ECLI:NL:RBAMS:2017:9876

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2017
Publicatiedatum
4 januari 2018
Zaaknummer
6215861 CV EXPL 17-18245
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executoriaal derdenbeslag op vordering van sekswerkster tegen exploitant van seksbedrijf

In deze zaak heeft de gemeente Leiden, als eiseres, een vordering ingesteld tegen [gedaagde], de exploitant van een seksbedrijf, in het kader van een executoriaal derdenbeslag dat was gelegd op vorderingen van de sekswerkster [naam 1]. De gemeente vorderde onder andere een verklaring dat de verklaring van [gedaagde] over de rechtsverhouding met [naam 1] onjuist was en dat [gedaagde] verplicht was om hetgeen hij onder zich had van [naam 1] aan de gemeente af te geven. De gemeente stelde dat er een rechtsverhouding bestond tussen [naam 1] en [gedaagde], omdat klanten van [naam 1] na het afnemen van haar diensten afrekenen bij [gedaagde]. [gedaagde] betwistte echter dat er enige rechtsverhouding bestond en voerde aan dat hij geen verplichtingen had jegens [naam 1].

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen dienstbetrekking bestond tussen [naam 1] en [gedaagde] op basis van de fiscale 'opt-in regeling'. De rechter oordeelde dat de gemeente niet had aangetoond dat [naam 1] op het moment van beslaglegging op 31 mei 2017 een vordering had op [gedaagde]. De verklaring van [gedaagde] dat er geen rechtsverhouding bestond, werd niet weerlegd door de gemeente. De kantonrechter heeft de vordering van de gemeente Leiden afgewezen en de gemeente veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde]. Dit vonnis is uitgesproken op 12 december 2017 door mr. R.H.C. van Harmelen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6215861 CV EXPL 17-18245
vonnis van: 12 december 2017
fno.: 480

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

De gemeente Leiden (Afdeling Werk en Inkomen)

gevestigd te Leiden
eiseres
nader te noemen: de gemeente Leiden
gemachtigde: J.R. van Dijk
t e g e n

[gedaagde] handelend onder de naam [club]

wonende te [plaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: [gemachtigde]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende stukken bevinden zich in het procesdossier:
- dagvaarding van 27 juli 2017, met producties;
- (mondeling) antwoord met producties;
- instructievonnis;
- repliek;
- dupliek.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
[gedaagde] is eigenaar van [club] . [naam 1] (hierna: [naam 1] ) heeft als prostituee werkzaamheden verricht in [club] .
1.2.
De gemeente Leiden heeft op 31 mei 2017 op grond van een terugvorderingsbesluit d.d. 24 januari 2002 ten laste van [naam 1] executoriaal derdenbeslag gelegd onder [gedaagde] . Het gelegde beslag is op 7 juni 2017 aan [naam 1] betekend.
1.3.
[gedaagde] heeft op 31 mei 2017 de zogenoemde Verklaring Derdenbeslag als bedoeld in artikel 475 lid 2 Rv. ingevuld. Daarbij heeft hij verklaard dat er tussen hem en [naam 1] geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan op grond waarvan [naam 1] op het tijdstip van het beslag nog iets van hem had te vorderen of nog te vorderen kan krijgen.

Vordering en verweer

2. De gemeente Leiden vordert, kort gezegd:
- voor recht te verklaren dat de op 31 mei 2017 door [gedaagde] afgelegde verklaring buitengerechtelijk is betwist;
- [gedaagde] alsnog in de gelegenheid te stellen in rechte een correcte schriftelijke en door hem ondertekende verklaring af te leggen van hetgeen hij van [naam 1] onder zich heeft of aan deze verschuldigd is of zal zijn vanaf de datum van beslag;
- Ridder te veroordelen, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, hetgeen hij onder zich heeft van [naam 1] aan de gemeente Leiden af te geven en hem bij gebreke daarvan te veroordelen tot betaling van € 2.689,00, kosten rechtens.
3. De gemeente Leiden stelt – samengevat – dat nu [naam 1] als sexwerkster in [club] werkte, een rechtsverhouding bestaat tussen [naam 1] en [gedaagde] . De klanten van [naam 1] rekenen na het afnemen van haar diensten af bij [club] . [club] houdt daarop fiscale verplichtingen in en draagt vervolgens af aan [naam 1] . Op grond van die rechtsverhouding tussen [gedaagde] en [naam 1] kan [naam 1] wel degelijk een vordering op [gedaagde] hebben die door het beslag is getroffen. Of [naam 1] bij [gedaagde] in loondienst is, is volgens de gemeente Leiden niet relevant. De gemeente Leiden betwist dat de Verklaring Derdenbeslag van [gedaagde] , waarop hij heeft vermeld dat tussen hem en [naam 1] geen enkele rechtsverhouding bestaat op grond waarvan [naam 1] een vordering heeft of zal krijgen, juist is.
4. [gedaagde] heeft de vordering betwist. Op hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan voor zover dat voor de beoordeling van belang is.

Beoordeling

5. In verband met geschillen en onzekerheid over de aard van de rechtsverhouding tussen exploitanten van seksbedrijven en sekswerksters is in overleg tussen de fiscus en de prostitutiebranche de zogenoemde “Opting-in Regeling” tot stand gekomen. Gebruik makend en ter uitvoering van die regeling is een overeenkomst tussen de fiscus en [gedaagde] gesloten. Op grond daarvan doet [gedaagde] als exploitant van een seksbedrijf de fiscale afdrachten voor de werkzaamheden en inkomsten die [naam 1] als sekswerkster verricht en genereert in [club] . Als gevolg van hetgeen in de Opting-in Regeling is bepaald en op grond van de overeenkomst die tussen de fiscus en [gedaagde] ter uitvoering van die regeling is gesloten, staat tussen de fiscus en [gedaagde] vast dat [naam 1] niet als sekswerkster bij [gedaagde] in loondienst is en dat tussen hen geen dienstbetrekking bestaat. In zoverre is hetgeen [gedaagde] heeft aangevoerd feitelijk juist.
6. Dit laat echter onverlet dat wel sprake kan zijn van een (andere) rechtsverhouding tussen [naam 1] en [gedaagde] , anders dan uit loondienst. Elke keer dat [naam 1] komt werken in de club van [gedaagde] – volgens [gedaagde] is dat op onregelmatige basis – ontstaat een eenmalige rechtsverhouding op grond waarvan [naam 1] als sekswerkster bij het verrichten van haar werkzaamheden gebruik mag maken van de faciliteiten van de club van [gedaagde] en op grond waarvan [gedaagde] (na inhouding van in ieder geval fiscale verplichtingen) de van de klanten van [naam 1] ontvangen gelden aan haar afdraagt.
7. Volgens artikel 475 Rv kan door een derde beslag worden gelegd op vorderingen die de geëxecuteerde ( [naam 1] ) op een derde ( [gedaagde] ) heeft of op vorderingen die [naam 1] zal verkrijgen uit een ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding.
8. Dat [naam 1] ten tijde van het leggen van het beslag op 31 mei 2017 op grond van een rechtsverhouding als hiervoor beschreven nog een vordering had op [gedaagde] , of dat op dat moment zo’n rechtsverhouding tussen hen bestond en dat zij daaruit (een) vordering(en) op [gedaagde] zou verkrijgen, is niet door de gemeente Leiden gesteld en is ook niet gebleken. Derhalve is niet komen vast te staan dat de Verklaring Derdenbeslag van [gedaagde] onjuist is, nu deze inhield dat tussen hem en [naam 1] geen rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan uit hoofde waarvan [naam 1] op het tijdstip van het beslag nog iets van hem had te vorderen, te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen.
9. De gemeente Leiden wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] belast, welke kosten nu hij zonder professionele gemachtigde procedeert, op nihil worden gesteld.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Gemeente Leiden in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot worden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. van Harmelen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.