Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
5.Beslissing
spreekt verdachte daarvan vrij.
Rechtbank Amsterdam
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Marokko in 1979, heeft de rechtbank Amsterdam op 7 december 2017 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een hoeveelheid hennep, met een gewicht van ongeveer 2156,70 gram, op of omstreeks 30 augustus 2017 te Utrecht. De officier van justitie, mr. H.H. Boersma, heeft de vordering ingediend, waarop de verdachte en zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz, hun verweer hebben gevoerd. Tijdens de zitting is vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. Er waren geen redenen voor schorsing van de vervolging.
Na beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank, in overeenstemming met de officier van justitie en de raadsman, geconcludeerd dat het ten laste gelegde niet bewezen kon worden. De rechtbank heeft daarom besloten om de verdachte vrij te spreken van de beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter, en mrs. R.A. Overbosch en L. Dolfing, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. S.C. van Klaveren, op de openbare terechtzitting van 7 december 2017.