ECLI:NL:RBAMS:2017:9581

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
13/997085-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs van wetenschap van drugsbezit

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 20 december 2017 door de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, stond de vraag centraal of de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het aanwezig hebben van 11,5 kilogram hennep en 310 gram hasjiesj op 7 juni 2016 te Amsterdam. De rechtbank heeft het vonnis bij verstek gewezen na het onderzoek op de terechtzittingen op 20, 21 en 23 november en 7 december 2017. De officier van justitie, mr. J.G. Louman, vorderde een veroordeling van de verdachte, maar de rechtbank kwam tot een andere conclusie.

De rechtbank oordeelde dat uit het dossier niet kon worden afgeleid dat de verdachte wetenschap had van de in zijn woning aangetroffen drugs. De rechtbank stelde vast dat de verdachte samen met zijn moeder en zus in de woning stond ingeschreven, waar de drugs op 7 juni 2016 werden aangetroffen. Ondanks het feit dat er handschoenen met DNA van de verdachte en sporen van andere drugs in de woning waren gevonden, kon de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte opzettelijk de hennep en hasjiesj aanwezig had. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor zowel het primair ten laste gelegde feit als voor de subsidiaire medeplichtigheid.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de drugs in zijn woning. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer, bestaande uit mr. B. Vogel als voorzitter en mrs. S.P. Pompe en A.K. Glerum als rechters, in aanwezigheid van griffier mr. J.B.P. Terwindt. Het vonnis werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 december 2017.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/997085-16 (Promis)
Datum uitspraak: 20 december 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres 1] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 20, 21 en 23 november en 7 december 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.G. Louman.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
het aanwezig hebben van 11,5 kilogram hennep en 310 gram hasjiesj op 7 juni 2016 te Amsterdam, subsidiair de medeplichtigheid daaraan.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Hij heeft hiertoe, aan de hand van zijn op schrift gestelde requisitoir, de relevante bewijsmiddelen opgesomd.
3.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
In de woning van verdachte, waar hij destijds samen met zijn moeder en zijn zus stond ingeschreven, is op 7 juni 2016 11,5 kilogram hennep en 310 gram hasjiesj aangetroffen. Dat verdachte deze softdrugs daar opzettelijk aanwezig heeft gehad kan naar het oordeel van de rechtbank echter niet worden vastgesteld. Evenmin kan worden vastgesteld dat hij hieraan medeplichtig is geweest.
De omstandigheid dat in de woning handschoenen zijn aangetroffen met daarop zowel DNA van verdachte als sporen van cocaïne en heroïne maakt dit niet anders. Niet alleen gaat het hier om andere drugs dan de hennep en hasjiesj die ten laste zijn gelegd, maar verder is ook niet gebleken dat er een verband bestaat tussen de aanwezigheid van het DNA van verdachte en de drugs op de handschoenen. Dat het DNA van verdachte wordt aangetroffen op een handschoen die zich in zijn woning bevindt roept op zichzelf geen vragen op.
Ook uit de omstandigheid dat verdachte samen met anderen op 19 mei 2016 enkele dozen heeft vervoerd vanuit de woning naar een auto kan nog geen betrokkenheid van verdachte bij het bezit van de hennep en hasjiesj worden afgeleid. Het Openbaar Ministerie vermoedt weliswaar dat in deze dozen softdrugs heeft gezeten, maar dit is niet komen vast te staan, of anderszins aannemelijk gemaakt.
Daarbij komt dat meerdere personen, die wél concreter in verband met (soft)drugs kunnen worden gebracht, toegang tot de woning hadden en dat uit een telefoongesprek tussen de zus van verdachte, [naam zus] , en haar vriend [naam vriend] blijkt dat juist verdachte niets mocht weten omdat ze bang waren dat hij iets zou doorvertellen. Nu uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte wist van de aangetroffen drugs, kan zijn opzet op het aanwezig hebben niet bewezen worden en is ook voor de voor medeplichtigheid vereiste dubbele opzet onvoldoende bewijs aanwezig.
De rechtbank acht het ten laste gelegde dan ook niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde
niet bewezenen spreekt verdachte daarvan
vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Vogel, voorzitter,
mrs. S.P. Pompe en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 december 2017.
Bijlage
Tenlastelegging [verdachte]
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
ZD24
hij op of omstreeks 7 juni 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen in een woning (op het adres [adres 2] te Amsterdam) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 11,5 kilogram hennep en/of 310 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair:
[naam] op 7 juni 2016 te Amsterdam, althans in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad in een woning (op de [adres 2] te Amsterdam) een hoeveelheid van ongeveer 11,5 kilogram hennep en/of 310 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 11 februari tot en met 7 juni 2016, te Amsterdam, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door eerdergenoemde woning ter beschikking te stellen;