ECLI:NL:RBAMS:2017:9670

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
21 december 2017
Zaaknummer
AMS 17/2880
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening bezwaarprocedure en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 december 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.H.J. van Geffen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De rechtbank ontving op 9 mei 2017 een beroepschrift tegen een besluit van verweerder van 3 mei 2017. Eiseres trok het beroep in op 23 oktober 2017 en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft op 25 oktober 2017 een verweerschrift ingediend en eiseres heeft hierop gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten na toestemming van partijen om zonder zitting uitspraak te doen.

De rechtbank overweegt dat ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 495,00 voor de behandeling van het beroep. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder ook het griffierecht van € 46,00 aan eiseres moet vergoeden, omdat het bestuursorgaan aan het beroep is tegemoetgekomen.

De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding toegewezen op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) en heeft vastgesteld dat de bezwaarfase door verweerder is heropend. De uitspraak is gedaan door mr. H.C. Naves, in aanwezigheid van griffier M.P. Osinga-Sanders, en is op 22 december 2017 bekendgemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/2880

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. M.H.J. van Geffen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 9 mei 2017 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 3 mei 2017 (het bestreden besluit).
Bij brief van 29 mei 2017 heeft mr. M.H.J. van Geffen, advocaat te Amsterdam, zich als gemachtigde van eiseres gesteld.
Bij brief van 23 oktober 2017 heeft mr. M.H.J. van Geffen het beroep ingetrokken en aanspraak gemaakt op vergoeding van de proceskosten.
Desgevraagd heeft verweerder op 25 oktober 2017 een verweerschrift ingediend ter zake het verzoek om vergoeding van de proceskosten.
Eiseres heeft bij brief van 13 november 2017 op het verweerschrift gereageerd.
Verweerder heeft bij brief van 17 november 2017 een zienswijze ingezonden op de reactie van eiseres.
Nadat partijen toestemming hebben gegeven om zonder zitting op het verzoek om vergoeding van de proceskosten uitspraak te doen, is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Wettelijk kader
1. Ingevolge de artikelen 7:15, tweede lid, en 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
2. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door het bestuursorgaan indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
Standpunten
3. Eiseres heeft bij de intrekking van het beroep verzocht om vergoeding van de proceskosten, bestaande uit de forfaitaire vergoeding in bezwaar en beroep.
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres zich in bezwaar niet heeft laten bijstaan. Met de herziene beslissing op bezwaar van 6 oktober 2017 is een gebrek in de bezwaarfase hersteld, met inbegrip van de inhoudelijke behandeling van het bezwaar. Er heeft feitelijk geen heropening van de bezwaarfase plaatsgevonden, aldus verweerder.
5. Eiseres heeft aangevoerd dat de bezwaarprocedure is verdergegaan nadat verweerder tot de conclusie was gekomen dat het bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard en alsnog een inhoudelijk besluit op bezwaar moest volgen. In dat gedeelte van de bezwaarfase is het aanvullend bezwaarschrift door mr. Van Geffen ingediend.
Beoordeling
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder met de herziene beslissing op bezwaar van 6 oktober 2017 aan eiseres is tegemoetgekomen.
7. Verweerder heeft de in verband met de intrekking van het beroep gemaakte aanspraak op proceskosten erkend.
Onder deze omstandigheden wordt aanleiding gevonden om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:75a van de Awb verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) forfaitair zijn vastgesteld op € 495,00 (1 punt voor het beroepschrift x factor 1 x € 495,00) als kosten van verleende rechtsbijstand.
8. Ten aanzien van het verzoek om vergoeding van de proceskosten in bezwaar overweegt de rechtbank het volgende.
Verweerder heeft eiseres (mr. Van Geffen) op 26 juli 2017 telefonisch benaderd om eiseres te melden dat het bezwaarschrift alsnog ontvankelijk wordt verklaard. Verweerder heeft het telefoongesprek op 27 juli 2017 schriftelijk bevestigd. Dat betekent dat de bezwaarfase door verweerder is heropend.
Verweerder heeft eiseres in het telefoongesprek op 26 juli 2017 en met de brief van 27 juli 2017 uitgenodigd voor de hoorzitting op 2 oktober 2017. Verweerder heeft, hangende de heropende bezwaarfase, de rechtbank bij brief van 26 juli 2017 gemotiveerd gevraagd de geplande behandeling van het beroep ter zitting van 18 september 2017 uit te stellen. Dat verdagingsverzoek is toegewezen. Eiseres heeft op 2 oktober 2017 een aanvullend bezwaarschrift bij verweerder ingediend. Eiseres heeft in het aanvullend bezwaarschrift van 2 oktober 2017 om vergoeding van de proceskosten verzocht. Verweerder heeft eiseres op
2 oktober 2017 telefonisch bericht dat het bezwaarschrift gegrond zal worden verklaard en de hoorzitting geen doorgang zal vinden. Verweerder heeft bij de herziene beslissing op bezwaar van 6 oktober 2017 het bezwaarschrift gegrond verklaard. Gesteld noch gebleken is dat verweerder (alleen) op basis van wat in beroep is aangevoerd het bezwaarschrift gegrond heeft verklaard.
Dat betekent dat verweerder, omdat eiseres in het aan verweerder toegezonden aanvullend bezwaarschrift om een proceskostenvergoeding heeft verzocht en het bezwaarschrift gegrond is verklaard, ook in de heropende bezwaarfase aan eiseres is tegemoetgekomen. Eiseres maakt op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van het Bpb dan ook aanspraak op een proceskostenvergoeding van € 495,00 (1 punt voor het aanvullend bezwaarschrift x factor 1 x € 495,00) als kosten van verleende rechtsbijstand. De omstandigheid dat de geplande hoorzitting niet heeft plaatsgevonden, maakt dit niet anders.
9. Omdat eiseres het griffierecht heeft voldaan en verweerder aan het beroep is tegemoetgekomen, dient verweerder aan eiseres het griffierecht van € 46,00 te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres in beroep tot een bedrag van
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres in bezwaar tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan op 22 december 2017 door mr. H.C. Naves, rechter, in aanwezigheid van M.P. Osinga-Sanders, de griffier,
en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Coll: M.P.O.
D: B