Overwegingen
1.Ook voor de overwegingen verwijst de rechtbank naar de aangehechte uitspraak van de zaken van de 9 collega’s van eiser. Kort gezegd komen die overwegingen erop neer, dat verweerder de toelage van eiser in beginsel mocht intrekken, mits aan een aantal randvoorwaarden is voldaan.
2.Eiser heeft allereerst in beroep aangevoerd dat verweerder zijn persoonlijke toelage niet had mogen intrekken zonder hem een TOR 2 aan te bieden. Eiser heeft echter geen bezwaar gemaakt tegen het besluit om hem geen TOR 2 toe te kennen, zodat de rechtbank aan de bespreking van deze beroepsgrond verder niet toekomt.
3.Zoals gezegd kon verweerder de toelage van eiser in beginsel beëindigen. Of verweerder dit in het geval van eiser ook mocht doen, zal de rechtbank hierna beoordelen.
4.Eiser heeft aangevoerd dat de afbouwregeling die verweerder heeft geboden geen behoorlijke afbouwregeling is. Deze afbouwregeling staat niet in verhouding tot de lange periode dat eiser de toelage heeft ontvangen.
5.Verweerder heeft in het verweerschrift uiteengezet dat de afbouwregeling is bedoeld voor NRGA-conforme toelagen, niet voor de afwijkende toelagen zoals eiser die ontving.
Verweerder heeft eiser een afbouwtoelage van een half jaar, tot 1 januari 2017, verleend. Daarnaast heeft verweerder inmiddels bij besluit van 20 september 2017 besloten om de toelage ter hoogte van het oude bedrag nog een jaar te handhaven tot 1 januari 2018.
6.De rechtbank overweegt het volgende. Zoals ook in de aangehechte uitspraak is geoordeeld, moet de intrekking van de persoonlijke toelage met redelijke waarborgen zijn omringd.
7.Om te beginnen merkt de rechtbank op dat verweerder feitelijk geen afbouwregeling heeft geboden, maar eerder een uitlooptermijn van een half jaar, later uitgebreid naar (in totaal) anderhalf jaar. Een afbouwregeling is immers bedoeld om de ambtenaar langzaam in termijnen te laten wennen aan een achteruitgang in zijn inkomen.
8.Over de vraag hoe lang een afbouwregeling redelijkerwijs moet duren heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) zich meerdere keren uitgesproken. Daarbij valt allereerst op dat aansluiting wordt gezocht bij een wettelijke regeling of beleidsregel.
9.Op 1 juni 2016 gold artikel 3.16 (voorheen 3.40) van de Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA). Hierin wordt een afbouwregeling van drie jaren geboden aan de ambtenaar die buiten zijn toedoen de toelage onregelmatige dienst, de toelage beschikbaarheidsdienst en/of de inconveniëntentoelage geheel of gedeeltelijk kwijtraakt. In de toelichting op dit artikel staat dat dit artikel uitsluitend van toepassing is op de hierin genoemde toelagen, uitkeringen, vergoedingen of andere vormen van beloning.
10.Verweerder heeft op grond van het laatste strikt gesproken gelijk dat eiser niet onder de afbouwregeling van artikel 3.16 van de NRGA valt. Echter, gelet op de voorgeschiedenis, vindt de rechtbank deze uitkomst niet redelijk. Eiser had uit hoofde van zijn functie recht op een toelage waarin verschillende componenten zaten die in de NRGA een toelage zouden rechtvaardigen. Uitsluitend om praktische redenen heeft verweerder gekozen voor de benaming persoonlijke toelage, die nu echter nergens recht op blijkt te geven. De rechtbank is van oordeel dat deze gang van zaken er niet toe mag leiden dat eiser niet voor een afbouwtoelage in aanmerking komt.
11.Verweerder had daarom gebruik moeten maken van de mogelijkheid die artikel 33.1 van de NRGA (de hardheidsclausule) biedt om in afwijking van de regeling in dit individuele geval alsnog een afbouwregeling van drie jaren aan eiser aan te bieden. Het feit dat verweerder dit heeft nagelaten, leidt ertoe dat eiser met een onevenredig nadelige beschikking is geconfronteerd.
12.Eisers beroep is daarom gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met de rechtszekerheid. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en doet dat als volgt.
13.De rechtbank bepaalt dat de (oude) persoonlijke toelage van eiser per 1 januari 2017 eindigt en dat hij per die datum in aanmerking komt voor een afbouwtoelage van drie jaren, uiteraard met inachtneming van de reeds toegekende afbouwregeling die verweerder tot 1 januari 2018 nog op het oude bedrag heeft gehandhaafd. De rechtbank acht deze termijn redelijk, mede gelet op hetgeen is bepaald in artikel 3.16 NRGA.
14.De rechtbank bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit. Het primaire besluit wordt herroepen.
15.Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,- vergoedt
16.In deze zaak is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
Eiser heeft zich in de bezwaarfase niet door een gemachtigde laten bijstaan.
In de beroepsfase is eiser bijgestaan door mr. Bots. In de aangehechte uitspraak is overwogen dat [de vrouw] voor de door mr. Bots verleende rechtsbijstand een proceskostenvergoeding krijgt. De rechtbank merkt de zaken van eiser en die van [de vrouw] aan als samenhangende zaken. Samenhangende zaken zijn gelijktijdig door de rechtbank behandelde zaken, waarin de rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon, van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek zijn en dergelijke zaken worden beschouwd als één zaak. De aan [de vrouw] toegekende proceskostenvergoeding heeft dus mede te gelden als de proceskostenvergoeding voor de bijstand van mr. Bots aan eiser.