ECLI:NL:RBAMS:2017:9645

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2017
Publicatiedatum
21 december 2017
Zaaknummer
13-751531-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een moeder voor het onttrekken van haar minderjarige kinderen aan het gezag van Bureau Jeugdzorg

Op 18 december 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 40-jarige vrouw, die werd beschuldigd van het onttrekken van haar drie minderjarige kinderen aan het gezag van Bureau Jeugdzorg. De vrouw had haar kinderen, die onder toezicht stonden en uit huis geplaatst waren, zonder toestemming van Jeugdzorg meegenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw in de periode van 17 november 2015 tot en met 3 oktober 2016 opzettelijk haar kinderen heeft onttrokken aan het wettig gezag. De rechtbank oordeelde dat de vrouw zich bewust was van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van haar kinderen, en dat zij hen naar een onbekende verblijfplaats in België had gebracht. De rechtbank sprak de vrouw vrij van de tenlastegelegde mishandeling en bedreiging, maar achtte de onttrekking aan het gezag wel bewezen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 267 dagen geëist, waarvan 180 dagen voorwaardelijk. De rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de verplichting tot reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13-751531-16
Datum uitspraak: 18 december 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
ter terechtzitting van 4 december 2017 opgegeven adres:
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 december 2017.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.M. Ruijs, en van wat verdachte en haar raadsvrouw, mr. L.M.E. Kleczewski, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1. zij op (een of meer tijdstippen in) of omstreeks de periode van 17 november 2015 tot en met 3 oktober 2016 te Amsterdam en/of Tessenderloo, in elk geval in Nederland en/of België, (telkens) opzettelijk (een) minderjarige(n), te weten [naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] , en/of [naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] en/of [naam minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] , heeft onttrokken aan het wettig over voornoemde minderjarige(n) gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over voornoemde minderjarige(n) uitoefende, (te weten Bureau Jeugdzorg), immers heeft verdachte in strijd met de afspraken en/of zonder medeweten en/of toestemming van Bureau Jeugdzorg voornoemde [naam minderjarige 1] en/of [naam minderjarige 2] en/of [naam minderjarige 3] vervoerd naar een (voor Bureau Jeugdzorg) onbekende verblijfplaats en/of (vervolgens) voornoemde [naam minderjarige 1] en/of [naam minderjarige 2] en/of [naam minderjarige 3] ondergebracht in een (voor Bureau Jeugdzorg) onbekende verblijfplaats en/of voornoemde [naam minderjarige 1] en/of [naam minderjarige 2] en/of [naam minderjarige 3] laten verblijven in een (voor Bureau Jeugdzorg) onbekende verblijfplaats (en aldus voornoemde minderjarige(n) buiten het bereik en/of de invloedssfeer van die Bureau Jeugdzorg gebracht en/of gehouden), zulks terwijl voornoemde minderjarige(n) (telkens) beneden de twaalf jaren oud was/waren;
2. zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 juni 2016 tot en met 3 oktober 2016 te Amsterdam en/of Tessenderloo, in elk geval in Nederland en/of België, (telkens) opzettelijk, een minderjarige, te weten [naam minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum] , die onttrokken was of zich onttrokken had aan het wettig over hem gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefende, heeft verborgen en/of aan de nasporing van de ambtenaren van de justitie of politie heeft onttrokken;
3. zij op of omstreeks 17 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [naam 1] en/of [naam 2] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft mishandeld bestaande die mishandeling uit het meermalen, althans eenmaal, met pepperspray en/of traangas, althans een bijtende (vloei)stof sprayen en/of spuiten in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het lichaam van voornoemde [naam 1] en/of [naam 2] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en);
en/of
zij op of omstreeks 17 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [naam 1] en/of [naam 2] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft zij, verdachte, toen aldaar met pepperspray en/of traangas, althans een bijtende (vloei)stof gesprayd in/op/tegen en/of in de richting van het gezicht, althans op/tegen en/of in de richting van het lichaam van voornomede [naam 1] en/of [naam 2] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) gesprayd en/of gespoten.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak mishandeling en/of bedreiging
4.1.1.
De rechtbank acht de onder 3 aan verdachte ten laste gelegde mishandeling niet bewezen. Hoewel is gebleken dat verdachte met een vloeistof heeft gespoten, is onvoldoende komen vast te staan dat verdachte heeft gespoten in de richting van [naam 1] en/of [naam 2] en daarmee het opzet op de mishandeling van hen heeft gehad. Verdachte dient op dit punt derhalve te worden vrijgesproken
.
4.1.2.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank daarnaast van oordeel dat de onder 3 ten laste gelegde bedreiging niet bewezen kan worden geacht, zodat verdachte ook hiervan dient te worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijsoverweging opzettelijk onttrekken aan het opzicht van Bureau Jeugdzorg van de kinderen [naam minderjarige 1] , [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 3]
4.2.1.
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde bepleit. Zij heeft hiertoe – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verdachte weliswaar op de hoogte was van het feit dat haar minderjarige kinderen [naam minderjarige 1] , [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 3] onder toezicht van Bureau Jeugdzorg waren gesteld, maar dat zij nooit op de hoogte is gebracht van de specifieke consequenties van deze ondertoezichtstelling, zodat het opzet op het onder 1 ten laste gelegde ontbreekt.
4.2.2.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Uit dossier volgt dat de minderjarige kinderen [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] bij beschikking van 27 maart 2014 en [naam minderjarige 3] bij beschikking van 22 oktober 2015 door de kinderrechter tot uiterlijk 27 maart 2016 onder toezicht zijn gesteld. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat zij van deze ondertoezichtstelling op de hoogte was. Na het verlenen van een voorlopige (spoed) uithuisplaatsing van genoemde minderjarige kinderen op 19 november 2015 is op 27 november 2015 het verzoek tot uithuisplaatsing in aanwezigheid van de namens verdachte optredende advocate, mr. N.S. van Vliet, behandeld en is op deze datum de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen verleend. Op de zitting van 15 maart 2016 is – opnieuw in aanwezigheid van de advocate van verdachte – de verlenging van de uithuisplaatsing behandeld. Uit hetgeen door deze advocate namens verdachte bij die behandelingen naar voren is gebracht, leidt de rechtbank af dat er met betrekking tot de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige kinderen contact tussen haar en verdachte moet hebben plaatsgevonden, te meer nu uit die behandeling blijkt dat verdachte tegen de beschikking tot verlening van de machtiging tot uithuisplaatsing in hoger beroep is gekomen. De verklaring van verdachte dat zij niet op de hoogte is gebracht van de – gevolgen van – de uithuisplaatsing van haar kinderen schuift de rechtbank daarom als ongeloofwaardig terzijde.
De rechtbank is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat het niet anders kan dat verdachte zich bewust moet zijn geweest van het feit dat zij haar kinderen in strijd met de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing heeft meegenomen naar België en hen daarmee buiten het bereik en de invloedssfeer van Bureau Jeugdzorg heeft gebracht en gehouden. Zij heeft Bureau Jeugdzorg niet van haar vertrek en de verblijfplaats van haar kinderen op de hoogte gesteld en zelfs op de dag van haar aanhouding op 3 oktober 2016 heeft zij niet willen vertellen waar haar kinderen waren.
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte [naam minderjarige 1] , [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 3] opzettelijk aan het opzicht van Bureau Jeugdzorg heeft onttrokken zoals onder 1 is ten laste gelegd.
4.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1. in de periode van 17 november 2015 tot en met 3 oktober 2016 te Amsterdam en Tessenderloo, opzettelijk minderjarigen, te weten [naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] , en [naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] en [naam minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] , heeft onttrokken aan het opzicht van Bureau Jeugdzorg, immers heeft verdachte zonder medeweten en toestemming van Bureau Jeugdzorg voornoemde [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 3] vervoerd naar een voor Bureau Jeugdzorg onbekende verblijfplaats en voornoemde [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 3] ondergebracht in een voor Bureau Jeugdzorg onbekende verblijfplaats en voornoemde [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 3] laten verblijven in een voor Bureau Jeugdzorg onbekende verblijfplaats en aldus voornoemde minderjarigen buiten het bereik en de invloedssfeer van die Bureau Jeugdzorg gebracht en gehouden, zulks terwijl voornoemde minderjarigen beneden de twaalf jaren oud waren;
2. in de periode van 19 juni 2016 tot en met 3 oktober 2016 te Tessenderloo, opzettelijk, een minderjarige, te weten [naam minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum] , die zich onttrokken had aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende, aan de nasporing van de ambtenaren van de justitie of politie heeft onttrokken.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van de onder 3 ten laste gelegde bedreiging zal worden vrijgesproken en ter zake van de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte en de onder 3 door haar bewezen geachte mishandeling zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 267 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De verplichting zich te melden bij de reclassering dient slechts te gelden gedurende het eerste jaar van de proeftijd.
8.2.
De raadsvrouw heeft gepleit er bij een straftoemeting rekening mee te houden dat verdachte al vijf maanden verplicht een enkelband heeft gedragen en aldus al een lange tijd onder toezicht van de reclassering heeft gestaan. De raadsvrouw ziet geen ruimte meer voor een voorwaardelijke straf.
8.3.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
8.4.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.5.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan onttrekking van drie van haar minderjarige kinderen, allen jonger dan 12 jaar oud, aan het opzicht van Bureau Jeugdzorg. Naar aanleiding van een bij Bureau Jeugdzorg geëscaleerd gesprek met de vader van een van haar kinderen, is verdachte met drie van haar onder toezicht van Bureau Jeugdzorg gestelde en later uithuisgeplaatste kinderen naar België gevlucht. Zij heeft deze kinderen vervolgens op een voor Bureau Jeugdzorg onbekend adres ondergebracht en buiten het bereik en de invloedsfeer van deze instelling gehouden. Dit is een ernstig strafbaar feit, nu de maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing uiterste middelen zijn, die ten behoeve van het welzijn en de veiligheid van kinderen worden ingezet. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat zij, door zo te handelen, een rechterlijke uitspraak naast zich neer heeft gelegd.
Daarnaast heeft verdachte haar op dat moment 14-jarige, onder toezicht gestelde en uit huis geplaatste dochter [naam minderjarige 4] , die was weggelopen van het pleeggezin waarin zij was ondergebracht, naar België meegenomen. Verdachte heeft Bureau Jeugdzorg ook wat [naam minderjarige 4] betreft niet laten weten waar zij verbleef. Haar dochter heeft bij de politie aangegeven dat zij en haar moeder tijdens hun verblijf in België wisten dat zij gezocht werden. Aldus heeft zij haar dochter aan de nasporing van politie en justitie onttrokken en heeft zij degenen die belast waren met het behartigen van de belangen van haar dochter belet hun taak goed uit te voeren.
8.6.
De rechtbank heeft acht geslagen op een Pro Justitia rapport van 9 januari 2017 opgemaakt door drs. M.H. Keppel, GZ-psycholoog. Uit dit rapport volgt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een narcistische persoonlijkheidsstoornis, met antisociale en theatrale kenmerken, die ook bestond ten tijde van het ten laste gelegde. Hoewel door genoemde deskundige – wegens de ontkenning van de verdachte van de feiten – geen uitspraak kan worden gedaan over de mogelijke doorwerking van de bij verdachte bestaande problematiek in het ten laste gelegde, houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de bij de verdachte bestaande persoonlijkheidsstoornis.
8.7.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte meegewogen dat het leven van verdachte inmiddels een gunstige wending heeft genomen, hetgeen wordt ondersteund door het adviesrapport van Reclassering Nederland van 11 april 2017. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat ook meegewogen dat verdachte zich na de schorsing van de voorlopige hechtenis op 28 oktober 2016 goed aan het toezicht heeft gehouden en alle afspraken is nagekomen en dat zij in het kader van de controle op de naleving van de schorsingsvoorwaarden een lange periode, te weten vanaf 29 december 2016 tot 4 mei 2017, was onderworpen aan elektronisch toezicht.
Verdachte woont met haar jongste kind en haar dochter [naam minderjarige 4] in België. Zij heeft een fulltime aanstelling en zet zich in als vrijwilliger. Haar kinderen gaan naar school. Ook de omgangsregelingen met de vaders van de kinderen verlopen goed.
8.8.
De rechtbank zal ook in het voordeel van verdachte laten meewegen dat uit het verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 november 2017 blijkt dat verdachte na juni 2006 niet meer onherroepelijk is veroordeeld is voor het plegen van een misdrijf.
8.9.
Alles afwegende zal de rechtbank, om aan de ernst van de feiten recht te doen en verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw soortgelijke feiten te plegen, een gevangenisstraf van vier maanden opleggen met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk met daarbij onder meer als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact. Aan de voorwaardelijke straf wordt een proeftijd van twee jaar verbonden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 279 en 280 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
opzettelijk een minderjarige die zich onttrokken heeft aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent aan de nasporing van de ambtenaren van justitie of politie onttrekken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering, in voorlopige hechtenis en in detentie in het buitenland ingevolge een Nederlands verzoek om overlevering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
2 (twee) maandenvan deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Stelt de volgende algemene voorwaarden:
Veroordeelde mag zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan een strafbaar feit.
Veroordeelde moet ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden.
Veroordeelde moet haar medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
Veroordeelde moet zich na oproep melden bij Reclassering Nederland te Roermond, Bredeweg 28B, 6042 GG te Roermond. Veroordeelde moet zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering haar geeft.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.F. de Lemos Benvindo , voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en I. Verstraeten-Jochemsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M. Cordia en M.C. Bongaerts, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 december 2017.