigen te verkopen en de kopers te bewegen tot afgifte van een geldbedrag, in de periode van 27 maart 2015 tot en met 12 oktober 2015;
(mede)plegen van (opzet dan wel schuld)heling van drie voertuigen, in de periode van 27 juni 2015 tot en met 15 oktober 2015;
en/of
(mede)plegen van witwassen, door chassisnummers/framenummers, kentekenplaten en/of tenaamstellingen van drie uit misdrijf afkomstige voertuigen te wijzigen (omkatten) en daarmee te verhullen wie de rechthebbende van die voertuigen was, in de periode van 27 juni 2015 tot en met 15 oktober 2015.
2.2
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
2.3
Verbeterde lezing tenlastelegging feit 2: witwassen
In raadkamer is vastgesteld dat in de tenlastelegging onder 2, met betrekking tot het witwassen, het bestanddeel ontbreekt dat verdachte de in die tenlastelegging genoemde handelingen ten aanzien van voertuigen heeft verricht terwijl hij “wist dat die voertuigen uit enig misdrijf afkomstig waren”. Immers, de volgende zinsnede ontbreekt:
“terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat voornoemde (personen)auto’s en/of motor(en) en/of scooter(s) en/of voertuig(en), geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf”
De vraag waarvoor de rechtbank zich ziet gesteld is of dit kan worden beschouwd als een (kennelijke) misslag en de tenlastelegging – zonder dat verdachte daardoor in zijn verdediging wordt geschaad - verbeterd kan worden gelezen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het ligt op de weg van de rechter om in de tekst van een tenlastelegging voorkomende misslagen te verbeteren, indien verdachte daardoor in zijn verdediging niet wordt geschaad. Zo’n verbetering is niet een wijziging van de tenlastelegging in de zin van artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), maar een vaststelling van de juiste inhoud van de tenlastelegging waarvoor geen medewerking van het openbaar ministerie of van verdachte is vereist.
De rechtbank onderkent dat de in de tenlastelegging ontbrekende zinsnede een bestanddeel is van het (kennelijk) ten laste gelegde witwassen. Bij bewezenverklaring van het ten laste gelegde kan dat feit (zonder verbeterde lezing) niet worden gekwalificeerd als strafbaar feit. Dat de steller van de tenlastelegging beoogd heeft witwassen als bedoeld in artikel 420bis Van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ten laste te leggen, lijdt echter (mede gelet op het onder de tenlastelegging vermelde wetsartikel en de in de aanhef van de tenlastelegging genoemde kwalificatie) geen twijfel.
Uit de behandeling ter terechtzitting alsmede uit de gevoerde verdediging, waarbij het ten laste gelegde witwassen uitvoerig aan bod is geweest, leidt de rechtbank af dat verdachte wist waarvan hij werd beschuldigd en tegen welke verdenking hij zich moest verdedigen. De rechtbank beschouwt het dan ook als een kennelijke misslag van de officier van justitie dat deze in de tenlastelegging het bestanddeel dat verdachte de in die tenlastelegging genoemde handelingen heeft verricht terwijl hij “wist dat de daarin genoemde voertuigen uit enig misdrijf afkomstig waren” niet heeft opgenomen en zal, nu de rechtbank uit het voorgaande afleidt dat verdachte daardoor niet in zijn belangen wordt geschaad, de tenlastelegging verbeteren door daaraan de woorden
“terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat voornoemde (personen)auto’s en/of motor(en) en/of scooter(s) en/of voertuig(en), geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf”toe te voegen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Onderzoek 13Subra
4.1.1
Aanleiding onderzoek 13Subra en ‘modus operandi’
Uit verkregen informatie van het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit (hierna: LIV) is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) sinds oktober 2014 in een korte tijd meerdere kentekens op zijn naam had gesteld en voor deze kentekens ook duplicaatkentekens had aangevraagd. Ook door het toenemend aantal aangiften en meldingen dat kentekens zonder toestemming van de eigenaar van het betreffende voertuig op naam van anderen werd gezet, rees het vermoeden dat [medeverdachte 1] zich, al dan niet samen met anderen, bezighield met voertuigcriminaliteit. Naar aanleiding van deze informatie is op 4 juni 2015 een opsporingsonderzoek gestart onder de naam 13Subra. Tijdens dit onderzoek kwamen verdachte, [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ), [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ), [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) en [medeverdachte 6] (hierna: [medeverdachte 6] ) als verdachten naar voren.
Uit het onderzoek 13Subra ontstond het vermoeden dat verdachten zich bezighielden met voertuigcriminaliteit en dat daarbij gebruik werd gemaakt van een steeds terugkerende werkwijze (modus operandi). Deze werkwijze kan als volgt worden omschreven. Door verdachten werden personen, die hun voertuig via een internetsite zoals www.marktplaats.nl te koop hadden aangeboden, telefonisch benaderd. Zij deden zich voor als bonafide kopers. Verdachten toonden interesse in het te koop aangeboden voertuig en zij vroegen vaak al bij het eerste contact of de verkopers in het bezit waren van een papieren kentekenbewijs. In veel gevallen werd een bezichtiging gepland. Bij deze bezichtigingen werden de gegevens van de voertuigen, zoals het Voertuig Identificatie Nummer (hierna: VIN, ook wel chassisnummer of framenummer genoemd) en kentekenbewijs, bekeken. In een aantal gevallen werden deze gegevens op verzoek van verdachten door de verkopers telefonisch, via whatsapp, of per e-mail aan verdachten verstrekt. In géén van de gevallen vond een verkoop plaats. Kort, soms een dag, na de bezichtiging en/of ander contact tussen verdachten en de verkoper van het voertuig, werd het kenteken van dat voertuig op naam gesteld van één van de verdachten.
Uit onderzoek is gebleken dat een groot aantal gegevens die nodig zijn om kentekenbewijzen te vervalsen via de internetsite van de Rijks Dienst voor Wegverkeer (hierna: de RDW) zijn te achterhalen. Alleen de controleletter, die op deel 2 van het papieren kentekenbewijs staat vermeld, het chassisnummer/framenummer en de daaruit af te leiden meldcode zijn daar niet te vinden. Deze gegevens kunnen alleen via het voertuig en de kentekenbewijzen, die in het bezit zijn van de te naam gestelde, worden achterhaald. Door de verkopers, al dan niet tijdens een bezichtiging, te vragen naar de bij dat voertuig behorende gegevens, hebben verdachten noodzakelijke informatie verzameld voor het kunnen (doen) overschrijven van dat kenteken op naam van één van de verdachten. De RDW verstrekte vervolgens de nieuwe kentekencard en overschrijvingscode aan verdachten.
Vervolgens werd voor dat kenteken een duplicaat kentekenplaat aangevraagd bij, in veel gevallen, de kentekenplatenfabriek [naam kentekenplatenfabriek] . De duplicaat kentekenplaat met ophoogcode werd op een gestolen voertuig geplaatst. Uit onderzoek is gebleken dat van deze gestolen voertuigen de chassisnummers/framenummers waren gewijzigd en daarmee overeenkwamen met de betreffende op het kentekenbewijs genoemde chassisnummer/framenummer, als ware het een ‘echt’ voertuig. Hiermee is sprake van een gekloond voertuig. Vervolgens werd het voertuig te koop aangeboden op marktplaats.nl of bij een garagebedrijf of scooterhandel. Verdachten deden zich daarbij voor als bonafide verkopers. De gekloonde voertuigen werden verkocht aan nietsvermoedende kopers. Verdachten waren immers in het bezit van een nieuwe kentekencard en een overschrijvingscode. Ook kwam het chassisnummer/framenummer op deze kentekencard overeen met het chassisnummer/framenummer op het te koop aangeboden voertuig. De kopers hadden aldus in beginsel geen reden te vermoeden dat er iets mis was met de voertuigen.
De hiervoor beschreven werkwijze, waarin een reeks aan strafbare feiten is aangewend, zoals oplichting van verkopers en kopers van voertuigen, heling en witwassen, had geen ander doel dan het tegen reële marktwaarde verkopen van gestolen voertuigen.
Daar waar wordt gesproken over “omkatten” van voertuigen, begrijpt de rechtbank hieronder -mede- “klonen” van voertuigen.
In het onderzoek 13Subra is de hiervoor beschreven werkwijze in 23 zaken aan het licht gekomen. Deze zaken komen aan bod in de zaaksdossier 1 t/m 16 en 20 t/m 26. In de zaaksdossiers 13, 22, 23 en 24 wordt verdachte verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan oplichting van kopers van voertuigen (feit 1) en in de zaaksdossiers 22, 23 en 24 wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan heling en witwassen (feit 2). De rechtbank zal zich dan ook in dit vonnis beperken tot het bespreken van deze zaaksdossiers.
4.1.2
Standpunten
4.1.2.1 Het standpunt van de officier van justitie
Van zaaksdossier 13 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd. In de zaaksdossiers 22, 23 en 24 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde oplichting van kopers van voertuigen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van witwassen, nu onvoldoende bewijs voorhanden is voor de uitvoering van verhullingshandelingen in de zin van artikel 420bis Sr.
4.1.2.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van alle beschuldigingen bepleit. De herkenning middels een enkelvoudige fotoconfrontatie is onbetrouwbaar en niet bruikbaar voor het bewijs. De rol van verdachte beperkte zich tot het verkopen van de voertuigen. Hij heeft geen kopers opgelicht, althans had daarop niet het oogmerk.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 2 ten laste gelegde heling, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte wist dat de voertuigen van enig misdrijf afkomstig waren. Voorts heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 2 ten laste gelegde, witwassen, omdat uit het dossier niet blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij het omkatten van de voertuigen.
4.1.3
Beoordeling van de zaaksdossiers, ten aanzien van de feiten 1 en 2
4.1.3.1 Zaaksdossier 13 (feit 1)
De rechtbank gaat bij de beoordeling van zaaksdossier 13 van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Uit de stukken is gebleken dat [persoon 1] zijn scooter, van het merk Piaggio N/A met kenteken [kenteken 1] , sinds maart 2015 te koop had aangeboden op marktplaats.nl. [persoon 1] heeft verklaard dat hij eind april/begin mei 2015 wel eens had afgesproken met een potentiële koper en dat deze koper dan wilde kijken of het chassisnummer overeenkwam met het kentekenbewijs. Uit het dossier is gebleken dat het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 1] op 7 en 8 april 2015 contact heeft gehad met [persoon 1] .
Uit informatie van het LIV is gebleken dat [medeverdachte 3] op 18 mei 2015 de scooter met kenteken [kenteken 1] op zijn naam heeft gesteld. Op 20 mei 2015 heeft [medeverdachte 3] een duplicaat kentekenplaat voor dit kenteken aangevraagd.
Op 22 mei 2015 heeft [persoon 2] , via marktplaats.nl, een scooter met kenteken [kenteken 1] gekocht voor een bedrag van € 2.100,-. Uit onderzoek naar het marktplaats account is gebleken dat aan dit account de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam 1] ’ was gekoppeld alsmede het e-mailadres [e-mailadres 1] Op 28 oktober 2015 werden [persoon 2] twee foto’s getoond, waarbij [verdachte] werd herkend als de verkoper van de scooter. In de nacht van 17 op 18 oktober 2015 werd de scooter van [persoon 2] gestolen. Om die reden is niet bekend geworden welk gestolen voertuig is gekloond en aan [persoon 2] is verkocht.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de hiervoor in dit zaaksdossier beschreven inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat de betrokkenheid van [verdachte] alleen is gestoeld op de herkenning van [verdachte] door [persoon 2] , middels een enkelvoudige fotoconfrontatie.
De rechtbank stelt voorop dat resultaten van enkelvoudige confrontaties niet per definitie onbetrouwbaar en/of onbruikbaar voor het bewijs zijn maar wel van beperkte betekenis zijn voor het bewijs. Een enkelvoudige confrontatie levert, als het om een onbekend persoon gaat, in het algemeen geen betrouwbare herkenning op. Een bevestiging dat de verdachte in elk geval lijkt op de dader die de getuige heeft gezien, kan daarin nog wel worden gezien. Er zal dan, om tot bewijs van daderschap te komen, voldoende ander bewijs moeten zijn waaruit het daderschap van de verdachte kan worden afgeleid.
In het onderzoek 13Subra zijn enkele aangevers onderworpen aan een fotoconfrontatie, waarbij steeds één dan wel twee foto’s van personen werden getoond als mogelijke ‘daders’. Niet is gebleken dat aangevers de personen door wie zij zouden zijn benadeeld, de ‘daders’, kenden van andere gelegenheden.
Van de onderhavige manier van confronteren gaat een suggestieve werking uit. De aangever heeft namelijk geen keuzemogelijkheid tussen verschillende personen en de indruk kan worden gewekt dat hij de persoon op de foto wel moet herkennen omdat de politie deze foto niet voor niets laat zien. Voorts kan het zijn dat de persoon op de foto slechts op de dader lijkt. De rechtbank is van oordeel dat de confrontaties, die in de zaak 13Subra tot een herkenning hebben geleid, slechts als aanvullend bewijs kunnen worden gebruikt. Het zwaartepunt van het bewijs, voor daderschap van verdachte, dient te blijken uit overig bewijs in het dossier. Enkel in die gevallen kan tot een bewezenverklaring worden geconcludeerd.
Van ander bewijs dan de herkenning van [verdachte] op basis van een enkelvoudige confrontatie is in dit zaaksdossier geen sprake. Gelet hierop acht de rechtbank met de officier van justitie en de raadsvrouw onvoldoende bewijs aanwezig voor strafbare betrokkenheid van [verdachte] in zaaksdossier 13, zodat verdachte van die ten laste gelegde oplichting van de koper zal worden vrijgesproken.
4.1.3.2 Zaaksdossiers 22, 23 en 24 (feiten 1 en 2)
De rechtbank gaat bij de beoordeling van zaaksdossier 22 van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Uit de stukken is gebleken dat [persoon 3] zijn motor van het merk Piaggio, met kenteken [kenteken 2] , op 25 juni 2015 te koop had aangeboden op marktplaats.nl. Op diezelfde dag werd hij door een man gebeld met het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 2] . Op 27 juni 2015 kwamen twee jongens de motor bezichtigen op de [adres 2] in Amsterdam. Eén van de mannen had het kentekenbewijs bekeken en de andere man het chassisnummer. [persoon 3] heeft [medeverdachte 4] bij een enkelvoudige fotoconfrontatie herkend als één van die mannen. Ten tijde van de bezichtiging heeft het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 2] , alsmede het nummer eindigend op [telefoonnummer 3] , gebruik gemaakt van een zendmast in de onmiddellijke omgeving van de [adres 2] in Amsterdam. Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] van 12 tot en met 15 mei 2015 gebruik heeft gemaakt van het IMEI-nummer eindigend op [telefoonnummer 4] . Bij een doorzoeking in de woning van [medeverdachte 2] is de telefoon aangetroffen met dit IMEI-nummer. Van het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 3] is vastgesteld dat dit nummer net als nummer [telefoonnummer 2] contact heeft gehad met [persoon 3] . [medeverdachte 4] zou de gebruiker zijn van het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 3] , zo leidt de politie uit een ander politieonderzoek genaamd 13Atik af.
Uit informatie van het LIV is gebleken dat [medeverdachte 3] op 29 juni 2015 de motor met kenteken [kenteken 2] op zijn naam heeft gesteld. Deze overschrijving heeft plaatsgevonden bij de Primera op het [adres 4] te Amsterdam. Op de camerabeelden is [medeverdachte 3] herkend als de persoon die de overschrijving heeft gedaan. Op 1 juli 2015 heeft [medeverdachte 1] een duplicaat kentekenplaat voor dit kenteken aangevraagd.
Op 8 juli 2015 heeft [persoon 4] , de motor met kenteken [kenteken 2] via marktplaats gekocht voor € 6.000,-. [persoon 4] had contact gehad met een persoon die gebruik maakte van het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 5] . Uit onderzoek is gebleken dat dit telefoonnummer in de periode van 27 juni 2015 tot en met 12 juli 2015 in voornoemde telefoon met IMEI-nummer eindigend op [telefoonnummer 4] had gezeten. Voorts is uit onderzoek gebleken dat het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 1] opvolgend op het nummer eindigend op [telefoonnummer 5] in hetzelfde telefoontoestel zat, het telefoontoestel dat in de woning van [medeverdachte 2] is aangetroffen. De motor is op 8 juli 2015 in de Bruna in het filiaal [adres 5] overgeschreven op naam van [persoon 4] . [persoon 4] heeft verklaard dat de verkoper van de motor met hem was meegegaan naar het postkantoor. Op de camerabeelden van de Bruna is [verdachte] herkend als de verkoper van de motor.
[persoon 4] heeft de motor doorverkocht aan [persoon 5] , onder wie de motor in beslag is genomen. Uit onderzoek bleek dat het VIN niet door de fabrikant was aangebracht. De motor, met origineel kenteken [kenteken 3] , bleek tussen 30 juni en 1 juli 2015 te zijn gestolen van [persoon 6] .
De rechtbank gaat bij de beoordeling van zaaksdossier 23 van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Uit de stukken is gebleken dat [persoon 7] haar auto van het merk Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 4] , te koop heeft aangeboden op onder meer marktplaats.nl. Op 28 juni 2015 werd zij door een jongen gebeld met het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 5] . [persoon 7] heeft verklaard dat de jongen had gevraagd of zij in het bezit was van een papieren kentekenbewijs. Op 29 juni 2015 kwamen twee jongens de auto bezichtigen in Tilburg. Op verzoek van de jongens had [persoon 7] haar kentekenpapieren laten zien. De jongens wilden het serienummer van de kentekenpapieren vergelijken met het serienummer van de auto. [persoon 8] was bij de bezichtiging aanwezig en heeft naderhand bij een enkelvoudige fotoconfrontatie [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] herkend als de jongens die de auto hadden bezichtigd. Naar aanleiding van de foto van [medeverdachte 4] verklaarde hij; “Ja, ik herken hem. Hij had constant het woord. Zijn haar was iets anders. Aan de zijkanten was het opgeschoren en boven iets korter. Ik herken hem aan zijn ogen en zijn neus.” Aan [persoon 7] werden dezelfde foto’s getoond. Zij herkende [medeverdachte 2] niet. Bij de foto van [medeverdachte 4] verklaarde [persoon 7] : “Ik denk hem te herkennen. Maar ik weet het niet zeker.”
Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 5] in de periode van 27 juni 2015 tot en met 12 juli 2015 gebruik heeft gemaakt van het IMEI-nummer eindigend op [telefoonnummer 4] . Voorts is uit onderzoek gebleken dat het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 1] opvolgend op het nummer eindigend op [telefoonnummer 5] in hetzelfde telefoontoestel heeft gezeten. Bij een doorzoeking in de woning van [medeverdachte 2] is een telefoon aangetroffen met het IMEI-nummer [telefoonnummer 4] . In deze telefoon is een sms-je van [persoon 7] aangetroffen met de inhoud: “zou jij mij kunnen laten weten of je een keus hebt gemaakt”.
Uit informatie van het LIV is gebleken dat [medeverdachte 1] op 1 juli 2015 de auto met kenteken [kenteken 4] op zijn naam heeft gesteld. Deze overschrijving heeft plaatsgevonden bij de Primera op het [adres 6] te Amsterdam. Op de camerabeelden is [medeverdachte 1] door politieagenten herkend als de persoon die de overschrijving heeft gedaan. Op 6 juli 2015 heeft [medeverdachte 1] een duplicaat kentekenplaat voor dit kenteken aangevraagd.
Op 14 juli 2015 heeft [persoon 9] , de auto met kenteken [kenteken 4] via marktplaats.nl gekocht voor
€ 9.000,-. Uit onderzoek naar het marktplaats account is gebleken dat aan dit account de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam 2] ’ was gekoppeld alsmede het e-mailadres [e-mailadres 2] . [persoon 9] heeft contact gehad met een persoon, die zichzelf [naam 1] noemde en die gebruik maakte van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 6] en * [telefoonnummer 1] . Hij heeft de auto toen bekeken en het kentekenbewijs. Uit onderzoek van de telefoongegevens van * [telefoonnummer 1] blijkt dat dit nummer op 13 juli 2015 om 18.31 uur twee sms-berichten heeft verstuurd naar telefoonnummer * [telefoonnummer 7] van [verdachte] , vervolgens om 19:31 belt met het telefoonnummer van [persoon 9] en daarna om 19:42 uur weer telefonisch contact heeft met het telefoonnummer * [telefoonnummer 7] van [verdachte] . De auto is op 14 juli 2015 in de Bruna in het filiaal [adres 5] overgeschreven op naam van [persoon 9] . [persoon 9] heeft verklaard dat de verkoper van de auto met hem was meegegaan naar het postkantoor, daar was ook een tweede man aanwezig. Op de camerabeelden van de Bruna is [verdachte] door politieagenten herkend als één van de verkopers van de auto. Op de beelden is te zien dat [verdachte] het geld van [persoon 9] heeft geteld en in zijn broek stopt. Middels een enkelvoudige fotoconfrontatie heeft [persoon 9] [medeverdachte 1] herkend als de tweede verkoper. [persoon 9] heeft verklaard dat hij van [medeverdachte 1] het paspoort heeft gezien en het kentekenbewijs van de auto.
Toen [persoon 9] die nacht op marktplaats.nl zocht naar mistlampen voor zijn nieuwe auto, kwam hij erachter dat zijn nieuwe auto, met hetzelfde kenteken, nog op marktplaats.nl te koop werd aangeboden. [persoon 9] heeft contact opgenomen met de verkoopster van de auto en zij vertelde hem dat haar auto nog voor haar deur stond. Onder [persoon 9] werd de auto in beslag genomen.
Uit onderzoek bleek dat het VIN niet door de fabrikant was aangebracht. De auto, met origineel kenteken [kenteken 5] , bleek 29 juni 2015 te zijn gestolen van [personen] .
De rechtbank gaat bij de beoordeling van zaaksdossier 24 van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Uit de stukken is gebleken dat [persoon 10] zijn driewielige motor, van het merk Piaggio met kenteken [kenteken 6] , op 8 juli 2015 te koop heeft aangeboden op marktplaats.nl. Op 8 juli 2015 werd hij door een man gebeld met het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 2] . [persoon 10] heeft verklaard dat de man onder meer had gevraagd of hij in het bezit was van een papieren kentekenbewijs. Op 9 juli 2015 kwamen twee mannen de motor bezichtigen in Purmerend. Het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 8] heeft ten tijde van die bezichtiging uitgepeild in Purmerend. Dit telefoonnummer behoort toe aan [medeverdachte 2] . Op verzoek van de mannen had [persoon 10] de kentekenpapieren laten zien. De mannen wilden nakijken of het chassisnummer overeenkwam met het kentekenbewijs. [persoon 10] heeft er na deze bezichtiging voor gekozen om zijn motor te laten verkopen door een bedrijf, genaamd [naam bedrijf] . [persoon 10] heeft verklaard dat hij door [naam bedrijf] gebeld werd met de mededeling dat een potentiële koper in de winkel was, genaamd [persoon 11] , die in Amsterdam Noord via marktplaats.nl op 11 juli 2015 een zelfde motor met hetzelfde kenteken, te weten [kenteken 6] heeft bezichtigd, maar dat op dit kenteken een ophoogcode stond.
Getuige [persoon 11] , die een driewielige motor wilde kopen, heeft contact gehad met een man die zich [adverteerder] noemde en gebruik maakte van het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 9] . [persoon 11] heeft verklaard dat zij niet tot de koop was overgegaan omdat er geen alarmkastje op de motor zat en de ‘masterkey’ ontbrak. Op 13 juli 2015 werd [persoon 11] gebeld door het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 1] waarbij werd medegedeeld dat de verkoper de originele sleutel van het voertuig had. Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 1] van 13 juli 2015 tot en met 14 juli 2015 gebruik heeft gemaakt van de telefoon met IMEI-nummer eindigend op [telefoonnummer 4] . Bij een doorzoeking in de woning van [medeverdachte 2] is de telefoon aangetroffen met het IMEI-nummer [telefoonnummer 4] .
Op 14 juli 2015 heeft [persoon 11] een sms-bericht ontvangen van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 6] met de inhoud “4500”. Op een foto die de politie hen toonde hebben [persoon 11] en haar vriend [medeverdachte 1] beiden herkend als de man die hen de motor te koop had aangeboden.
Uit informatie van het LIV is gebleken dat [medeverdachte 3] op 9 juli 2015 de motor met kenteken [kenteken 6] op zijn naam heeft gesteld. Deze overschrijving heeft plaatsgevonden bij de Primera op het [adres 4] te Amsterdam. Op de camerabeelden van de Primera is [medeverdachte 3] door een politieagent herkend als de persoon die de overschrijving heeft gedaan. Op 11 juli 2015 heeft [medeverdachte 3] een duplicaat kentekenplaat voor dit kenteken aangevraagd.
Op 28 juli 2015 heeft [persoon 12] de motor met kenteken [kenteken 6] via marktplaats.nl gekocht voor
€ 4.600,-. De adverteerder was genaamd ‘ [adverteerder] ’ en maakte gebruik van de telefoonnummers eindigend op [telefoonnummer 9] en [telefoonnummer 10] . [persoon 12] had aan ‘ [adverteerder] ’ gevraagd waarom het stuurslot niet goed op zijn plaats zat. ‘ [adverteerder] ’ zei dat er was geprobeerd om de motor te stelen. Daarom had de motor ook een duplicaatcode op het kentekenplaat. De overschrijving vond plaats in de Primera in het filiaal [filiaal] te Amsterdam. Op de camerabeelden van de Primera is [verdachte] door politieagenten herkend als de verkoper van de motor. Onder [persoon 12] is de motor in beslag genomen.
Uit onderzoek bleek dat het VIN niet door de fabrikant was aangebracht. De motor, met origineel kenteken [kenteken 7] , bleek te zijn gestolen van [persoon 13] .
Het oordeel van de rechtbank(ten aanzien van de zaaksdossiers 22, 23 en 24)
Oplichting kopers-oogmerk
[verdachte] heeft verklaard dat hij twee of drie keer een scooter heeft verkocht, maar dat hij niet wist dat de voertuigen gestolen en gekloond/omgekat waren. Het klopt dat hij de persoon is op de camerabeelden. Hij verkocht de voertuigen steeds op verzoek van dezelfde persoon. Hij kreeg de papieren van de voertuigen en ging er vanuit dat het goed zat. Het geld van de kopers heeft hij steeds afgegeven aan de persoon voor wie hij de verkoop deed. Als vergoeding kreeg hij € 100,- per keer, aldus [verdachte] .
De rechtbank kan uit de verklaring van [verdachte] en de overige beschikbare bewijsmiddelen niet afleiden dat [verdachte] daadwerkelijk wist dat het om gestolen en gekloonde/omgekatte voertuigen ging en dus het
‘oogmerk’had om de kopers op te lichten. [verdachte] wordt daarom vrijgesproken van de oplichting van voornoemde kopers in feit 1.
Witwassen
[verdachte] wordt voorts vrijgesproken van witwassen, nu niet bewezen kan worden dat hij ten aanzien van de gestolen (door hem verkochte) voertuigen één van de verhullingshandelingen, zoals deze zijn ten laste gelegd, heeft verricht.
Heling
Op grond van de bewijsmiddelen die leiden tot de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden staat vast dat [verdachte] de gekloonde voertuigen voorhanden heeft gehad en overgedragen heeft. Hij heeft deze immers verkocht aan de kopers. De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, eveneens van oordeel dat kan worden vastgesteld dat [verdachte] wist dat die voertuigen van enig misdrijf afkomstig waren. Onder wetenschap bij het strafbare feit heling valt eveneens voorwaardelijk opzet. De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] tenminste bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de voertuigen van misdrijf afkomstig waren. [verdachte] heeft drie keer kort achter elkaar voertuigen verkocht, naar zijn zeggen voor dezelfde persoon wiens naam hij niet wil noemen. Daarvoor kreeg hij steeds € 100,- vergoeding. Bij de verkoop van meerdere voertuigen in een kort tijdsbestek voor dezelfde persoon mocht van [verdachte] worden verwacht dat hij de kentekenpapieren controleerde, wat hij niet heeft gedaan. Bij controle zou hij hebben gezien dat de tenaamstelling van de voertuigen niet steeds hetzelfde was en dat de voertuigen ook niet op naam stonden van de persoon die hem had verzocht de voertuigen te verkopen. Volgens [verdachte] zou deze persoon immers niet één van de medeverdachten van het onderzoek zijn, terwijl de voertuigen op naam van medeverdachten stonden. Dat hij naar zijn zeggen steeds een vergoeding kreeg van € 100,- had bij hem ook alle alarmbellen moeten doen afgaan. Daarbij heeft [verdachte] met betrekking tot de verkoop van de voertuigen aantoonbaar onjuistheden verklaard. De rechtbank leidt hieruit af dat [verdachte] zich ervan bewust was dat het goed fout zat. Zo heeft [verdachte] verklaard dat hij alleen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] kent, terwijl zijn telefoonnummer * [telefoonnummer 7] op 13 juli 2015 herhaaldelijk contact heeft gehad met het telefoonnummer * [telefoonnummer 1] , dat naar het oordeel van de rechtbank op dat moment in gebruik was bij [medeverdachte 2] . Uit onderzoek van de telefoongegevens blijkt dat [medeverdachte 2] met * [telefoonnummer 1] op 13 juli 2015 tussen 12:45 uur en 13:00 uur meerdere keren contact heeft gehad met * [telefoonnummer 7] in gebruik bij [verdachte] . Vervolgens heeft [medeverdachte 2] met * [telefoonnummer 1] tussen 13:02 uur en 13:04 uur contact gehad met het telefoonnummer van [persoon 11] (zaaksdossier 24) en daarna om 13:05 uur weer met * [telefoonnummer 7] van [verdachte] . Op 13 juli 2015 om 19:31 heeft [medeverdachte 2] met * [telefoonnummer 1] contact gehad met het telefoonnummer van [persoon 9] (zaaksdossier 23) en kort daarna weer met * [telefoonnummer 7] van [verdachte] . Daarnaast heeft [verdachte] verklaard dat hij twee of drie keer een scooter heeft verkocht, terwijl het in de zaaksdossiers 22, 23 en 24 gaat om dure driewielige motoren en een auto. In zaaksdossier 24 heeft [verdachte] op de vraag van koper [persoon 12] , waarom het stuurslot niet goed op zijn plaats zat en het kenteken een ophoogcode had, daarover bovendien een leugenachtig verhaal opgehangen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het medeplegen van opzetheling bewezen in de zaaksdossiers 22, 23 en 24.
4.1.4
Conclusie ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten
Verdachte zal ten aanzien van alle aan hem in
feit 1ten laste gelegde zaaksdossiers, te weten 13 en 22 t/m 24 worden vrijgesproken van medeplegen van oplichting van de kopers.
Verdachte zal van het aan hem in
feit 2ten laste gelegde medeplegen van witwassen ten aanzien van alle zaaksdossiers, te weten 22 t/m 24 worden vrijgesproken.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het aan verdachte in
feit 2ten laste gelegde medeplegen van opzetheling ten aanzien van alle zaaksdossiers, te weten 22 t/m 24.

5.Bewezenverklaring

5.1
Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing, dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 2 bewezen verklaarde (zoals in rubriek 5.2 is vermeld), op de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen.
5.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op tijdstippen in de periode van 27 juni 2015 tot en met 28 juli 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen of een ander,
  • (ZD22) een voertuig (merk Piaggio) met kenteken [kenteken 3] en
  • (ZD23) een voertuig (merk Volkswagen Golf) met kenteken [kenteken 5] en
  • (ZD24) een voertuig (merk Piaggio) met kenteken [kenteken 7]
voorhanden heeft gehad en overgedragen, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s) wisten dat voornoemde voertuigen, geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder feit 1 en feit 2 (ten aanzien van zaaksdossiers 22, 23 en 24) bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, te weten 65 dagen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gelet op de bepleitte vrijspraak geen opmerkingen gemaakt over de strafmaat.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft drie dure gekloonde voertuigen verkocht. Verdachte maakte daarbij deel uit van een professioneel netwerk dat zich bezighield met – kort gezegd – voertuigcriminaliteit. Het uiteindelijke doel van het netwerk was het klonen en verkopen van (vaak dure) voertuigen. De financiële en maatschappelijke schade die verdachte en zijn mededaders daarmee hebben aangericht, is groot. De handelwijze van verdachte en medeverdachten getuigt van een totaal gebrek aan respect voor de eigendommen van anderen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij al een keer is veroordeeld voor diefstal en ook al een keer voor een diefstal een strafbeschikking heeft gekregen. Het strafblad van verdachte werkt strafverzwarend.
Tijdens de behandeling van de zaak werd bekend dat verdachte in België is aangehouden en veroordeeld voor diefstallen. Hij heeft daarvoor langere tijd vastgezeten. De rechtbank vindt dit zorgelijk, met name omdat verdachte deze feiten in België pleegde toen zijn voorlopige hechtenis in 13Subra was geschorst.
Gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier à vijf maanden passend en acht de rechtbank een mildere strafsoort (taakstraf) niet (meer) aan de orde.
Verdachte is geschorst met als voorwaarde elektronisch toezicht (enkelband). Dat toezicht heeft ongeveer drie maanden geduurd, en in die periode is verdachte flink in zijn bewegingsvrijheid beperkt. De rechtbank is van oordeel dat dit in de straf moet worden verdisconteerd en doet dit door aan verdachte een gevangenisstraf van niet meer dan vier maanden op te leggen, waarvan de helft voorwaardelijk. Dit heeft tot gevolg dat verdachte niet weer “naar binnen” hoeft. Een voorwaardelijke gevangenisstraf is ook passend als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte opnieuw de fout ingaat, zoals onlangs in België.
De rechtbank heeft de eis van de officier (een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest) niet gevolgd, omdat die naar het oordeel van de rechtbank te weinig recht doet aan de ernst van de strafbare feiten en het feit dat verdachte eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn voorwerpen in beslag genomen, zoals weergegeven op de beslaglijst. Deze beslaglijst is als
bijlage IIIaan dit vonnis gehecht en de inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat de voorwerpen genoemd onder 1 t/m 7, 10 en 11 op de beslaglijst kunnen worden geretourneerd aan verdachte. Dit laat onverlet dat hierop nog conservatoir beslag rust.
De raadsvrouw heeft verder nog aangevoerd dat, gelet op de bepleitte vrijspraak, het conservatoir beslag op de auto dient te worden opgeheven en de auto aan verdachte dient te worden geretourneerd. Deze auto staat niet op de beslaglijst. De rechtbank overweegt dat het niet aan de rechtbank is om een beslissing over het conservatoire beslag te nemen.
10. De vorderingen van de benadeelde partijen
Drie kopers van gekloonde voertuigen, te weten [persoon 2] , [persoon 9] en [persoon 12] , hebben schadevergoeding gevorderd van (onder meer) verdachte. Omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van oplichting van [persoon 2] , [persoon 9] en [persoon 12] kunnen hun vorderingen niet worden toegewezen. Zij zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen tegen verdachte.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 416 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5.2 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat
een gedeelte, groot 2 (twee) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van: de voorwerpen genoemd onder 1 t/m 7, 10 en 11 op de beslaglijst.
Verklaart
[persoon 2]niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart
[persoon 9]niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart
[persoon 12]niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.P.E. Meewisse, voorzitter,
mrs. N.A.J. Purcell en C.C.M. Oude Hengel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 november 2017.