ECLI:NL:RBAMS:2017:9600

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
13/650457-15 (A) en 13/659211-16 (B) (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor gewelddadige overval en witwassen

Op 21 december 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 31-jarige man, die is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur. De man was betrokken bij een gewelddadige overval op 10 mei 2015, waarbij hij samen met een medeverdachte een slachtoffer heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee, bankpassen en een mobiele telefoon. Tijdens de overval werd geweld gebruikt, waaronder bedreiging met een vuurwapen en fysiek geweld. De rechtbank oordeelde dat de man een actieve rol had gespeeld in de voorbereiding en uitvoering van de overval, en dat hij als medepleger kan worden aangemerkt. Daarnaast werd de man ook schuldig bevonden aan witwassen, omdat hij een Audi A4 had gekocht met wederrechtelijk verkregen inkomsten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Tevens werd een schadevergoeding aan het slachtoffer toegewezen, ter compensatie van de geleden schade door de overval.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/650457-15 (A) en 13/659211-16 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 21 december 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvende op het adres:
[adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13, 14, 15 november 2017 en 12 december 2017, alwaar gelijktijdig zijn behandeld de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (parketnummers 13/650356-15 en 13/659213-16) en [medeverdachte 2] (parketnummers 13/650350-15 en 13/659212-16).
De rechtbank heeft de zaken tegen verdachte [verdachte] , die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K.F.E. den Hartog en van wat verdachte en zijn raadsman mr. N. Hendriksen naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging ter terechtzittingen van 13 en 14 november 2017 – ten laste gelegd dat
In zaak A:
1.
hij op of omstreeks 10 mei 2015 te Amsterdam (in een boxengang) van perceel [perceel] ) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee en/of 2 bankpassen en/of een geldbedrag van 25 euro en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren en/of
- met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee en/of 2 bankpassen en/of een geldbedrag van 25 euro en/of een mobiele telefoon, in elk geval van enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededaders
- die [naam 1] naar perceel [perceel] heeft/hebben gelokt en/of
- ( vervolgens) toen en/of nadat de [naam 1] het perceel was binnengegaan (een op) een (vuur)wapen (gelijkend voorwerp heeft/hebben gericht op en/of getoond aan die [naam 1] en/of
- ( daarbij tegen die [naam 1] heeft/hebben gezegd dt hij zou worden neergeschoten en/of
- met dat (op een) (vuur)wapen (gelijkend voorwerp) op/tegen het hoofd van die [naam 1] heeft/hebben geslagen en/of
- één of meer knietje(s) tegen het lichaam heeft/hebben gegeven;
Subsidiair:
[medeverdachte 2] op of omstreeks 10 mei 2015 te Amsterdam (in een boxengang) van perceel [perceel] ) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee en/of 2 bankpassen en/of een geldbedrag van 25 euro en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 2] , en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren en/of
- met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee en/of 2 bankpassen en/of een geldbedrag van 25 euro en/of een mobiele telefoon, in elk geval van enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 2] en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat die [medeverdachte 2] en/of zijn mededaders
- die [naam 1] naar perceel [perceel] heeft/hebben gelokt en/of
- ( vervolgens) toen en/of nadat de [naam 1] het perceel was binnengegaan (een op) een (vuur)wapen (gelijkend voorwerp heeft/hebben gericht op en/of getoond aan die [naam 1] en/of
- ( daarbij tegen die [naam 1] heeft/hebben gezegd dt hij zou worden neergeschoten en/of
- met dat (op een) (vuur)wapen (gelijkend voorwerp) op/tegen het hoofd van die [naam 1] heeft/hebben geslagen en/of
- één of meer knietje(s) tegen het lichaam heeft/hebben gegeven;
welk feit verdachte op of omstreeks 10 mei 2015 ten Amsterdam opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, althans tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 10 mei 2015 te Amsterdam medeplichtig is geweest door het opzettelijk verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, welke uitlokking, althans opzettelijke medeplichtigheid hierin heeft bestaan dat verdachte telefonisch die [medeverdachte 2] de weg naar de plaats delict (te weten perceel [perceel] ) heeft gewezen en/of het signalement van [naam 1] aan die [medeverdachte 2] heeft gegeven;
2.
hij op of omstreeks 16 december 2014 te Almere en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland een of meer wapens van categorie II, te weten een (volautomatisch) aanvalswapen, en/of munitie van categorie II, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 23 april 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een kluis (inhoudende een tot op heden onbekend geldbedrag) en/of een of meer sleutels en/of een of meer mobiele telefoon(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Brasserie [naam Brasserie] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren en/of
- met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een kluis (inhoudende een tot op heden onbekend geldbedrag) en/of een of meer sleutels en/of een of meer mobiele telefoon(s), in elk geval van enig goed geheel of ten dele toebehorende aan Brasserie [naam Brasserie] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- ( een op) een (vuur)wapen (gelijkend voorwerp) heeft/hebben gericht op en/of getoond aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of
- ( daarbij) heeft/hebben gezegd: "Ik maak jullier dood" en/of "Waar is de kluis" en/of "Waar is het geld", althans (telkens) woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] in een kast heeft/hebben opgesloten;
In zaak B:
1.
hij op of omstreeks 23 april 2015 te Almere, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen één of meer kogels in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 23 april 2015 te Almere, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen één of meer kogels in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] geschoten;
2.
hij in of omstreeks de periode van 17 februari 2015 tot en met 30 juni 2015, te Amsterdam, althans in Nederland, van een voorwerp te weten een personenauto merk Audi A4, gekentekend [kenteken] , de werkelijke aard en/of herkomst heeft verhuld dan wel heeft verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
3.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 december 2014 tot en met 31 juli 2015 te Amsterdam en/of Almere en/of Ouderkerk aan de Amstel en/of Rotterdam, althans in Nederland, heeft leiding gegeven en/of heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [naam 2] en/of anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van diefstallen met geweld en/of afpersingen en/of diefstallen door middel van braak en/of verbreking en.of valse sleutel en/of het voorhanden hebben van (vuur)wapens en/of het plegen van valsheid in geschrift en/of het witwassen van crimineel vermogen, welke deelneming (onder meer) bestaat uit het uitvoeren van bovengenoemde misdrijven en/of het onderhouden van (telefonische) contacten met zijn mededader(s) en/of het maken van afspraken met zijn mededader(s) en/of het doorgeven van berichten aan zijn mededader(s) en/of verrichten van (voor)verkenning(en).

3.Voorvragen

3.1.
Geldigheid van de dagvaarding
3.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zicht op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging nietig is voor wat betreft de in zaak B, onder 3, ten laste gelegde criminele organisatie voor zover deze ziet op zaaksdossiers A5, A7 en A8.
3.1.2.
Oordeel rechtbank
Een tenlastelegging is nietig indien daaruit onvoldoende blijkt tegen welke beschuldiging de verdachte zich moet verdedigen. Bij de beoordeling daarvan kijkt de rechtbank naar de tekst van de tenlastelegging in samenhang met de inhoud van het dossier. Gelet daarop moet, naar het oordeel van de rechtbank, het verdachte voldoende duidelijk zijn wat hem wordt verweten. Dat een deel van de tenlastelegging ook ziet op niet afzonderlijk ten laste gelegde feiten als omschreven in zaaksdossiers A5, A7 en A8, maakt dit niet anders. Daarbij komt dat het gebruikelijk is dat de strafbare feiten, waarmee de criminele organisatie zich bezig houdt, summier worden omschreven in de tenlastelegging. De dagvaarding is dan ook geldig.
3.2.
Overige voorvragen
Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. Nu het hier gaat om de beoordeling van meerdere feiten die ook aan (een) medeverdachte(n) ten laste zijn gelegd, zal de rechtbank bij de bespreking hiervan verder telkens de namen van verdachte(n) noemen in plaats van verdachte respectievelijk mede-verdachte(n).
De overval bij het Levantplein (zaak A, feit 1)
Aangever [naam 1] is in contact gekomen met [medeverdachte 2] , waarbij is afgesproken dat zij elkaar op 10 mei 2015 zouden ontmoeten. [verdachte] heeft de locatie voor de ontmoeting aan [medeverdachte 2] voorgesteld, te weten bij een woning aan het [adres 1] te Amsterdam, en heeft [medeverdachte 2] daar naartoe gereden. Vervolgens is [naam 1] telefonisch naar het [adres 1] gedirigeerd door [medeverdachte 2] , terwijl [medeverdachte 2] ook telefonisch contact onderhield met [verdachte] . Daarbij vraagt [medeverdachte 2] [verdachte] om instructies/advies, heeft [verdachte] [medeverdachte 2] routeaanwijzingen gegeven voor [naam 1] en de gemeenschappelijke voordeur van de ontmoetingsplek voor [naam 1] laten openen door [naam 3] . [naam 3] heeft verklaard dat hij [verdachte] eerder in de boxruimte heeft rondgeleid en dat hij bij [verdachte] in de auto zat, toen hij de deur moest openen. Eenmaal binnen is [naam 1] naar de boxengang in de kelder geleid, alwaar [medeverdachte 2] geweld heeft gebruikt tegen [naam 1] , waarbij [naam 1] een bloedende hoofdwond heeft opgelopen. Daardoor is [naam 1] gedwongen tot afgifte van zijn portemonnee met inhoud en zijn telefoon aan [medeverdachte 2] .
Het witwassen van de Audi (zaak B, feit 2)
[verdachte] heeft de Audi A4 met kenteken [kenteken] op 15 januari 2015 gekocht van [naam 4] voor € 5.900,- in contanten. [verdachte] heeft de Audi TT met kenteken [kenteken] op 19 januari 2015 verkocht aan [naam 2] voor € 2.000,-. [verdachte] heeft de Audi A4 met ingang van 17 februari 2015 tot en met 18 maart 2015, ‘alleen op papier’, op naam van [naam 5] en met ingang van 19 maart 2015 tot op heden, ‘alleen op papier’, op naam van [naam 6] laten zetten. [verdachte] is steeds de feitelijke gebruiker gebleven van de Audi A4 vanaf de aanschaf tot de inbeslagname daarvan. Volgens de Belastingdienst heeft [verdachte] een netto jaarinkomen genoten van € 5.770,- over 2012, van € 1.958,- over 2013 en is geen inkomen bekend over 2014.
4.2.
Standpunt Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
4.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van alle hem ten laste gelegde feiten.
[verdachte] heeft aanvankelijk verklaard, dat hij [medeverdachte 2] slechts als snorder naar het Levantplein heeft gebracht. Na kennisname van de inhoud van de afgetapte telefoongesprekken heeft [verdachte] verklaard, dat hij slechts behulpzaam dacht te zijn bij het tot stand brengen van een zakelijke ontmoeting tussen [medeverdachte 2] en [naam 1] .
[verdachte] heeft aanvankelijk verklaard de Audi A4 te hebben betaald uit de opbrengst van de verkoop van de Audi TT. Later heeft [verdachte] daaraan toegevoegd dat hij daarvoor ook zijn spaargeld heeft aangesproken.
4.4.
Oordeel rechtbank
4.4.1.
Overwegingen
Met betrekking tot de overval bij het Levantplein (zaak A, feit 1)
Over het doel van de ontmoeting tussen [medeverdachte 2] en [naam 1] tast de rechtbank in het duister. [naam 1] spreekt van een etentje, terwijl [medeverdachte 2] stelt dat het om een bespreking over de smokkel van contrabande zou gaan. De rechtbank kan niet uitsluiten dat [naam 1] niet het achterste van zijn tong heeft laten zien, maar kan hierover niets met zekerheid vaststellen. Dat [naam 1] wijn en bloemen heeft meegebracht naar de ontmoeting en dat [medeverdachte 2] over de telefoon heeft gezegd dat hij de deur niet kan openen, omdat hij staat te koken, wijst echter eerder op de juistheid van de verklaringen van [naam 1] , dan op die van [medeverdachte 2] . Gelet hierop en op de bloedende hoofdwond, de waarneming van de politie dat [naam 1] belt met de telefoon van voorbijgangers en het feit dat [medeverdachte 1] met de pinpas van [naam 1] heeft geprobeerd te pinnen, met - naar mag worden aangenomen - een hem meegedeelde pincode, hecht de rechtbank geloof aan de verklaring van [naam 1] , dat hij is beroofd van zijn portemonnee met inhoud en zijn telefoon en dat hij daarbij is bedreigd met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en dat daarbij geweld tegen hem is gebruikt. Uit het dossier blijkt ook dat [medeverdachte 2] over wapens beschikt en daarmee dreigt.
Gelet op de feiten en omstandigheden is sprake van een voorbereide ontmoeting, waarbij [naam 1] is beroofd. De rechtbank gaat er van uit dat de beroving vooropgezet is en hecht geen geloof aan de verklaring van [verdachte] , dat hij dacht slechts behulpzaam te zijn bij het tot stand brengen van een zakelijke ontmoeting tussen [medeverdachte 2] en [naam 1] . Dit nog daargelaten, dat een boxruimte de rechtbank weinig geschikt voorkomt als locatie voor een zakelijke ontmoeting. Vóór de overval heeft [verdachte] de plaats van de overval bepaald en bekeken en [medeverdachte 2] daar naartoe gereden. Tijdens de overval is [verdachte] in de buurt gebleven en heeft hij [medeverdachte 2] instructies/advies en routeaanwijzingen voor [naam 1] gegeven en de deur voor [naam 1] laten openen door een derde. Naar de rechtbank aannemelijk acht, is hij ook in de buurt blijven wachten op [medeverdachte 2] om, na de ontmoeting, hem weer op te pikken en met hem weg te gaan. Gelet op de aard en de intensiteit van zijn handelingen in het geheel moet [verdachte] hebben geweten wat [medeverdachte 2] ging doen en heeft hij het [medeverdachte 2] mogelijk gemaakt om dat te doen. Aldus is - naar het oordeel van de rechtbank - sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met een duidelijke rolverdeling, waarbij [verdachte] met zijn gedragingen een bijdrage van voldoende gewicht aan de beroving heeft geleverd om hem als medepleger van die overval aan te merken. De geringe rol van [verdachte] bij de daadwerkelijke uitvoering van het misdrijf, bestaande uit het verlenen van hulp bij het krijgen van [naam 1] op de plaats van het misdrijf, wordt immers gecompenseerd door zijn grotere en vooral sturende en faciliterende rol bij de voorbereiding daarvan. [naam 1] is dan ook door [medeverdachte 2] en [verdachte] beroofd.
Met betrekking tot het bezit van het aanvalswapen en munitie (zaak A, feit 2)
Dat [verdachte] een aanvalswapen voorhanden heeft gehad, blijkt volgens het Openbaar Ministerie uit filmpjes en foto’s, die zijn aangetroffen op een SD-kaart van [medeverdachte 2] , waarop [verdachte] is te zien, terwijl hij een op een aanvalsgeweer van het type AK47 lijkend voorwerp vasthoudt, laadt en daarmee allerlei poses aanneemt. Nu op het voorwerp op de beelden de mondingsdop en de pompstok ontbreken en ook het voorhout geheel zwart is, zoals bij het op 30 juni 2015 in de woning van [medeverdachte 2] aangetroffen automatische machinegeweer, acht vuurwapendeskundige Waaijer het redelijk om aan te nemen dat het om één en hetzelfde aanvalsgeweer gaat. Verbalisant [naam verbalisant] acht het, op grond van de metadata van de mediabestanden, zeer waarschijnlijk dat de bestanden op 16 december 2014 zijn gemaakt. Dat de beelden in Almere zijn opgenomen, volgt uit de overeenkomsten tussen de achtergrond op de beelden en de inrichting van de woning van de moeder van [medeverdachte 2] aan de [adres 3] te [plaats] .
Hoewel op basis van het hiervoor genoemde sterk de indruk ontstaat dat [verdachte] op enig moment een echt wapen voorhanden heeft gehad, acht de rechtbank niet bewezen dat [verdachte] een aanvalsgeweer en munitie voorhanden heeft gehad zoals telastegelegd en zal hem daar dan ook van vrijspreken. De rechtbank kan immers niet met voldoende zekerheid vaststellen dat [verdachte] een echt aanvalsgeweer en echte munitie voorhanden heeft gehad, noch dat dit op 16 december 2014 is geweest. Nu onbekend is hoe vaak de door Waaijer vastgestelde combinatie van afwijkingen voorkomt, kan de rechtbank niet beoordelen of het redelijk is om aan te nemen dat het om één en hetzelfde aanvalsgeweer gaat. Verder kan de rechtbank onvoldoende vaststellen of op grond van de metadata daadwerkelijk is vastgesteld dat de foto’s en filmpjes op 16 december 2014 zijn gemaakt, en dat bijvoorbeeld niet met de aanmaakdatum van het bestand ook kan worden bedoeld de datum waarop de bestanden op de SD-kaart zijn gezet, zoals de raadsman ter terechtzitting heeft betoogd. Daarbij is de geregistreerde aanmaakdatum afhankelijk van de juistheid van de datuminstelling van het apparaat waarmee de bestanden zijn gemaakt en/of van die van het apparaat, waarmee de bestanden op de SD-kaart zijn gezet. Van munitie blijkt in het geheel niet op de bestanden.
Ten overvloede vraagt de rechtbank zich af in hoeverre sprake is van het voorhanden hebben van een wapen, als het wapen slechts in handen is genomen voor een foto.
Met betrekking tot de overval op de golfbaan (zaak A, feit 3) en de schietpartij bij [naam bakkerij] (zaak B, feit 1)
Nu [verdachte] de overval bij het Levantplein heeft medegepleegd door de locatie van de overval voor te verkennen en te bepalen, [medeverdachte 2] naar de plaats van de overval te rijden, ten tijde van de overval in de buurt te zijn en [medeverdachte 2] telefonisch aan te sturen kan volgens de officier van justitie worden bewezen dat hij dezelfde leidende rol heeft gepleegd bij de schietpartij bij [naam bakkerij] en de overval op de golfbaan, aangezien hij toen ook steeds in de buurt is geweest en voorafgaand, tijdens en na afloop daarvan steeds telefonische contacten heeft gehad met [medeverdachte 2] .
De rechtbank volgt deze redenering van de officier van justitie niet. Hoewel aannemelijk is dat [verdachte] op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de overval op de golfbaan, aangezien uit de historische telefoongegevens blijkt dat hij voor, tijdens en na de overval op de golfbaan met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft meebewogen en toen ook telefonische contacten met [medeverdachte 2] heeft gehad, blijkt daaruit niet welke rol [verdachte] precies heeft gespeeld. De enkele omstandigheid dat [verdachte] , blijkens afgeluisterde telefoongesprekken, bij de overval bij het Levantplein een zodanig sturende en faciliterende rol heeft gehad, dat hij als medepleger van die overval kan worden beschouwd, acht de rechtbank onvoldoende om bewezen te achten dat hij die rol dan ook moet hebben gehad enkele weken eerder bij de overval op de golfbaan. Anders dan bij de overval bij het Levantplein, is bij de overval op de golfbaan immers niet bekend wat tijdens die telefonische contacten is gezegd en hoe en door wie de overval op de golfbaan is voorbereid. Hetzelfde geldt voor de schietpartij bij [naam bakkerij] , en daar komt bovendien bij dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank zal [verdachte] dan ook vrijspreken van het medeplegen van de schietpartij bij [naam bakkerij] en van het medeplegen van dan wel de medeplichtigheid aan de overval op de golfbaan.
Met betrekking tot het witwassen van de Audi (zaak B, feit 2)
Gelet op de zeer lage legale inkomsten van [verdachte] in de jaren voorafgaand aan de aanschaf van de Audi A4, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat hij in ieder geval het verschil tussen de opbrengst van de Audi TT en de koopprijs van de Audi A4 van
€ 3.900,- heeft voldaan uit wederrechtelijk verkregen inkomsten. De rechtbank hecht dan ook geen geloof aan de latere, niet onderbouwde verklaring van [verdachte] dat hij kans heeft gezien om te sparen. Door de Audi A4 in ieder geval grotendeels te betalen uit opbrengsten van misdrijf of misdrijven en de Audi A4 louter op papier op naam van anderen te zetten, heeft [verdachte] zich schuldig gemaakt aan witwassen. De verklaring van [verdachte] , dat hij de auto op naam van anderen heeft gezet om deze uit handen van schuldeisers te houden, maakt dit niet anders.
Met betrekking tot de deelname aan een criminele organisatie (zaak B, feit 3)
De rechtbank komt, anders dan de officier van justitie, niet tot bewezenverklaring van alle feiten die aan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] , al dan niet in vereniging, te laste zijn gelegd. Op grond van de feiten die de rechtbank wel bewezen acht, valt niet een zodanig gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband af te leiden, dat sprake is van een criminele organisatie. Het gaat immers om uiteenlopende feiten, die in wisselende samenstelling zijn gepleegd en waarbij door de rechtbank geen duidelijke rolverdeling wordt gezien. De rechtbank zal dan ook alle drie verdachten vrijspreken van deelname aan een criminele organisatie.
4.4.2.
De bewijsmiddelen
De rechtbank heeft op grond van de wettige bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, de overtuiging gekregen, en acht dan ook bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierna beschreven onder 5.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
In zaak A:
1.
op 10 mei 2015 te Amsterdam in een boxengang van perceel [perceel] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee en 2 bankpassen en een geldbedrag van 25 euro en een mobiele telefoon, toebehorende aan [naam 1] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij, verdachte en zijn mededader
- die [naam 1] naar perceel [perceel] hebben gelokt en dat zijn mededader
- vervolgens toen die [naam 1] het perceel was binnengegaan (een op) een vuurwapen (gelijkend
voorwerp) heeft gericht op die [naam 1] en
- daarbij tegen die [naam 1] heeft gezegd dat hij zou worden neergeschoten en
- met dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) tegen het hoofd van die [naam 1] heeft
geslagen en
- knietjes tegen het lichaam heeft gegeven;
In zaak B:
2.
in de periode van 17 februari 2015 tot en met 30 juni 2015, te Amsterdam, van een voorwerp te weten een personenauto merk Audi A4, gekentekend [kenteken] , heeft verhuld wie de rechthebbende was, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
Eis Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A, onder 1 primair, 2 en 3 en het in zaak B, onder 1 primair, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Strafmaatverweer verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht [verdachte] geen straf op te leggen, waardoor hij terug naar de gevangenis moet. Dit aangezien de voorlopige hechtenis al enige tijd is geschorst en [verdachte] in die periode de schorsingsvoorwaarden heeft nageleefd en niet opnieuw met politie of justitie in aanraking is gekomen.
8.3.
Oordeel rechtbank
De rechtbank legt [verdachte] een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarvan 4 voorwaardelijk, en verder een werkstraf van 120 uur. De rechtbank heeft bij die beslissing in het bijzonder het volgende laten meewegen.
[verdachte] heeft samen met [medeverdachte 2] [naam 1] beroofd. Bij die beroving is [naam 1] een bloedende hoofdwond toegebracht en zijn hem een aantal knietjes gegeven. Aldus is [naam 1] angst aangejaagd en hem pijn en letsel toegebracht. Daarbij heeft [verdachte] wederrechtelijk verkregen inkomen witgewassen door daar een auto van te kopen en te verhullen dat hij de eigenaar van die auto is.
De rechtbank heeft de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging als uitgangspunt genomen maar ziet in de volgende omstandigheden aanleiding om een wat hogere straf op te leggen dan genoemd in dat oriëntatiepunt. De beroving is voorbereid en uitgevoerd door twee personen. Daarbij is het slachtoffer naar een besloten boxengang gelokt, is hem een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) getoond en bestond het geweld uit meer dan een enkele ruk of duw.
Ten slotte is verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel Justitiële Documentatie van 17 oktober 2017 eerder veroordeeld voor onder meer diefstallen, hetgeen hem er kennelijk niet van weerhouden heeft zich weer aan een vermogensdelict schuldig te maken.
Nu de voorlopige hechtenis is geschorst en [verdachte] zich aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en de Reclassering op 23 februari 2016 heeft geadviseerd om verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden meldplicht en ambulante behandeling, ziet de rechtbank aanleiding om [verdachte] niet weer terug naar de gevangenis te sturen en hem in plaats daarvan een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met de door de Reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden en een werkstraf op te leggen.
Ten slotte stelt de rechtbank vast dat uitspraak wordt gedaan meer dan twee jaren na de inverzekeringstelling van verdachte, waarmee de redelijke termijn, waarbinnen de strafzaak in eerste instantie moet zijn afgedaan, met bijna zes maanden is overschreden. De rechtbank laat het echter bij deze constatering en matigt de op te leggen straf niet, aangezien sprake is geweest van een langlopend onderzoek (op 28 september 2017 is de laatste getuige door de rechter-commissaris gehoord) en door de verdediging geen bezwaar is gemaakt tegen voeging van de in zaak B ten laste gelegde feiten en niet is aangedrongen op een snelle(re) afdoening.

9.Het beslag

9.1.
Het beslag
Onder verdachte zijn in beslag genomen:
- een Audi A4 met kenteken [kenteken] ;
- 2 maskers;
- een iPhone 6.
9.2.
Vordering Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de auto verbeurd wordt verklaard en dat de maskers en de mobiele telefoon worden onttrokken aan het verkeer.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om teruggave van de auto en de iPhone aan verdachte en meegedeeld dat het niet relevant is wat er met de maskers gebeurt.
9.4.
Oordeel rechtbank
Nu de Audi A4 door verdachte is witgewassen, is het in zaak B, onder 2, bewezenverklaarde met betrekking tot dit voorwerp begaan. De Audi A4 dient dan ook verbeurd te worden verklaard.
De rechtbank zal de maskers onttrekken aan het verkeer. Nu niet is gebleken dat één van de bewezen verklaarde feiten is begaan met behulp van de telefoon, zal de rechtbank de telefoon teruggeven aan verdachte.

10.De voorlopige hechtenis

De officier van justitie heeft gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven en dat de gevangenneming van verdachte wordt bevolen voor de ten laste gelegde feiten waarop het bevel tot voorlopige hechtenis niet al ziet.
De rechtbank zal de vorderingen tot opheffing van de schorsing afwijzen, gelet op de op te leggen straffen en de vordering tot gevangenneming afwijzen omdat verdachte voor deze feiten wordt vrijgesproken.

11.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

Benadeelde partij [naam 1]
De benadeelde partij [naam 1] vordert vergoeding van € 2.003,93 aan materiële schade en van € 2.285,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De materiële schade ziet op een portemonnee van € 380,-, een ov-chipkaart met saldo van € 40,-, een creditcard van € 12,50, een paspoort van € 119,80, een pasfoto voor het paspoort van € 12,50, kleding en schoenen van € 595,56, boodschappen van € 19,57, een geldbedrag van € 25,- en een mobiele telefoon van € 799,-.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vergoeding van de immateriële schade moet worden gematigd en dat vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard voor wat betreft de portemonnee, het paspoort, de kleding en de schoenen, de boodschappen en de telefoon. Daartoe is het volgende aangevoerd. Anders dan uit de vordering van de benadeelde partij, blijkt niet dat een dure portemonnee van het merk Prada is weggenomen. Volgens de aangifte is een identiteitskaart weggenomen, zodat niet een duurder paspoort in rekening mag worden gebracht. De benadeelde partij wil de kleding en schoenen niet meer dragen omdat daar zijn bloed op zou zitten en het hem aan het misdrijf zou doen herinneren. Dat is een keuze van de benadeelde partij, die niet voor rekening van de dader zou moeten komen. Niet blijkt dat de benadeelde partij de boodschappen moest meebrengen van de verdachten. De schade vanwege de mobiele telefoon dient te worden gematigd gelet op de ouderdom daarvan.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat aan de benadeelde partij [naam 1] door het in zaak A, onder 1, bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
De rechtbank begroot de materiële schade op € 1,915,21, en overweegt daartoe het volgende.
De vordering betreffende de portemonnee moet worden toegewezen, nu de rechtbank geen aanleiding ziet om te betwijfelen dat een dure portemonnee van het merk Prada is weggenomen. [verdachte] heeft ook niet gemotiveerd betwist dat de portemonnee van een ander merk is, terwijl dat wel op zijn weg lag. Ook de schade in verband met de inhoud van de portemonnee (ov-chipkaart, creditcard) kan worden toegewezen. De vordering betreffende het paspoort kan worden toegewezen voor zover deze de kosten van een identiteitskaart niet overstijgt. De gemeente Amsterdam brengt blijkens haar website € 50,65 in rekening voor een nieuwe identiteitskaart, zodat de rechtbank daar vanuit zal gaan. Ook de kosten in verband met de foto voor het paspoort kunnen worden toegewezen. De schadebeperkingsplicht voert niet zover dat van een slachtoffer van een overval gevergd kan worden dat hij zijn bebloede kleding schoonmaakt en blijft gebruiken. De vordering betreffende de kleding en schoenen kan dan ook worden toegewezen. De schade vanwege de boodschappen komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu de rechtbank geen rechtstreeks verband ziet tussen die kosten en het misdrijf. De rechtbank ziet geen aanleiding om het gevorderde bedrag voor de mobiele telefoon te matigen, nu de telefoon, blijkens de overgelegde factuur, op 18 november 2014 is aangeschaft en daarmee nog geen zes maanden oud was ten tijde van het feit.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij [naam 1] recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht het aannemelijk dat sprake is van meer dan een enkel psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen, aangezien het een feit van algemene bekendheid is dat slachtoffers van roofovervallen, waarbij een wapen en geweld is gebruikt, zwaardere psychische gevolgen ervaren. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid op € 1.000,-, nu de immateriële schade niet verder is onderbouwd.
De rechtbank zal de vordering van [naam 1] dan ook toewijzen tot een bedrag van € 2,915,21, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [naam 1] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak A, onder 1, bewezen geachte feit is toegebracht.
De benadeelde partij [naam 1] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De overige benadeelde partijen
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [naam 7] , [naam 8] en [naam 9] zullen niet-ontvankelijk in hun vorderingen worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast met betrekking tot de misdrijven waarbij hen schade is toegebracht.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22b, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 47, 57, 63, 317 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

13.Beslissingen

Verklaart het in zaak A, onder 2 en 3, en het in zaak B, onder 1 primair, 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A, onder 1, en het in zaak B, onder 2, ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
In zaak A, onder 1:
Medeplegen van afpersing;
In zaak B, onder 2:
Witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
4 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden
ten uitvoergelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde moet zich binnen zeven dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres 4] , zo frequent en zo lang Reclassering Nederland (hierna: RN) dit noodzakelijk acht en veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van dit toezicht door RN zullen worden gegeven. Ook indien dit inhoudt dat veroordeelde wordt doorverwezen naar een nader te bepalen instantie voor verslavingszorg voor het volgen van bijvoorbeeld een leefstijltraining. De rechtbank kan zich overigens voorstellen dat RN het toezicht op veroordeelde (intern) overdraagt, omdat verdachte inmiddels in [plaats] woonachtig is.
Behandelverplichting - ambulante behandeling
Veroordeelde moet zich laten behandelen bij de forensisch psychiatrische polikliniek De Waag of een soortgelijke door RN aan te wijzen instelling voor ambulante forensische zorg en veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door die instelling en zijn behandelaren zullen worden gegeven, zo lang RN dit noodzakelijk acht. De behandeling dient te zijn gericht op delictpreventie in algemene zin met aandacht voor het onderkennen van risicopersonen, -plaatsen en -gedrag. Daarnaast dient er aandacht te zijn voor het (voormalig) blowgedrag van veroordeelde met het oog op de mogelijke oorzaken en gevolgen daarvan voor veroordeelde en zijn omgeving. Indien RN dit geïndiceerd acht, kan zij veroordeelde doorverwijzen naar een nader te bepalen instantie voor verslavingszorg voor het volgen van bijvoorbeeld een leefstijltraining.
Geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Verklaart verbeurd:
12 1.00 STK Personenauto [kenteken]
AUDI A4 AVANT 2005 Kl: wit 4910699
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
42 2.00 STK Masker
-
5005309
Gelast de teruggave aan verdachte van:
64 1.00 STK Zaktelefoon Kl: ZWART
IPHONE 6
5005299
Wijst af de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Wijst af de vordering tot gevangenneming van verdachte.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Wijst de vordering van
[naam 1], wonende te [woonplaats] , toe tot
€ 2,915,21(tweeduizendnegenhonderdvijftien euro en eenentwintig cent), te vermeerderen met de
wettelijke rentedaarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 10 mei 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij [naam 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 1] , € 2,915,21 (tweeduizendnegenhonderdvijftien euro en eenentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 10 mei 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening, aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door
hechtenisvan
39 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover door of namens verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen is voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [naam 1] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [naam 7] , [naam 8] en [naam 9] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en F.W. Pieters, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.L. Slaats, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 december 2017.