ECLI:NL:RBAMS:2017:9781

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
22 december 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 4809
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van persoonlijke toelage en afbouwregeling in het kader van de Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam

In deze zaak gaat het om de intrekking van een persoonlijke toelage van eiser, die werkzaam was bij de voormalige Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de gemeente Amsterdam. De rechtbank Amsterdam heeft op 20 december 2017 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke zaak, waarin eiser zich verzet tegen de intrekking van zijn vaste toeslag voor overwerk en beschikbaarheid. Deze wijziging is ingevoerd in het kader van het Project Handhaving Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA), dat per 1 juni 2016 van kracht is. Eiser ontving jarenlang een vaste toeslag, maar deze werd aangepast aan daadwerkelijk gewerkte uren. De rechtbank oordeelt dat een werkgever in principe eenzijdig wijzigingen kan doorvoeren, mits dit met de nodige waarborgen gebeurt. Eiser had echter geen beroep ingesteld tegen de weigering van een overgangsregeling die het inkomensverschil zou compenseren. De rechtbank oordeelt dat de intrekking van de toeslag niet zonder een afbouwregeling van drie jaar mag plaatsvinden. De rechtbank voorziet zelf in een afbouwregeling van drie jaar voor eiser, omdat de intrekking van de persoonlijke toelage niet redelijk is zonder een adequate afbouwregeling. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waarbij verweerder wordt opgedragen het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiser te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 16/4809

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 december 2017 in de zaak tussen

[de man] , te Nieuw-Vennep, eiser

(gemachtigde: mr. P. Bots),
en
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. C.M. Wijmans).

Procesverloop

Voor het procesverloop verwijst de rechtbank naar de uitspraak van 20 december 2017 in de zaken van negen collega’s van eiser met zaaknummers 16/4814 etc. Die uitspraak is aan deze uitspraak gehecht en maakt deel uit van deze uitspraak, althans voor zover het daarin overwogene betrekking heeft op de zaak van eiser. Het gaat in eisers zaak immers alleen om de intrekking van de toelage. Tegen het niet-toekennen van een TOR 2 (Toelage Overgangsrecht) richt het beroep van eiser zich niet.
Het bestreden besluit in deze zaak is het besluit van 17 juli 2016. De zaak van eiser is op de zitting van 11 oktober 2017 gevoegd behandeld met alle andere zaken. De rechtbank heeft de zaak van eiser afgesplitst en doet in de zaak van eiser afzonderlijk uitspraak.

Overwegingen

1.Ook voor de overwegingen verwijst de rechtbank naar de aangehechte uitspraak van de zaken van de 9 collega’s van eiser. Kort gezegd komen die overwegingen erop neer, dat verweerder de toelage van eiser in beginsel mocht intrekken, mits aan een aantal randvoorwaarden is voldaan.
2.Eiser heeft allereerst in beroep aangevoerd dat verweerder zijn persoonlijke toelage niet had mogen intrekken zonder hem een TOR 2 aan te bieden. Eiser heeft echter geen bezwaar gemaakt tegen het besluit om hem geen TOR 2 toe te kennen, zodat de rechtbank aan de bespreking van deze beroepsgrond verder niet toekomt.
3.Zoals gezegd kon verweerder de toelage van eiser in beginsel beëindigen. Of verweerder dit in het geval van eiser ook mocht doen, zal de rechtbank hierna beoordelen.
4.Eiser heeft aangevoerd dat de afbouwregeling die verweerder heeft geboden geen behoorlijke afbouwregeling is. Deze afbouwregeling staat niet in verhouding tot de lange periode dat eiser de toelage heeft ontvangen.
5.Verweerder heeft in het verweerschrift uiteengezet dat de afbouwregeling is bedoeld voor NRGA-conforme toelagen, niet voor de afwijkende toelagen zoals eiser die ontving.
Verweerder heeft eiser een afbouwtoelage van een half jaar, tot 1 januari 2017, verleend. Daarnaast heeft verweerder inmiddels bij besluit van 20 september 2017 besloten om de toelage ter hoogte van het oude bedrag nog een jaar te handhaven tot 1 januari 2018.
6.De rechtbank overweegt het volgende. Zoals ook in de aangehechte uitspraak is geoordeeld, moet de intrekking van de persoonlijke toelage met redelijke waarborgen zijn omringd.
7.Om te beginnen merkt de rechtbank op dat verweerder feitelijk geen afbouwregeling heeft geboden, maar eerder een uitlooptermijn van een half jaar, later uitgebreid naar (in totaal) anderhalf jaar. Een afbouwregeling is immers bedoeld om de ambtenaar langzaam in termijnen te laten wennen aan een achteruitgang in zijn inkomen.
8.Over de vraag hoe lang een afbouwregeling redelijkerwijs moet duren heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) zich meerdere keren uitgesproken. Daarbij valt allereerst op dat aansluiting wordt gezocht bij een wettelijke regeling of beleidsregel.
9.Op 1 juni 2016 gold artikel 3.16 (voorheen 3.40) van de Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA). Hierin wordt een afbouwregeling van drie jaren geboden aan de ambtenaar die buiten zijn toedoen de toelage onregelmatige dienst, de toelage beschikbaarheidsdienst en/of de inconveniëntentoelage geheel of gedeeltelijk kwijtraakt. In de toelichting op dit artikel staat dat dit artikel uitsluitend van toepassing is op de hierin genoemde toelagen, uitkeringen, vergoedingen of andere vormen van beloning.
10.Verweerder heeft op grond van het laatste strikt gesproken gelijk dat eiser niet onder de afbouwregeling van artikel 3.16 van de NRGA valt. Echter, gelet op de voorgeschiedenis, vindt de rechtbank deze uitkomst niet redelijk. Eiser had uit hoofde van zijn functie recht op een toelage waarin verschillende componenten zaten die in de NRGA een toelage zouden rechtvaardigen. Uitsluitend om praktische redenen heeft verweerder gekozen voor de benaming persoonlijke toelage, die nu echter nergens recht op blijkt te geven. De rechtbank is van oordeel dat deze gang van zaken er niet toe mag leiden dat eiser niet voor een afbouwtoelage in aanmerking komt.
11.Verweerder had daarom gebruik moeten maken van de mogelijkheid die artikel 33.1 van de NRGA (de hardheidsclausule) biedt om in afwijking van de regeling in dit individuele geval alsnog een afbouwregeling van drie jaren aan eiser aan te bieden. Het feit dat verweerder dit heeft nagelaten, leidt ertoe dat eiser met een onevenredig nadelige beschikking is geconfronteerd.
12.Eisers beroep is daarom gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met de rechtszekerheid. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en doet dat als volgt.
13.De rechtbank bepaalt dat de (oude) persoonlijke toelage van eiser per 1 januari 2017 eindigt en dat hij per die datum in aanmerking komt voor een afbouwtoelage van drie jaren, uiteraard met inachtneming van de reeds toegekende afbouwregeling die verweerder tot 1 januari 2018 nog op het oude bedrag heeft gehandhaafd. De rechtbank acht deze termijn redelijk, mede gelet op hetgeen is bepaald in artikel 3.16 NRGA.
14.De rechtbank bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit. Het primaire besluit wordt herroepen.
Griffierecht
15.Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,- vergoedt
Proceskostenvergoeding
16.In deze zaak is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
Eiser heeft zich in de bezwaarfase niet door een gemachtigde laten bijstaan.
In de beroepsfase is eiser bijgestaan door mr. Bots. In de aangehechte uitspraak is overwogen dat [de vrouw] voor de door mr. Bots verleende rechtsbijstand een proceskostenvergoeding krijgt. De rechtbank merkt de zaken van eiser en die van [de vrouw] aan als samenhangende zaken. Samenhangende zaken zijn gelijktijdig door de rechtbank behandelde zaken, waarin de rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon, van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek zijn en dergelijke zaken worden beschouwd als één zaak. De aan [de vrouw] toegekende proceskostenvergoeding heeft dus mede te gelden als de proceskostenvergoeding voor de bijstand van mr. Bots aan eiser.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser met ingang van 1 januari 2017 een afbouwregeling van drie jaar toekent;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiser te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bachrach, voorzitter, mr. C.J. Polak en mr. R. Hirzalla, leden,in aanwezigheid van M. van Velzen, griffier
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Is uw zaak spoedeisend en moet er al tijdens de procedure in hoger beroep iets worden beslist wat niet kan wachten, dan kunt u de hogerberoepsrechter vragen om een voorlopige maatregel te treffen.