Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Waardering van het bewijs
4.Toepasselijke wettelijke voorschriften
5.Beslissing
niet bewezenen spreekt verdachte daarvan
vrij.
Rechtbank Amsterdam
Op 20 december 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Marokko in 1988, die werd beschuldigd van opzetheling van verschillende gestolen voertuigen en het voorhanden hebben van valse kentekenplaten. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een onderzoek ter terechtzitting op 20 en 21 november en 7 december 2017. De officier van justitie, mr. J.G. Louman, vorderde een veroordeling, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. N. el Farougui, pleitte voor vrijspraak. De verdediging stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de gestolen goederen in de garagebox die op zijn naam stond. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de verdachte wist of moest vermoeden dat er gestolen goederen en valse kentekenplaten in de garagebox aanwezig waren. De enkele omstandigheid dat de garagebox op naam van de verdachte stond, was onvoldoende om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Tevens zijn er verschillende inbeslaggenomen goederen onttrokken aan het verkeer, terwijl andere goederen aan de verdachte zijn teruggegeven. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht.