In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 7 december 2017, is de verdachte, geboren in Italië in 1964, beschuldigd van vijf winkeldiefstallen, waarvan één met geweld, gepleegd tussen 7 september 2016 en 28 juni 2017. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H.H. Boersma, en de verdediging door mr. C.T. Pittau. De rechtbank oordeelt dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen, waarbij de rechtbank op basis van aangiftes en camerabeelden tot de conclusie komt dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De rechtbank acht het geweld bij de eerste diefstal niet bewezen, maar de overige feiten zijn wel bewezen verklaard. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 240 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering. De rechtbank heeft ook beslist dat de in beslag genomen goederen bewaard moeten worden ten behoeve van de rechthebbende. De uitspraak is gedaan in het openbaar en de rechtbank heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.