In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 december 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.H.J. van Geffen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De rechtbank ontving op 9 mei 2017 een beroepschrift tegen een besluit van verweerder van 3 mei 2017. Eiseres trok het beroep in op 23 oktober 2017 en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft op 25 oktober 2017 een verweerschrift ingediend en eiseres heeft hierop gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten na toestemming van partijen om zonder zitting uitspraak te doen.
De rechtbank overweegt dat ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 495,00 voor de behandeling van het beroep. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder ook het griffierecht van € 46,00 aan eiseres moet vergoeden, omdat het bestuursorgaan aan het beroep is tegemoetgekomen.
De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding toegewezen op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) en heeft vastgesteld dat de bezwaarfase door verweerder is heropend. De uitspraak is gedaan door mr. H.C. Naves, in aanwezigheid van griffier M.P. Osinga-Sanders, en is op 22 december 2017 bekendgemaakt.