4.1.4Beoordeling van de zaaksdossiers, ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
4.1.4.1 De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte in de zaaksdossiers 4, 5, 6, 14, 15 en 25 moet worden vrijgesproken van de feiten 1, 2 en 3 omdat deze zaaksdossiers geen aanknopingspunten voor betrokkenheid van verdachte bevatten.
4.1.4.2 Zaaksdossiers 20 en 21
De rechtbank gaat bij de beoordeling van zaaksdossier 20 van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Uit de aangifte van [naam] is gebleken dat zij haar scooter van het merk Piaggio type C38 met kenteken [kentekennummer] op 27 maart 2014 te koop had aangeboden op marktplaats.nl. Op diezelfde dag kreeg zij een reactie op haar advertentie van een vrouw genaamd ‘ [naam 1] ’. Op verzoek van [naam 1] heeft [naam] foto’s van het kenteken en de scooter naar het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] gestuurd. Volgens de politiesystemen kan dit telefoonnummer vanaf 16 juli 2014 aan [verdachte] worden gekoppeld. [naam] heeft verder niets van [naam 1] vernomen.
Uit informatie van het LIV is gebleken dat [verdachte] op 28 maart 2014 een scooter voorzien van kenteken [kentekennummer] op zijn naam heeft gesteld. Op 31 maart 2014 heeft [verdachte] een duplicaat kentekenplaat voor dit kenteken aangevraagd en verkregen. Hierbij had hij zich gelegitimeerd met zijn rijbewijs met nummer [nummer] .
Uit de aangifte van [naam 2] is gebleken dat hij op 8 april 2014 via marktplaats.nl een scooter met kenteken [kentekennummer] voor € 2.000,- heeft gekocht van een man met een normaal postuur, ongeveer 21-22 jaar oud, 1.75 meter lang, vermoedelijk van Marokkaanse afkomst en een babyface. [naam 2] had contact met de verkoper via het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer kan blijkens de politiesystemen eveneens vanaf 16 juli 2014 aan [verdachte] worden gekoppeld. [naam 2] heeft van de verkoper twee contactsleutels, de kentekencard en een brief van de RDW (met tenaamstellingscode) gekregen. Op 19 april 2014 ontving [naam 2] een brief van de RDW met het verzoek de scooter voor onderzoek aan te bieden. Uit dit onderzoek is gebleken dat de scooter was gedupliceerd. Het VIN op het voertuig was niet door de fabrikant aangebracht. Ook werden schuursporen aangetroffen. Het oorspronkelijke VIN behoorde bij de scooter met kenteken [kentekennummer] , welke scooter bleek te zijn gestolen tussen 23 en 24 maart 2014 van [naam 87] .
Het oordeel van de rechtbank
Uit het voorgaande is gebleken dat [verdachte] een scooter op zijn naam heeft gesteld, zonder toestemming van eigenaar [naam] en zonder deze scooter ook feitelijk onder zich te hebben gehad. Deze scooter heeft namelijk al die tijd bij [naam] gestaan. Kort daarop is door [verdachte] een duplicaat kentekenplaat aangevraagd, waardoor [verdachte] voor het voertuig van [naam] feitelijk een nieuwe kentekenplaat (met ophoogcode) heeft verkregen. [naam] heeft verklaard dat zij contact heeft gehad met een vrouw die zich voorgesteld heeft als [naam 1] . [naam 1] maakte gebruik van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] . Hoewel dit telefoonnummer in juli 2014 aan [verdachte] kan worden gekoppeld kan, naar het oordeel van de rechtbank, niet worden vastgesteld dat dit nummer ook op 27 maart 2014 in gebruik was bij [verdachte] , laat staan dat kan worden bewezen dat hij [naam] heeft benaderd/laten benaderen en heeft bewogen tot het beschikbaar stellen van gegevens. Daarnaast blijkt onvoldoende uit de aangifte welke gegevens [naam] beschikbaar heeft gesteld. [verdachte] wordt daarom vrijgesproken van oplichting van [naam] (feit 1).
Vast staat dat [verdachte] de tenaamstelling van de scooter met kenteken [kentekennummer] heeft gewijzigd en dat hij voor dit voertuig een duplicaat kentekenplaat heeft aangevraagd. Met het aanvragen van een duplicaat kenteken heeft [verdachte] een essentiële rol vervuld in het verhullen van de herkomst van de (later) gestolen scooter van [naam 87] en het verhullen wie de rechthebbende van die scooter was (zie algemene overweging 4.1.3.2). Witwassen (feit 3) kan daarom worden bewezen.
Ook acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] degene is die de gestolen en gekloonde scooter heeft verkocht aan [naam 2] . Hij voldoet aan het door [naam 2] opgegeven signalement van de verkoper, en de verkoper heeft gebruik gemaakt van een telefoonnummer dat de politie weliswaar later aan [verdachte] heeft gekoppeld, maar – zoals de rechtbank hierna bij de beoordeling van zaaksdossier 21 zal vaststellen – ook op moment van verkoop aan [verdachte] moet hebben toebehoord. Daaruit vloeit voort dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [naam 2] (feit 2). [naam 2] dacht een ‘echt’ voertuig te kopen en werd aldus bewogen tot de afgifte van de koopsom. Ook kan worden vastgesteld dat [verdachte] het oogmerk had om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen. De hiervoor beschreven gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet anders worden uitgelegd dan dat deze zijn gericht op het bevoordelen van zichzelf of een ander.
Uit het feit dat [verdachte] de scooter aan [naam 2] heeft verkocht en de scooter dus voorhanden heeft gehad wetende dat deze uit misdrijf afkomstig was, volgt dat hij zich ook schuldig heeft gemaakt aan opzetheling (feit 3).
De rechtbank gaat bij de beoordeling van zaaksdossier 21 van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Uit de aangifte van [naam 3] blijkt dat zij op 3 april 2014 haar scooter van het merk Piaggio type C38, met kenteken [kentekennummer] , op marktplaats.nl te koop had aangeboden. Op 7 en 8 april 2014 had zij telefonisch contact met een man die gebruik maakte van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] . Op verzoek van de man had zij een aantal foto’s van alle bijbehorende kentekenbewijzen naar hem gestuurd. [naam 3] heeft verder niets van de man vernomen.
Uit informatie van het LIV is gebleken dat [verdachte] op 14 april 2014 de scooter met kenteken [kentekennummer] op zijn naam heeft gesteld. Op 15 april 2014 heeft [verdachte] een duplicaat kentekenplaat voor dit kenteken aangevraagd. Hierbij heeft hij zich gelegitimeerd met zijn rijbewijs met nummer [nummer] . [verdachte] heeft op 11 juli 2014 aangifte gedaan van diefstal van zijn scooter met kenteken [kentekennummer] .
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de gehanteerde werkwijze in de zaaksdossiers 20 en 21 sterk met elkaar overeenkomt. [verdachte] is degene die in deze zaaksdossiers als enige naar voren is gekomen. Met betrekking tot zaaksdossier 20 is vastgesteld dat [verdachte] sinds de wijziging van de tenaamstelling van de scooter met kenteken [kentekennummer] , op 28 maart 2014 in beeld is gekomen, waarna door hem een duplicaat kentekenplaat werd aangevraagd en vervolgens de omgekatte scooter werd verkocht. Bij de verkoop van deze scooter aan [naam 2] , op 8 april 2014, is door de verkoper gebruik gemaakt van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] . Vervolgens is in zaaksdossier 21, met ditzelfde telefoonnummer, op zowel 7 als 8 april 2014 gebeld met [naam 3] , die haar scooter te koop had aangeboden op marktplaats Enkele dagen nadien, op 14 april 2014, werd de scooter van [naam 3] , met kenteken [kentekennummer] , op naam gesteld van [verdachte] en werd door [verdachte] op 15 april 2014 een duplicaat kentekenplaat aangevraagd. [verdachte] heeft in zaaksdossier 21 verklaard dat hij de scooter met kenteken [kentekennummer] had gekocht van ene ‘ [naam 4] ’, dat hij van hem het oude papieren kentekenbewijs had gekregen en dat hij met behulp van dat kentekenbewijs het kenteken [kentekennummer] op zijn naam heeft laten stellen. De rechtbank acht deze verklaring echter, in het licht van het hiervoor overwogene, volstrekt onaannemelijk. Uit de informatie van het LIV is niet gebleken dat de scooter op enig moment op naam heeft gestaan van ene [naam 4] . Hij is direct overgeschreven van [naam 3] naar [verdachte] . Daar komt bij dat de scooter al die tijd nog in het bezit was van [naam 3] en dat [verdachte] geen verklaring heeft gegeven voor de vraag waarom hij een dag na de gewijzigde tenaamstelling ook een duplicaat kentekenplaat had aangevraagd voor de (‘door hem gekochte’) scooter.
De rechtbank stelt vast dat in de zaaksdossiers 20 en 21 sprake is van een terugkerende werkwijze, waarbij steeds [verdachte] naar voren is gekomen en hij in een periode van ruim twee weken, twee voertuigen op zijn naam heeft laten stellen en daarvoor duplicaat kentekenplaten heeft aangevraagd. De rechtbank komt, gelet op de bevindingen in beide zaaksdossiers, tot de conclusie dat [verdachte] de gebruiker was van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] en hij dus degene was die [naam 2] (ZD 20 feit 2) en [naam 3] (ZD 21 feit 1) telefonisch heeft benaderd. De rechtbank acht oplichting van [naam 3] (ZD 21 feit 1) daarmee bewezen. [verdachte] heeft [naam 3] gevraagd om foto’s van de kentekenbewijzen naar hem te sturen, kennelijk met geen ander doel dan deze gegevens te gebruiken voor het omkatten van een soortgelijk voertuig om vervolgens te verkopen. Immers, amper een week na het telefonisch contact met [naam 3] werd de tenaamstelling van de scooter gewijzigd op naam van [verdachte] en de dag daarna werd een duplicaat kenteken aangevraagd. Uit de zaaksdossiers 20 en 21 kan de rechtbank – in onderlinge samenhang bezien – geen andere conclusie trekken dan dat [verdachte] hier de modus operandi die in 13Subra steeds is toegepast zelf heeft uitgeprobeerd en geen enkele intentie had een voertuig via marktplaats te kopen maar alleen geïnteresseerd was in de gegevens van het voertuig voor het omkatproces. De rechtbank acht het oogmerk tot oplichting van [naam 3] dus bewezen.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van zaaksdossier 3 van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Uit de stukken is gebleken dat [naam 5] zijn motorscooter van het merk Piaggio Yourban met kenteken [kentekennummer] sinds januari 2015 te koop had aangeboden op onder andere marktplaats.nl. Eind januari 2015 hebben twee Marokkaanse jongens de motorscooter bezichtigd en daarbij een foto gemaakt van het chassisnummer.
Uit informatie van het LIV is gebleken dat [medeverdachte 1] op 6 november 2014 de motorscooter met kenteken [kentekennummer] op zijn naam heeft gesteld. Op 10 november 2014 heeft [medeverdachte 1] een duplicaat kentekenplaat voor dit kenteken aangevraagd en verkregen. Hierbij heeft hij zich gelegitimeerd met zijn paspoort met nummer [nummer] .
Op 11 november 2014 werd de motorscooter met kenteken [kentekennummer] door [medeverdachte 1] te koop aangeboden en verkocht aan [naam 6] , eigenaar van [bedrijf 3] voor € 4.000,-. [naam 6] heeft verklaard dat hij de motorscooter had gekocht van een man die zich legitimeerde met een paspoort op naam van [medeverdachte 1] . [naam 6] heeft de motorscooter vervolgens doorverkocht aan [naam 7] , onder wie het voertuig in beslag werd genomen. Uit onderzoek bleek dat het VIN niet door de fabrikant was aangebracht. De motorscooter, met origineel kenteken [kentekennummer] , bleek tussen 8 en 9 november 2014 te zijn gestolen van [naam 8] .
Uit onderzoek naar de in de woning van [verdachte] aangetroffen computer bleek dat een zoekopdracht was gegeven voor het kenteken [kentekennummer] .
Het oordeel van de rechtbank
Nu ten aanzien van zaaksdossier 3 de betrokkenheid van [verdachte] bij de feiten 1, 2 en 3 niet uit de beschikbare bewijsmiddelen is gebleken spreekt de rechtbank [verdachte] in dit zaaksdossier vrij van die feiten. De enkele zoekopdracht naar het kenteken [kentekennummer] van de motorscooter van [naam 5] op de computer van [verdachte] is verdacht, maar onvoldoende om [verdachte] als (mede)pleger van het ten laste gelegde te kunnen aanmerken.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van zaaksdossier 12 van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Uit de stukken is gebleken dat [naam 9] zijn auto van het merk Volkswagen Golf met kenteken [kentekennummer] sinds oktober 2014 te koop had aangeboden op marktplaats.nl. Sindsdien heeft één bezichtiging plaatsgevonden waarbij vooral interesse werd getoond voor het kentekenbewijs en het VIN.
Uit informatie van het LIV is gebleken dat [medeverdachte 1] op 26 november 2014 de auto met kenteken [kentekennummer] op zijn naam had gesteld. Op 28 november 2014 heeft [medeverdachte 1] een duplicaat kentekenplaat voor dit kenteken aangevraagd. Hierbij had hij zich gelegitimeerd met zijn paspoort met nummer [nummer] .
Uit onderzoek naar de in de woning van [verdachte] aangetroffen computer bleek dat onder andere zoekopdrachten waren uitgevoerd op de kentekens [kentekennummer] en [kentekennummer] . Tussen 26 en 27 november 2014 werd een auto van het merk Volkswagen Golf met kenteken [kentekennummer] gestolen.
Het oordeel van de rechtbank
Uit het voorgaande maakt de rechtbank op dat niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] contact heeft gehad met [naam 9] , laat staan dat kan worden bewezen dat hij hem heeft bewogen tot het beschikbaar stellen van gegevens. De zoekopdrachten op de computer van [verdachte] naar het kenteken [kentekennummer] en het kenteken van een op de dag waarop de tenaamstelling werd gewijzigd gestolen auto van precies hetzelfde type zijn zeer verdacht, maar onvoldoende om in deze zaak tot medeplegen van oplichting van [naam 9] te komen. [verdachte] wordt daarom vrijgesproken van medeplegen van oplichting van [naam 9] (feit 1). De overige feiten zijn in dit zaaksdossier niet ten laste gelegd.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van zaaksdossier 1 van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Uit de stukken is gebleken dat [naam 10] zijn scooter van het merk Piaggio type C38 met kenteken [kentekennummer] te koop had aangeboden op marktplaats.nl. Op 12 december 2014 was er telefonisch contact met [naam 10] opgenomen via het telefoonnummer eindigend op *1457. Uit het politieonderzoek 13Dwemer is gebleken dat dit telefoonnummer in januari 2015 in gebruik is geweest bij [medeverdachte 4] . Diezelfde dag hadden drie mannen van Marokkaanse afkomst de scooter bezichtigd. [naam 10] had de mannen het kentekenbewijs in laten zien. Met behulp van een enkelvoudige fotoconfrontatie had [naam 10] [verdachte] herkend als één van de mannen die bij de bezichtiging aanwezig was. Aan [naam 10] is ook een foto getoond van [medeverdachte 4] . [naam 10] herkende [medeverdachte 4] niet op deze foto.
Uit informatie van het LIV is gebleken dat [medeverdachte 1] op 12 december 2014 de scooter met kenteken [kentekennummer] op zijn naam heeft gesteld. Op 16 december 2014 heeft [medeverdachte 1] een duplicaat kentekenplaat voor dit kenteken aangevraagd. Hierbij had hij zich gelegitimeerd met een paspoort met nummer [nummer] , toebehorende aan [medeverdachte 1] .
Op 17 december 2014 werd de scooter met kenteken [kentekennummer] te koop aangeboden en op 18 december 2014 verkocht aan [naam 11] , eigenaar van [bedrijf 4] , voor € 1.700,-. [naam 11] heeft verklaard dat de man van wie hij de scooter had gekocht een negroïde jongen was van ongeveer 20 á 22 jaar oud, rasta-achtig haar had en ongeveer 1.75 tot 1.80 meter lang was. Voor de verkoop van de scooter is deze man een tweede keer in de winkel geweest om de koop af te ronden. Een week na de aankoop was de man wederom in de winkel van [naam 11] om een fles olie en een accuhouder te kopen. [naam 11] is een foto getoond van [medeverdachte 1] . Direct na het tonen van de foto had [naam 11] verklaard dat dit de man was van wie hij de scooter had gekocht. Onder [naam 11] werd het voertuig in beslag genomen.
Uit onderzoek bleek dat het VIN niet door de fabrikant was aangebracht en werden er schuursporen aangetroffen. De scooter, met origineel kenteken [kentekennummer] , bleek tussen 16 en 17 december 2014 te zijn gestolen van [naam 12] / [naam 13] .
Het oordeel van de rechtbank
Uit het voorgaande maakt de rechtbank op dat [naam 10] [verdachte] heeft herkend middels een enkelvoudige fotoconfrontatie. De rechtbank heeft onder 4.1.3.3 geoordeeld dat een dergelijke herkenning alleen als aanvullend bewijs mag worden gebruikt voor het aantonen van de betrokkenheid van een verdachte bij een strafbaar feit. Nu geen ander bewijs voorhanden is dat [verdachte] één van de mannen is geweest die de bezichtiging heeft gedaan van het voertuig van [naam 10] , dient [verdachte] te worden vrijgesproken van de oplichting van [naam 10] (feit 1).
Nu ten aanzien van zaaksdossier 1 de betrokkenheid van [verdachte] bij de feiten 2 en 3 voorts niet uit de beschikbare bewijsmiddelen is gebleken spreekt de rechtbank [verdachte] in dit zaaksdossier ook vrij van die feiten.
4.1.4.6 Zaaksdossiers 2 en 7
De rechtbank gaat bij de beoordeling van zaaksdossier 2 van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Uit de stukken is gebleken dat [naam 15] zijn scooter, van het merk Piaggio type C38, met kenteken [kentekennummer] te koop had aangeboden op marktplaats.nl. Op 13 november 2014 werd [naam 15] gebeld door een jongen die zich [naam 14] noemde. Op verzoek van [naam 14] heeft [naam 15] een foto van de kentekenpapieren opgestuurd.
Uit informatie van het LIV is gebleken dat [medeverdachte 2] op 14 november 2014 de scooter met kenteken [kentekennummer] op zijn naam heeft gesteld. [medeverdachte 2] heeft bekend dat hij de scooter op zijn naam heeft laten stellen en heeft verklaard dat hij voor deze overschrijving € 100,- heeft ontvangen van [verdachte] . Op 18 november 2014 heeft [medeverdachte 1] een duplicaat kentekenplaat voor dit kenteken aangevraagd.
Op 22 november 2014 werd een bromfiets met kenteken [kentekennummer] door [medeverdachte 1] te koop aangeboden en verkocht aan [bedrijf 5] voor € 2.000,-. [medeverdachte 1] heeft zich hierbij gelegitimeerd met zijn paspoort. Van het paspoort heeft [naam 16] een kopie gemaakt. Deze kopie zit in het dossier. [naam 16] heeft verklaard dat hij 100% zeker weet dat de foto op het paspoort de persoon is die hij voor zich had. [naam 16] heeft de scooter op verzoek van de RDW laten herkeuren en uit onderzoek bleek dat het VIN niet door de fabrikant was aangebracht. De motorcode bleek thuis te horen op een scooter met een ander framenummer en kenteken. De scooter, met origineel kenteken [kentekennummer] , bleek op 16 november 2014 te zijn gestolen van [naam 17] .
[naam 16] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] een week voor die verkoop ook in zijn winkel was geweest en hem een scooter te koop had aangeboden. Deze scooter had hij toen niet gekocht. Voorts heeft [naam 16] verklaard dat [medeverdachte 1] op 3 december 2014 voor een derde keer in zijn winkel kwam en toen een scooter met kenteken [kentekennummer] (de scooter uit zaaksdossier 7) te koop had aangeboden. [naam 16] heeft zijn broer, die op dat moment in de winkel aan het werk was, [medeverdachte 1] het verkoopbewijs voor de bromfiets met kenteken [kentekennummer] laten ondertekenen, omdat hij dat nog niet had gedaan. De broer van [naam 16] had [medeverdachte 1] gevraagd een andere keer terug te komen. [naam 16] heeft [medeverdachte 1] herkend op een foto die hem van [medeverdachte 1] was getoond.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van zaaksdossier 7 van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Uit de stukken is gebleken dat [naam 18] zijn scooter, met kenteken [kentekennummer] , eind 2014 te koop had aangeboden op marktplaats.nl. Op 9 december 2014 werd [naam 18] gebeld door een jongen die zich [naam 19] noemde, met het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] . Een dag later kwamen drie mannen de scooter bezichtigen. Zij hebben het chassisnummer van de scooter gecontroleerd en vroegen [naam 18] of hij in het bezit was van een papieren kentekenbewijs.
Uit informatie van het LIV is gebleken dat [medeverdachte 2] op 11 december 2014 de scooter met kenteken [kentekennummer] op zijn naam heeft gesteld. [medeverdachte 2] heeft bekend dat hij de scooter op zijn naam heeft laten stellen en heeft verklaard dat hij voor deze overschrijving € 100,- heeft ontvangen van [verdachte] . Op 15 december 2014 heeft [medeverdachte 1] een duplicaat kentekenplaat voor dit kenteken aangevraagd.
Op 22 december 2014 heeft [bedrijf 6] de scooter met kenteken [kentekennummer] gekocht voor € 1.900,-. [naam 20] heeft verklaard dat de verkoper een negroïde jongen was met een gouden tand in zijn bovengebit. [naam 20] heeft de scooter doorverkocht aan [naam 21] onder wie de scooter in beslag werd genomen. Uit onderzoek bleek dat het VIN niet door de fabrikant was aangebracht. De scooter, met origineel kenteken [kentekennummer] , bleek tussen 18 en 19 december 2014 te zijn gestolen van [naam 22]
Het oordeel van de rechtbank
De betrokkenheid van [verdachte] bij de zaaksdossiers 2 en 7 is gebaseerd op de verklaring van [medeverdachte 2] dat hij voor het doen overschrijven van de kentekens op zijn naam, € 100,- van [verdachte] zou hebben ontvangen. De rechtbank acht deze verklaring niet sterk genoeg om overtuigend bewezen te achten dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. [verdachte] wordt daarom in deze zaaksdossiers van die feiten vrijgesproken.
4.1.4.7 Zaaksdossiers 8, 9, 10 en 11
De rechtbank gaat bij de beoordeling van zaaksdossier 8 van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Uit de stukken is gebleken dat [naam 23] zijn scooter van het merk Piaggio, met kenteken [kentekennummer] , te koop had aangeboden op marktplaats.nl. Begin april 2015 werd [naam 23] gebeld via het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] . Tijdens het gesprek werd gevraagd of [naam 23] in het bezit was van een papieren kentekenbewijs. Op 7 april 2015 had de bezichtiging plaatsgevonden in Maarssen in aanwezigheid van de stiefvader van [naam 23] , [naam 24] . Ten tijde van die bezichtiging had het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] gebruik gemaakt van een zendmast in Maarssen, evenals de telefoonnummers eindigend op * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] . [verdachte] heeft verklaard dat hij de gebruiker is van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] .
Volgens de politie is [verdachte] ook de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] . [medeverdachte 4] zou de gebruiker zijn van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] , zo leidt de politie uit een ander politieonderzoek genaamd 13Atik af.
Uit informatie van het LIV is gebleken dat [medeverdachte 3] op 9 april 2015 de scooter met kenteken [kentekennummer] op zijn naam heeft gesteld. Op 13 april 2015 heeft [medeverdachte 1] een duplicaat kentekenplaat voor dit kenteken aangevraagd.
Op 14 april 2015 heeft [naam 25] , eigenaar van [bedrijf 7] , de scooter met kenteken [kentekennummer] gekocht voor € 2.200,- en op zijn naam laten stellen. [naam 25] heeft verklaard de scooter gekocht te hebben van [medeverdachte 3] , een kopie van diens legitimatiebewijs te hebben gemaakt en het vrijwaringsbewijs van de scooter aan hem mee te hebben gegeven. Het vrijwaringsbewijs van de scooter is aangetroffen in de woning van [medeverdachte 3] . [naam 25] heeft € 400,- contant betaald en heeft € 1.800,- overgemaakt op het rekeningnummer ten name van [naam 26] . Dit bleek het rekeningnummer te zijn van [medeverdachte 1] . [naam 25] heeft de scooter doorverkocht aan [naam 27] onder wie de scooter in beslag werd genomen. Uit onderzoek bleek dat het VIN niet door de fabrikant was aangebracht. De scooter, met origineel kenteken [kentekennummer] , bleek tussen 12 en 13 april 2015 te zijn gestolen van [naam 28] .
De rechtbank gaat bij de beoordeling van zaaksdossier 9 van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Uit de stukken is gebleken dat [naam 29] zijn scooter, met kenteken [kentekennummer] , te koop had aangeboden op marktplaats.nl. Op 16 april 2015 werd [naam 29] gebeld via het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] . Tijdens het gesprek werd gevraagd of [naam 29] in het bezit was van een papieren kentekenbewijs. Op 17 april 2015 heeft de bezichtiging plaatsgevonden in Weert. Twee mannen kwamen naar de scooter kijken. Ten tijde van die bezichtiging heeft het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] gebruik gemaakt van een zendmast in Weert, evenals de telefoonnummers eindigend op * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] . [verdachte] heeft verklaard dat hij de gebruiker is van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] .
Volgens de politie is [verdachte] ook de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] . [medeverdachte 4] zou de gebruiker zijn van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] , zo leidt de politie uit een ander politieonderzoek genaamd 13Atik af.
Tijdens de bezichtiging hadden de mannen gevraagd of zij het chassisnummer mochten vergelijken met het nummer op het kentekenbewijs. [naam 29] heeft toen het kentekenbewijs gegeven. In de straat waar de bezichtiging had plaatsgevonden hingen camera’s. Bij het uitkijken van deze beelden is [verdachte] herkend door de verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] .
Uit informatie van het LIV is gebleken dat [medeverdachte 3] op 18 april 2015 de scooter met kenteken [kentekennummer] op zijn naam heeft gesteld. Op 22 april 2015 heeft [medeverdachte 1] een duplicaat kentekenplaat voor dit kenteken aangevraagd.
Op 22 april 2015 heeft verbalisant [verbalisant 5] een scooter met kenteken [kentekennummer] zien rijden. [medeverdachte 3] bleek de bestuurder te zijn en [medeverdachte 1] de bijrijder. [medeverdachte 3] heeft [verbalisant 5] de kentekencard van de scooter overhandigd. Het chassisnummer van de scooter kwam overeen met de kentekencard.
Op 23 april 2015 heeft [naam 30] , de scooter met kenteken [kentekennummer] gekocht van [medeverdachte 3] voor € 1.500,- waarbij [medeverdachte 3] zich heeft gelegitimeerd met zijn identiteitsbewijs. [naam 30] heeft de scooter doorverkocht aan [naam 31] onder wie de scooter in beslag is genomen. Uit onderzoek bleek dat het VIN niet door de fabrikant was aangebracht. De scooter, met origineel kenteken [kentekennummer] , bleek tussen 22 en 23 april 2015 te zijn gestolen van [naam 32] .
Een telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] heeft telefonisch contact gehad met het telefoonnummer van [naam 30] . In een telefoon van [medeverdachte 3] staat dit nummer opgeslagen onder de naam “ [roepnaam medeverdachte 4] ”. [roepnaam medeverdachte 4] is de roepnaam van [medeverdachte 4] .
De rechtbank gaat bij de beoordeling van zaaksdossier 10 van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Uit de stukken is gebleken dat [naam 33] haar scooter, met kenteken [kentekennummer] , te koop had aangeboden op marktplaats.nl. [naam 33] werd gebeld door een jongen genaamd [naam 34] via het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] en had met hem een afspraak gemaakt voor de bezichtiging op 20 april 2015 in Assendelft. Twee mannen kwamen naar de scooter kijken en hadden [naam 33] naar het kentekenbewijs en het chassisnummer gevraagd. Eén van de jongens had het kentekenbewijs in zijn handen. Ten tijde van die bezichtiging had het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] gebruik gemaakt van een zendmast in Assendelft, evenals de telefoonnummers eindigend op * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] . [verdachte] heeft verklaard dat hij de gebruiker is van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] .
Volgens de politie is [verdachte] ook de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] . [medeverdachte 4] zou de gebruiker zijn van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] , zo leidt de politie uit een ander politieonderzoek genaamd 13Atik af.
Uit informatie van het LIV is gebleken dat [medeverdachte 3] op 21 april 2015 de scooter met kenteken [kentekennummer] op zijn naam heeft gesteld. Op 29 april 2015 heeft [medeverdachte 1] een duplicaat kentekenplaat voor dit kenteken aangevraagd.
Op 2 mei 2015 heeft [bedrijf 8] , de scooter met kenteken [kentekennummer] gekocht van [medeverdachte 3] voor € 1.700,-, waarbij [medeverdachte 3] zich heeft gelegitimeerd met zijn identiteitsbewijs. In de woning van [medeverdachte 3] werd het vrijwaringsbewijs voor het voertuig met kenteken [kentekennummer] aangetroffen. Daarnaast werd op één van de telefoons van [medeverdachte 3] een foto aangetroffen van de scooter met duplicaatkenteken [kentekennummer] . Op deze foto is [medeverdachte 1] herkend als de persoon die het voertuig met een hogedrukspuit en een borstel aan het schoonmaken is. Onder [bedrijf 8] . werd de scooter in beslag genomen. Uit onderzoek bleek dat het VIN niet door de fabrikant was aangebracht. De scooter, met origineel kenteken [kentekennummer] , bleek tussen 30 april 2015 en 1 mei 2015 te zijn gestolen van [naam 35] .
De rechtbank gaat bij de beoordeling van zaaksdossier 11 van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Uit de stukken is gebleken dat [naam 36] zijn auto van het merk BMW X6, met kenteken [kentekennummer] , te koop had aangeboden op marktplaats.nl. [naam 36] werd gebeld door een jongen genaamd [naam 37] via het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] en had met hem een afspraak gemaakt voor de bezichtiging op 30 april 2015 in Barendrecht. Twee mannen kwamen naar de auto kijken. Eén van de mannen was [naam 37] , de ander stelde zich voor als [naam 38] . De mannen hadden de auto bekeken. [naam 37] had aangegeven dat hij de auto zo snel mogelijk wilde kopen. Op 2 mei 2015 had [naam 36] op verzoek van de mannen nog een foto van het kentekenbewijs gemaild naar het e-mailadres van [naam 38] , [mailadres 1] .
Ten tijde van die bezichtiging heeft het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] gebruik gemaakt van een zendmast in Barendrecht, evenals de telefoonnummers eindigend op * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] . [verdachte] heeft verklaard dat hij de gebruiker is van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] .
Volgens de politie is [verdachte] ook de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] . [medeverdachte 4] zou de gebruiker zijn van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] , zo leidt de politie uit een ander politieonderzoek genaamd 13Atik af. In een telefoon van [medeverdachte 3] staat het nummer * [telefoonnummer] opgeslagen onder de naam “ [telefoonnummer] ”. [telefoonnummer] is de roepnaam van [medeverdachte 4] .
Uit informatie van het LIV is gebleken dat [medeverdachte 3] op 2 mei 2015 de auto met kenteken [kentekennummer] op zijn naam heeft gesteld. Op 6 mei 2015 heeft [medeverdachte 1] een duplicaat kentekenplaat voor dit kenteken aangevraagd.
[naam 36] heeft verklaard dat hij werd gebeld door de eigenaar van [bedrijf 9] en dat hem werd verteld dat zijn auto bij [bedrijf 9] te koop was aangeboden. [naam 36] had op marktplaats.nl gezocht en had gezien dat zijn auto door een ander te koop werd aangeboden.
Op 7 mei 2015 werd [medeverdachte 3] op heterdaad aangehouden op verdenking van heling van een gestolen auto met kenteken [kentekennummer] . [medeverdachte 3] was samen met een andere man met een donkere huidskleur naar autobedrijf [naam 39] gekomen en had voornoemde auto te koop aangeboden. [naam 39] vertrouwde het niet en had gezien dat dezelfde auto op marktplaats te koop werd aangeboden. Nadat hij contact had opgenomen met de beheerder van die marktplaatsadvertentie, [naam 36] , had [naam 39] de politie gebeld. Bij zijn aanhouding had [medeverdachte 3] twee telefoons bij zich, op één van de telefoons werd een foto aangetroffen van de auto met kenteken [kentekennummer] , voorzien van een ophoogcode. Voorts was op die telefoon een filmpje opgeslagen dat was opgenomen op 7 mei 2015 waarin te zien was dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] samen in een auto zaten en enthousiast over een BMW X6 aan het praten waren.
De auto werd in beslag genomen en uit onderzoek bleek dat het VIN van die auto niet door de fabrikant was aangebracht. De auto, met origineel kenteken [kentekennummer] , bleek tussen 2 en 3 mei 2015 te zijn gestolen van [bedrijf 10]
Het oordeel van de rechtbank
Uit de hiervoor beschreven inhoud van de zaaksdossiers 8, 9, 10 en 11 is komen vast te staan dat het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] steeds heeft uitgepeild in de omgeving van de locaties waar de bezichtigingen hebben plaatsgevonden. [verdachte] heeft verklaard dat hij de gebruiker is van dit telefoonnummer en heeft verklaard dat hij af en toe een voertuig heeft bezichtigd. Bij de bezichtiging in zaaksdossier 9 is [verdachte] ook door drie verbalisanten herkend op de camerabeelden als één van de mannen die bij de bezichtiging aanwezig waren. De rechtbank acht gelet hierop bewezen dat [verdachte] in deze vier zaaksdossiers steeds bij de bezichtiging aanwezig was. Daarnaast kan worden vastgesteld dat in elk zaaksdossier met het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] is gebeld met de aangevers (van feit 1) voor het maken van een afspraak voor voornoemde bezichtigingen en dat dit nummer in de zaaksdossiers 8, 9 en 10 ook in de buurt van de bezichtigingen heeft uitgepeild. Op grond van het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat het nummer eindigend op * [telefoonnummer] ook in gebruik is geweest bij [verdachte] dan wel bij één van de medeverdachten. Die bezichtigingen hebben in een tijdsbestek van een maand plaatsgevonden. Steeds werd, enkele dagen na de bezichtiging, het kenteken van het betreffende voertuig overgeschreven op naam van [medeverdachte 3] . In de woning van [verdachte] werd een kentekenbewijs op naam van [medeverdachte 3] aangetroffen alsmede vervalste kentekenbewijzen. Gelet op de hiervoor beschreven steeds terugkerende werkwijze, het structurele karakter van de ondernomen handelingen en de omstandigheid dat géén van de bezichtigingen daadwerkelijk heeft geleid tot een verkoop, en wat zij reeds heeft vastgesteld over de door [verdachte] gevolgde werkwijze in zaaksdossiers 20 en 21, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] de verkopers in de zaaksdossiers 8, 9, 10 en 11 heeft benaderd met het oogmerk om hen op te lichten (feit 1). Hij heeft zich immers voorgedaan als bonafide koper en heeft in die hoedanigheid de verkopers bewogen tot het beschikbaar stellen van gegevens.
Aan [verdachte] wordt niet alleen oplichting van de aanbieders/verkopers verweten, maar ook oplichting van de mensen die gestolen, gekloonde scooters hebben gekocht. Hoewel in deze vier zaaksdossiers de gekloonde voertuigen door [medeverdachte 3] aan de kopers werden verkocht is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] zich door oplichting van de aanbieders/verkopers ook schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de oplichting van de kopers.
Het oplichten van de verkopers van voertuigen - dat [verdachte] voor zijn rekening nam - diende geen enkel ander doel dan het oplichten van de kopers van de gekloonde voertuigen. Die kopers waren immers de mensen die grote bedragen betaalden voor de ogenschijnlijk nette, legitieme voertuigen, en het incasseren van hun geld was nu juist het doel van het hele traject. Door precies die gegevens aan de aanbieders/verkopers te ontfutselen die nodig waren om te tenaamstelling van voertuigen te wijzigen om ze uiteindelijk te kunnen klonen en gestolen voertuigen als nette, legitieme voertuigen aan te kunnen bieden, heeft [verdachte] keer op keer een zodanig essentiële bijdrage geleverd aan de oplichting van de kopers dat hij als medepleger van die oplichting is aan te merken. Ook kan worden vastgesteld dat [verdachte] hierbij het oogmerk had om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. De hiervoor beschreven gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet anders worden uitgelegd dan dat deze zijn gericht op het bevoordelen van zichzelf of een ander. Vast staat ten slotte dat [verdachte] nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn mededaders. Daarbij is het van belang dat de actieve, eigen rol van [verdachte] zich zeker niet heeft beperkt tot oplichting van aanbieders/verkopers. In zaaksdossier 20, de eerste zaak, heeft [verdachte] zelf (naast het aanvragen van het duplicaat kenteken) de oplichting van de koper van het gestolen voertuig voor zijn rekening genomen. De handelingen die in zaaksdossiers 20 en 21 door [verdachte] werden verricht, vormden de blauwdruk van de modus operandi, die later vele malen is herhaald. Dit feit vormt een sterke indicatie dat [verdachte] de initiator is en zijn mededaders heeft geïnstrueerd. De betrokkenheid van [verdachte] bij het traject ná de oplichting van verkopers/aanbieders blijkt nog duidelijker uit wat er in zijn woning en op zijn computer is aangetroffen. Er stonden zoekslagen op zijn computer naar diverse kentekens die in dit dossier voorkomen waarbij in enkele gevallen betrokkenheid van medeverdachten kan worden vastgesteld. In zijn woning lagen een brief van de RDW aan [medeverdachte 3] en een kentekencard op naam van [medeverdachte 3] . In zijn telefoon is een foto aangetroffen van het identiteitsbewijs van [medeverdachte 3] en van een Piaggio voorzien van een kentekenplaat [kentekennummer] met ophoogcode (te koppelen aan zaaksdossier 26). Ook stond daarin een foto, gemaakt op 2 oktober 2015, van het chassisnummer van een Range Rover en van het kentekenbewijs [kentekennummer] . Uit het dossier blijkt dat dat voertuig toen te koop werd aangeboden door [bedrijf 11] . In zijn woning zijn vervalste papieren kentekenpapieren betreffende ditzelfde kenteken [kentekennummer] en een blanco kentekenbewijs met verwijderde inkt aangetroffen. Last but not least geldt dat hierna in zaaksdossier 22 wordt vastgesteld dat er met de telefoon van [verdachte] contact is gelegd met de koper en dat [verdachte] in zaaksdossiers 23 en 24 als gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] op 13 en 14 juli 2015 zowel contact had met koper [naam 40] en potentiële koper [naam 41] als met verkoper [medeverdachte 5] .
[verdachte] wordt vrijgesproken van witwassen (feit 3), nu de bewezen verklaarde door [verdachte] verrichtte handelingen geen witwassen opleveren, zoals dit ten laste is gelegd. Voorts wordt [verdachte] vrijgesproken van heling (feit 3), omdat niet bewezen kan worden dat hij die omgekatte voertuigen feitelijk onder zich heeft gehad.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van zaaksdossier 13 van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Uit de stukken is gebleken dat [naam 42] zijn scooter, van het merk Piaggio N/A met kenteken [kentekennummer] , sinds maart 2015 te koop had aangeboden op marktplaats.nl. [naam 42] heeft verklaard dat hij eind april/begin mei 2015 wel eens had afgesproken met een potentiële koper en dat deze koper dan wilde kijken of het chassisnummer overeenkwam met het kentekenbewijs. Uit het dossier is gebleken dat het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] op 7 en 8 april 2015 contact heeft gehad met [naam 42] .
Uit informatie van het LIV is gebleken dat [medeverdachte 3] op 18 mei 2015 de scooter met kenteken [kentekennummer] op zijn naam heeft gesteld. Op 20 mei 2015 heeft [medeverdachte 3] een duplicaat kentekenplaat voor dit kenteken aangevraagd.
Op 22 mei 2015 heeft [naam 43] , via marktplaats.nl, een scooter met kenteken [kentekennummer] gekocht voor een bedrag van € 2.100,-. Uit onderzoek naar het marktplaats account is gebleken dat aan dit account de gebruikersnaam ‘ [naam 38] ’ was gekoppeld alsmede het e-mailadres [mailadres 1] . Op 28 oktober 2015 werden [naam 43] twee foto’s getoond, waarbij [medeverdachte 5] werd herkend als de verkoper van de scooter. In de nacht van 17 op 18 oktober 2015 werd de scooter van [naam 43] gestolen. Om die reden is niet bekend geworden welk gestolen voertuig is gekloond en aan [naam 43] is verkocht.
Het oordeel van de rechtbank
Uit het dossier volgt dat het telefoonnummer * [telefoonnummer] in juli 2015 gekoppeld is geweest aan een telefoon die bij [verdachte] thuis tijdens de doorzoeking is gevonden, en dat het is gebruikt voor het maken van de afspraken voor de bezichtigingen in april en mei 2015 waarbij de verkopers/aanbieders zijn opgelicht in zaaksdossiers 8, 9, 10 en 11. Zoals in het bovenstaande is vastgesteld, was [verdachte] bij die bezichtigingen steeds aanwezig en peilden daarbij steeds het telefoonnummer * [telefoonnummer] alsmede zijn telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] uit. De rechtbank is van oordeel dat deze feiten een sterke verdenking jegens [verdachte] opleveren voor betrokkenheid bij de contacten met aangever [naam 42] , maar dat toch met onvoldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat hij op 7 en 8 april 2015 de gebruiker was van telefoonnummer * [telefoonnummer] en dus bij de feiten 1 en 2 betrokken was. De rechtbank zal hem in dit zaaksdossier dan ook vrijspreken van die feiten.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van zaaksdossier 16 van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Uit de stukken is gebleken dat [naam 44] zijn scooter van het merk Piaggio, met kenteken [kentekennummer] , te koop had aangeboden op marktplaats.nl. Op 28 mei 2015 hadden twee jongens de scooter bezichtigd in Beverwijk. [naam 44] heeft verklaard dat de jongens de kentekenpapieren wilden bekijken. [naam 44] heeft hierna niets meer van de jongens vernomen. Ten tijde van die bezichtiging had het telefoonnummer eindigend * [telefoonnummer] gebruik gemaakt van een zendmast in Beverwijk. [verdachte] heeft verklaard dat hij de gebruiker is van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] .
Uit informatie van het LIV is gebleken dat [medeverdachte 6] op 29 mei 2015 de scooter met kenteken [kentekennummer] op zijn naam heeft gesteld. Deze overschrijving had plaatsgevonden bij de Primera op het [vestigingsadres 1] . Op de camerabeelden is [medeverdachte 1] door een verbalisant herkend als de persoon die samen met een andere persoon, mogelijk [medeverdachte 6] , bij de overschrijving aanwezig was. Op 1 juni 2015 heeft [medeverdachte 1] een duplicaat kentekenplaat voor dit kenteken aangevraagd.
Op 3 juni 2015 heeft [naam 45] , de scooter met kenteken [kentekennummer] via marktplaats.nl gekocht voor
€ 2.250,-. [naam 45] heeft verklaard dat zij steeds contact had gehad met een jongen die zichzelf [naam 38] noemde. Verder heeft [naam 45] verklaard dat [naam 38] is meegegaan naar het postkantoor om de scooter op haar naam over te laten schrijven. [naam 38] had zich gelegitimeerd. Zij had daarvan een foto gemaakt. Deze foto zit in het dossier en op de foto is het paspoort van [medeverdachte 1] te zien.
Onder [naam 45] werd de scooter in beslag genomen, die het voertuig op verzoek van de RDW had laten keuren. Uit onderzoek bleek dat het VIN niet door de fabrikant was aangebracht. De scooter, met origineel kenteken [kentekennummer] , bleek tussen 31 mei en 1 juni 2015 te zijn gestolen van [naam 46] .
Op 7 juni 2015 werd een scooter voorzien van kenteken [kentekennummer] , op naam van [verdachte] , al rijdend aangetroffen met daarop twee mannen en twee vrouwen. In de buddyseat werd het kentekenbewijs van het kenteken [kentekennummer] aangetroffen.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de hiervoor beschreven inhoud van de bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat het telefoonnummer van [verdachte] , eindigend op * [telefoonnummer] heeft uitgepeild in Beverwijk ten tijde van de bezichtiging van de scooter van [naam 44] . [verdachte] past in het door [naam 44] gegeven signalement. Gelet op de gehanteerde werkwijze in de eerder beschreven zaaksdossiers (8, 9, 10 en 11) komt de rechtbank tot het oordeel dat bewezen kan worden dat [verdachte] één van de mannen is geweest die feitelijk bij de bezichtiging in Beverwijk aanwezig waren. [verdachte] heeft [naam 44] gevraagd het kentekenbewijs te mogen controleren, kennelijk met geen ander doel dan deze gegevens te gebruiken voor het omkatten van een soortgelijk voertuig om vervolgens te verkopen. Immers, een dag na de bezichtiging werd de tenaamstelling van de scooter al gewijzigd op naam van [medeverdachte 6] . Daar komt bij dat van de later gestolen en omgekatte scooter, met het oorspronkelijke kenteken [kentekennummer] – soortgelijk als de scooter die is bezichtigd – het kentekenbewijs is aangetroffen in de buddyseat van een scooter op naam van [verdachte] . [verdachte] heeft zich aldus voorgedaan als bonafide koper en in die hoedanigheid [naam 44] bewogen tot het beschikbaar stellen van gegevens (feit 1).
Hoewel uit de beschikbare bewijsmiddelen niet is vast te stellen dat [verdachte] feitelijk de omgekatte scooter heeft verkocht, stelt de rechtbank dat [verdachte] , gezien de essentiële rol die hij in dit zaaksdossier heeft vervuld, ook als medepleger van oplichting van de koper [naam 45] (feit 2) kan worden aangemerkt. De rechtbank verwijst overigens naar wat zij hierover heeft overwogen bij de bespreking van zaaksdossiers 8, 9, 10 en 11.
[verdachte] wordt vrijgesproken van witwassen (feit 3), nu de bewezen verklaarde door [verdachte] verrichtte handelingen geen witwassen opleveren, zoals dit ten laste is gelegd. Voorts wordt [verdachte] vrijgesproken van heling (feit 3), omdat niet bewezen kan worden dat hij die omgekatte voertuigen feitelijk onder zich heeft gehad.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van zaaksdossier 22 van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Uit de stukken is gebleken dat [naam 47] zijn motor van het merk Piaggio, met kenteken [kentekennummer] , op 25 juni 2015 te koop had aangeboden op marktplaats.nl. Op diezelfde dag werd hij door een man gebeld met het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] . Op 27 juni 2015 kwamen twee jongens de motor bezichtigen op de [adres ] in Amsterdam. Eén van de mannen had het kentekenbewijs bekeken en de andere man het chassisnummer. [naam 47] heeft [medeverdachte 4] bij een enkelvoudige fotoconfrontatie herkend als één van die mannen. Ten tijde van de bezichtiging heeft het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] , alsmede het nummer eindigend op * [telefoonnummer] , gebruik gemaakt van een zendmast in de onmiddellijke omgeving van de [adres ] in Amsterdam. Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer * [telefoonnummer] van 12 tot en met 15 mei 2015 gebruik heeft gemaakt van het IMEI-nummer eindigend op * [telefoonnummer] . Bij een doorzoeking in de woning van [verdachte] is de telefoon aangetroffen met dit IMEI-nummer. Van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] is vastgesteld dat dit nummer net als nummer * [telefoonnummer] contact heeft gehad met [naam 47] . [medeverdachte 4] zou de gebruiker zijn van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] , zo leidt de politie uit een ander politieonderzoek genaamd 13Atik af.
Uit informatie van het LIV is gebleken dat [medeverdachte 3] op 29 juni 2015 de motor met kenteken [kentekennummer] op zijn naam heeft gesteld. Deze overschrijving heeft plaatsgevonden bij de Primera op het [vestigingsadres 2] . Op de camerabeelden is [medeverdachte 3] herkend als de persoon die de overschrijving heeft gedaan. Op 1 juli 2015 heeft [medeverdachte 1] een duplicaat kentekenplaat voor dit kenteken aangevraagd.
Op 8 juli 2015 heeft [naam 48] , de motor met kenteken [kentekennummer] via marktplaats gekocht voor € 6.000,-. [naam 48] had contact gehad met een persoon die gebruik maakte van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] . Uit onderzoek is gebleken dat dit telefoonnummer in de periode van 27 juni 2015 tot en met 12 juli 2015 in voornoemde telefoon met IMEI-nummer eindigend op * [telefoonnummer] had gezeten. Voorts is uit onderzoek gebleken dat het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] opvolgend op het nummer eindigend op * [telefoonnummer] in hetzelfde telefoontoestel zat, het telefoontoestel dat in de woning van [verdachte] is aangetroffen. De motor is op 8 juli 2015 in de Bruna in het filiaal [vestiging] overgeschreven op naam van [naam 48] . [naam 48] heeft verklaard dat de verkoper van de motor met hem was meegegaan naar het postkantoor. Op de camerabeelden van de Bruna is [medeverdachte 5] herkend als de verkoper van de motor.
[naam 48] heeft de motor doorverkocht aan [naam 49] , onder wie de motor in beslag is genomen. Uit onderzoek bleek dat het VIN niet door de fabrikant was aangebracht. De motor, met origineel kenteken [kentekennummer] , bleek tussen 30 juni en 1 juli 2015 te zijn gestolen van [naam 50] .
Het oordeel van de rechtbank
Uit de hiervoor besproken inhoud van de beschikbare bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] contact heeft opgenomen met [naam 47] voor het maken van een afspraak voor de bezichtiging, dat dit nummer heeft uitgepeild in de directe omgeving van de bezichtiging van de motor van [naam 47] . Dit nummer wordt door de politie gekoppeld aan [verdachte] . Uit het dossier blijkt echter dat * [telefoonnummer] alleen van 12 mei 2015 tot en met 15 mei 2015 gekoppeld is geweest aan de Samsung telefoon met IMEI-nummer * [telefoonnummer] die in de woning van [verdachte] in beslag is genomen. De rechtbank kan op grond van deze gegevens niet vaststellen dat [verdachte] ook op het moment van de bezichtiging op 27 juni 2015 de gebruiker is geweest van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] en dat hij met dit nummer heeft gebeld met [naam 47] op 25 juni 2015. Verder biedt het dossier ook geen andere aanknopingspunten dat [verdachte] betrokken is geweest bij de oplichting van [naam 47] . [verdachte] wordt daarom in dit zaaksdossier vrijgesproken van feit 1.
Uit onderzoek is gebleken dat [naam 48] contact heeft gehad met een persoon die gebruik maakte van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] . Uit onderzoek is gebleken dat dit telefoonnummer in de periode van 27 juni 2015 tot en met 12 juli 2015 in de telefoon met IMEI-nummer eindigend op * [telefoonnummer] , die later bij [verdachte] wordt aangetroffen, heeft gezeten. Dit was in de periode dat [naam 48] contact heeft gehad met één van de verkopers via dit telefoonnummer en de motor heeft gekocht. Voorts is uit onderzoek gebleken dat het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] opvolgend op het nummer eindigend op * [telefoonnummer] in hetzelfde telefoontoestel heeft gezeten. Van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] is eerder (bij de beoordeling van de rechtbank van zaaksdossiers 8, 9, 10 en 11) vastgesteld dat het in gebruik is geweest bij [verdachte] of een medeverdachte. De rechtbank betrekt hierbij voorts dat hierna bij zaaksdossier 23 wordt vastgesteld dat [verdachte] rond 28-29 juni 2015 de gebruiker is van telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] . Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het [verdachte] was die middels het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] contact heeft gehad met [naam 48] voor het verkopen van de motor. Hoewel uit de beschikbare bewijsmiddelen niet is vast te stellen dat [verdachte] feitelijk de omgekatte motor heeft verkocht, stelt de rechtbank dat [verdachte] , nu hij in elk geval contact heeft gelegd met de koper als medepleger van oplichting van de koper [naam 48] (feit 2) moet worden aangemerkt.
[verdachte] wordt vrijgesproken van witwassen (feit 3), nu de bewezen verklaarde door [verdachte] verrichtte handelingen geen witwassen oplevert, zoals dit ten laste is gelegd. Voorts wordt [verdachte] vrijgesproken van heling (feit 3), omdat niet bewezen kan worden dat hij de omgekatte motor feitelijk onder zich heeft gehad.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van zaaksdossier 23 van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Uit de stukken is gebleken dat [naam 51] haar auto van het merk Volkswagen Golf met kenteken [kentekennummer] , te koop heeft aangeboden op onder meer marktplaats.nl. Op 28 juni 2015 werd zij door een jongen gebeld met het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] . [naam 51] heeft verklaard dat de jongen had gevraagd of zij in het bezit was van een papieren kentekenbewijs. Op 29 juni 2015 kwamen twee jongens de auto bezichtigen in Tilburg. Op verzoek van de jongens had [naam 51] haar kentekenpapieren laten zien. De jongens wilden het serienummer van de kentekenpapieren vergelijken met het serienummer van de auto. [naam 52] was bij de bezichtiging aanwezig en heeft naderhand bij een enkelvoudige fotoconfrontatie [verdachte] en [medeverdachte 4] herkend als de jongens die de auto hadden bezichtigd. Naar aanleiding van de foto van [medeverdachte 4] verklaarde hij; “Ja, ik herken hem. Hij had constant het woord. Zijn haar was iets anders. Aan de zijkanten was het opgeschoren en boven iets korter. Ik herken hem aan zijn ogen en zijn neus.” Aan [naam 51] werden dezelfde foto’s getoond. Zij herkende [verdachte] niet. Bij de foto van [medeverdachte 4] verklaarde [naam 51] : “Ik denk hem te herkennen. Maar ik weet het niet zeker.”
Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] in de periode van 27 juni 2015 tot en met 12 juli 2015 gebruik heeft gemaakt van het IMEI-nummer eindigend op * [telefoonnummer] . Voorts is uit onderzoek gebleken dat het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] opvolgend op het nummer eindigend op * [telefoonnummer] in hetzelfde telefoontoestel heeft gezeten, namelijk van 13 tot en met 14 juli 2015. Bij een doorzoeking in de woning van [verdachte] is een telefoon aangetroffen met het IMEI-nummer * [telefoonnummer] . In deze telefoon is een sms-je van [naam 51] aangetroffen met de inhoud: “zou jij mij kunnen laten weten of je een keus hebt gemaakt”.
Uit informatie van het LIV is gebleken dat [medeverdachte 1] op 1 juli 2015 de auto met kenteken [kentekennummer] op zijn naam heeft gesteld. Deze overschrijving heeft plaatsgevonden bij de Primera op het [vestigingsadres 1] . Op de camerabeelden is [medeverdachte 1] door politieagenten herkend als de persoon die de overschrijving heeft gedaan. Op 6 juli 2015 heeft [medeverdachte 1] een duplicaat kentekenplaat voor dit kenteken aangevraagd.
Op 14 juli 2015 heeft [naam 40] , de auto met kenteken [kentekennummer] via marktplaats.nl gekocht voor
€ 9.000,-. Uit onderzoek naar het marktplaats account is gebleken dat aan dit account de gebruikersnaam ‘de groote’ was gekoppeld alsmede het e-mailadres [mailadres 2] [naam 40] heeft contact gehad met een persoon, die zichzelf [naam 53] noemde en die gebruik maakte van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] . [naam 40] heeft verklaard dat hij op 13 juli 2015 tussen 18.30 uur en 19.30 uur een afspraak had met [naam 53] om de auto te bezichtigen. Hij heeft de auto toen bekeken en het kentekenbewijs. Uit onderzoek van de telefoongegevens van * [telefoonnummer] blijkt dat dit nummer op 13 juli 2015 om 18.31 uur twee sms-berichten heeft verstuurd naar telefoonnummer * [telefoonnummer] van [medeverdachte 5] , vervolgens om 19:31 belt met het telefoonnummer van [naam 40] en daarna om 19:42 uur weer telefonisch contact heeft met het telefoonnummer * [telefoonnummer] van [medeverdachte 5] . De auto is op 14 juli 2015 in de Bruna in het filiaal [vestiging] overgeschreven op naam van [naam 40] . [naam 40] heeft verklaard dat de verkoper van de auto met hem was meegegaan naar het postkantoor, daar was ook een tweede man aanwezig. Op de camerabeelden van de Bruna is [medeverdachte 5] door politieagenten herkend als één van de verkopers van de auto. Op de beelden is te zien dat [medeverdachte 5] het geld van [naam 40] heeft geteld en in zijn broek stopt. Middels een enkelvoudige fotoconfrontatie heeft [naam 40] [medeverdachte 1] herkend als de tweede verkoper. [naam 40] heeft verklaard dat hij van [medeverdachte 1] het paspoort heeft gezien en het kentekenbewijs van de auto.
Toen [naam 40] die nacht op marktplaats.nl zocht naar mistlampen voor zijn nieuwe auto, kwam hij erachter dat zijn nieuwe auto, met hetzelfde kenteken, nog op marktplaats.nl te koop werd aangeboden. [naam 40] heeft contact opgenomen met de verkoopster van de auto en zij vertelde hem dat haar auto nog voor haar deur stond. Onder [naam 40] werd de auto in beslag genomen.
Uit onderzoek bleek dat het VIN niet door de fabrikant was aangebracht. De auto, met origineel kenteken [kentekennummer] , bleek 29 juni 2015 te zijn gestolen van [naam 54] / [naam 55] .
Het oordeel van de rechtbank
Uit de hiervoor besproken inhoud van de beschikbare bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [naam 51] op 28 juni 2015 is gebeld door een man die gebruik maakte van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] . Uit onderzoek is gebleken dat dit telefoonnummer in de periode van 27 juni 2015 tot en met 12 juli 2015 in de telefoon met IMEI-nummer eindigend op * [telefoonnummer] heeft gezeten, de telefoon die bij een doorzoeking in de woning van [verdachte] is aangetroffen. In deze telefoon is een sms-je van [naam 51] aangetroffen met de inhoud: “zou jij mij kunnen laten weten of je een keus hebt gemaakt”. [naam 56] heeft [verdachte] daarnaast herkend als één van de mannen die bij de bezichtiging aanwezig was. De rechtbank acht deze enkelvoudige fotoherkenning betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs als aanvullend bewijs voor de betrokkenheid van [verdachte] bij deze bezichtiging en betrekt deze, met verwijzing naar hetgeen omtrent de enkelvoudige fotoconfrontatie is overwogen in 4.1.3.3, bij het bewijs. Op grond van het voorgaande, en de gehanteerde werkwijze in de eerder beschreven zaaksdossiers (8, 9, 10, 11, 16 en 21) stelt de rechtbank vast dat [verdachte] feitelijk aanwezig was bij de bezichtiging van de auto van [naam 51] . [verdachte] heeft [naam 51] gevraagd het kentekenbewijs te mogen controleren, kennelijk met geen ander doel dan deze gegevens te gebruiken voor het omkatten van een soortgelijk voertuig om vervolgens te verkopen. Immers, enkele dagen na de bezichtiging werd de tenaamstelling van de auto gewijzigd op naam van [medeverdachte 1] . [verdachte] heeft zich aldus voorgedaan als bonafide koper en in die hoedanigheid [naam 51] bewogen tot het beschikbaar stellen van gegevens (feit 1).
Hoewel uit de beschikbare bewijsmiddelen niet is vast te stellen dat [verdachte] feitelijk de omgekatte auto heeft verkocht, stelt de rechtbank dat [verdachte] , gezien de essentiële rol die hij in dit zaaksdossier heeft vervuld, toch ook als medepleger van oplichting van de koper [naam 40] (feit 2) kan worden aangemerkt. De rechtbank verwijst overigens naar wat zij hierover heeft overwogen bij de bespreking van zaaksdossiers 8, 9, 10 en 11. De rechtbank gaat er bovendien vanuit dat [verdachte] op 13 en 14 juli 2015 de gebruiker was van telefoonnummer * [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer was op dat moment namelijk gekoppeld aan een telefoon die bij [verdachte] thuis is aangetroffen. Er zijn geen aanknopingspunten dat iemand anders dan [verdachte] deze telefoon heeft gebruikt. Op 13 juli 2015, de dag van de bezichtiging door koper [naam 40] , heeft [verdachte] met telefoonnummer * [telefoonnummer] zowel contact gehad met [naam 40] als met [medeverdachte 5] (een van de verkopers). [verdachte] is in dit zaaksdossier dus ook bij de uitvoering van de oplichting van [naam 40] betrokken geweest.
[verdachte] wordt vrijgesproken van witwassen (feit 3), nu de bewezen verklaarde door [verdachte] verrichtte handelingen geen witwassen opleveren, zoals dit ten laste is gelegd. Voorts wordt [verdachte] vrijgesproken van heling (feit 3), omdat niet bewezen kan worden dat hij de omgekatte motor feitelijk onder zich heeft gehad.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van zaaksdossier 24 van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Uit de stukken is gebleken dat [naam 57] zijn driewielige motor, van het merk Piaggio met kenteken [kentekennummer] , op 8 juli 2015 te koop heeft aangeboden op marktplaats.nl. Op 8 juli 2015 werd hij door een man gebeld met het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] . [naam 57] heeft verklaard dat de man onder meer had gevraagd of hij in het bezit was van een papieren kentekenbewijs. Op 9 juli 2015 kwamen twee mannen de motor bezichtigen in Purmerend. Het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] heeft ten tijde van die bezichtiging uitgepeild in Purmerend. [verdachte] heeft verklaard dat hij de gebruiker is van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] . Op verzoek van de mannen had [naam 57] de kentekenpapieren laten zien. De mannen wilden nakijken of het chassisnummer overeenkwam met het kentekenbewijs. [naam 57] heeft er na deze bezichtiging voor gekozen om zijn motor te laten verkopen door een bedrijf, genaamd [bedrijf 12] . [naam 57] heeft verklaard dat hij door [bedrijf 12] gebeld werd met de mededeling dat een potentiële koper in de winkel was, genaamd [naam 41] , die in Amsterdam Noord via marktplaats.nl op 11 juli 2015 een zelfde motor met hetzelfde kenteken, te weten [kentekennummer] heeft bezichtigd, maar dat op dit kenteken een ophoogcode stond.
Getuige [naam 41] , die een driewielige motor wilde kopen, heeft contact gehad met een man die zich [naam 58] noemde en gebruik maakte van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] . [naam 41] heeft verklaard dat zij niet tot de koop was overgegaan omdat er geen alarmkastje op de motor zat en de ‘masterkey’ ontbrak. Op 13 juli 2015 werd [naam 41] gebeld door het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] waarbij werd medegedeeld dat de verkoper de originele sleutel van het voertuig had. Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] van 13 juli 2015 tot en met 14 juli 2015 gebruik heeft gemaakt van de telefoon met IMEI-nummer eindigend op * [telefoonnummer] . Bij een doorzoeking in de woning van [verdachte] is de telefoon aangetroffen met het IMEI-nummer * [telefoonnummer] . Uit onderzoek van de telefoongegevens van * [telefoonnummer] blijkt dat * [telefoonnummer] op 13 juli 2015 tussen 12.45 uur en 13:00 uur 10 contactmomenten heeft gehad met * [telefoonnummer] van [medeverdachte 5] , vervolgens om 13:02 uur en 13:04 uur twee contactmomenten met de telefoon van [naam 41] en daarna om 13:05 uur weer met telefoonnummer * [telefoonnummer] van [medeverdachte 5] .
Op 14 juli 2015 heeft [naam 41] een sms-bericht ontvangen van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] met de inhoud “4500”. Op een foto die de politie hen toonde hebben [naam 41] en haar vriend [medeverdachte 1] beiden herkend als de man die hen de motor te koop had aangeboden.
Uit informatie van het LIV is gebleken dat [medeverdachte 3] op 9 juli 2015 de motor met kenteken [kentekennummer] op zijn naam heeft gesteld. Deze overschrijving heeft plaatsgevonden bij de Primera op het [vestigingsadres 2] . Op de camerabeelden van de Primera is [medeverdachte 3] door een politieagent herkend als de persoon die de overschrijving heeft gedaan. Op 11 juli 2015 heeft [medeverdachte 3] een duplicaat kentekenplaat voor dit kenteken aangevraagd.
Op 28 juli 2015 heeft [naam 59] de motor met kenteken [kentekennummer] via marktplaats.nl gekocht voor
€ 4.600,-. De adverteerder was genaamd ‘ [naam 58] ’ en maakte gebruik van de telefoonnummers eindigend op * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] . [naam 59] had aan ‘ [naam 58] ’ gevraagd waarom het stuurslot niet goed op zijn plaats zat. ‘ [naam 58] ’ zei dat er was geprobeerd om de motor te stelen. Daarom had de motor ook een duplicaatcode op het kentekenplaat. De overschrijving vond plaats in de Primera in het filiaal [vestigingsadres 3] . Op de camerabeelden van de Primera is [medeverdachte 5] door politieagenten herkend als de verkoper van de motor. Onder [naam 59] is de motor in beslag genomen.
Uit onderzoek bleek dat het VIN niet door de fabrikant was aangebracht. De motor, met origineel kenteken [kentekennummer] , bleek te zijn gestolen van [naam 60] .
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de omstandigheid dat het telefoonnummer van [verdachte] eindigend op * [telefoonnummer] uitpeilt in Purmerend rond het tijdstip van de bezichtiging, waarvoor [verdachte] geen aannemelijke verklaring heeft gegeven en de gehanteerde werkwijze in de eerder beschreven zaaksdossiers (8, 9, 10, 11, 16, 21 en 23) stelt de rechtbank vast dat [verdachte] feitelijk aanwezig was bij de bezichtiging van de motor van [naam 57] . [verdachte] heeft [naam 57] gevraagd het kentekenbewijs te mogen controleren, kennelijk met geen ander doel dan deze gegevens te gebruiken voor het omkatten van een soortgelijk voertuig om vervolgens te verkopen. Immers, op de dag van de bezichtiging werd de tenaamstelling van de motor al gewijzigd op naam van [medeverdachte 3] . [verdachte] heeft zich aldus voorgedaan als bonafide koper en in die hoedanigheid [naam 57] bewogen tot het beschikbaar stellen van gegevens (feit 1).
Hoewel uit de beschikbare bewijsmiddelen niet is vast te stellen dat [verdachte] feitelijk de omgekatte motor heeft verkocht, stelt de rechtbank dat [verdachte] , gezien de essentiële rol die hij in dit zaaksdossier heeft vervuld, toch ook als medepleger van oplichting van [naam 59] en de poging tot oplichting van [naam 41] (feit 2) kan worden aangemerkt. De rechtbank verwijst overigens naar wat zij hierover heeft overwogen bij de bespreking van zaaksdossiers 8, 9, 10 en 11. Zoals hiervoor bij zaaksdossier 23 al overwogen, gaat de rechtbank er vanuit dat [verdachte] op 13 en 14 juli 2015 de gebruiker was van telefoonnummer * [telefoonnummer] . Uit de gegevens van dit telefoonnummer blijkt dat [verdachte] op 13 juli 2015 zowel contact heeft gehad met [naam 41] als met [medeverdachte 5] . [verdachte] is in dit zaaksdossier dus ook bij de uitvoering van de poging tot oplichting van [naam 41] betrokken geweest en had contact met [medeverdachte 5] die de motor later aan [naam 59] heeft verkocht.
[verdachte] wordt vrijgesproken van witwassen (feit 3), nu de bewezen verklaarde door [verdachte] verrichtte handelingen geen witwassen opleveren, zoals dit ten laste is gelegd. Voorts wordt [verdachte] vrijgesproken van heling (feit 3), omdat niet bewezen kan worden dat hij de omgekatte motor feitelijk onder zich heeft gehad.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van zaaksdossier 26 van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Uit de stukken is gebleken dat [naam 61] haar motor, van het merk Piaggio M64 met kenteken [kentekennummer] , te koop had aangeboden op speurders.nl en autoscout.nl. Op 26 september 2015 werd zij door een man gebeld met het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] . Op 2 oktober 2015 kwamen twee mannen de motor bezichtigen in Oud-Vossemeer. Het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] heeft ten tijde van die bezichtiging uitgepeild in Oud-Vossemeer. Voornoemd telefoonnummer heeft gebruik gemaakt van de telefoon met IMEI-nummer eindigend op * [telefoonnummer] . De telefoon met dit IMEI-nummer werd in de woning van [verdachte] aangetroffen. De zoon van [naam 61] heeft tijdens de bezichtiging de kentekenpapieren van de motor getoond. [naam 61] heeft verder niets van de mannen vernomen. De politie heeft [naam 61] en haar zoon een foto getoond van [medeverdachte 4] . Zij hebben beiden verklaard de man op de foto te herkennen als een van de mannen die aanwezig was bij de bezichtiging. Aan hen is ook een foto van [verdachte] getoond. Beiden verklaren [verdachte] niet te herkennen.
Uit informatie van het LIV is gebleken dat [medeverdachte 3] op 5 oktober 2015 de motor met kenteken [kentekennummer] op zijn naam heeft gesteld. Deze overschrijving heeft plaatsgevonden bij de Bruna op het [vestiging] . Bij de doorzoeking in de woning van [verdachte] werd een kentekenbewijs van een motorvoertuig voorzien van het kenteken [kentekennummer] aangetroffen op naam van [medeverdachte 3] . Op de camerabeelden van de Bruna is [medeverdachte 3] herkend als de persoon die de overschrijving heeft gedaan. Op 7 oktober 2015 heeft [medeverdachte 3] een duplicaat kentekenplaat voor dit kenteken aangevraagd.
Bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] is een Samsung Edge telefoon aangetroffen. Op deze telefoon is een foto aangetroffen van een Piaggio met kenteken [kentekennummer] met ophoogcode 1. De foto is gemaakt op 11 oktober 2015. Op deze telefoon zijn ook whatsappgesprekken aangetroffen met de gebruiker van een telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] . De gebruiker van * [telefoonnummer] heeft op 11 oktober 2015 een foto gestuurd van het rijbewijs van [medeverdachte 4] met de tekst “mooi he, heb ik gevonden”. De politie concludeert dat [medeverdachte 4] de gebruiker is van * [telefoonnummer] . whatsappgesprekken op 27 september 2015, 1 oktober 2015 en 5 oktober 2015 met * [telefoonnummer] lijken te gaan over de bezichtiging bij [naam 61] en de overschrijving van het kenteken.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de bespreking van zaaksdossier 26 is gebleken dat in de woning van [verdachte] een kentekenbewijs is gevonden van het kenteken [kentekennummer] op naam van [medeverdachte 3] . Hieruit maakt de rechtbank op dat [verdachte] betrokken was bij de in dit zaaksdossier ten laste gelegde feiten. Het uitpeilen van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] dat op enig moment in de bij [verdachte] aangetroffen telefoon met IMEI-nummer eindigend op * [telefoonnummer] heeft gezeten, biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende ondersteuning voor betrokkenheid van [verdachte] bij de ten laste gelegde oplichting van [naam 61] . Te meer nu [verdachte] door zowel [naam 61] als haar zoon, met de enkelvoudige fotoconfrontatie, niet is herkend als één van de mannen die bij de bezichtiging aanwezig was. De rechtbank spreekt [verdachte] in dit zaaksdossier daarom vrij van oplichting (feit 1). De overige feiten zijn in dit zaaksdossier niet ten laste gelegd.