ECLI:NL:RBAMS:2017:9503

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
19 december 2017
Zaaknummer
13/654113-17 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Celstraf voor betrokkenheid poging export MDMA

Op 19 december 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de poging tot export van een grote hoeveelheid MDMA. De verdachte, geboren in 1967 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd in een Huis van Bewaring. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 5 december 2017, waar de officier van justitie, mr. S. Sondermeijer, de vordering indiende. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en aanwezig hebben van MDMA, met een totale hoeveelheid van 246.000 tabletten en 31,04 kilogram MDMA. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij het bewijs onder andere bestond uit verklaringen van de taxichauffeur en forensisch onderzoek naar de in beslag genomen goederen. De verdachte had geprobeerd de MDMA naar Duitsland te vervoeren, maar werd door de taxichauffeur bij de politie aangegeven. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en legde een gevangenisstraf van zes jaar op, met aftrek van voorarrest. Tevens werd het in beslag genomen geld aan de verdachte teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654113-17 (Promis)
Datum uitspraak: 19 december 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “ [huis van bewaring] ” te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 december 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Sondermeijer en van wat verdachte en zijn raadsman mr. H. Loonstein naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht of afgeleverd of verstrekt of vervoerd en/of aanwezig gehad
- 35 zakken met (in totaal) 246.000 tabletten/pillen bevattende MDMA, in elk geval 9636 tabletten/pillen MDMA en/of
- 21 zakken met brokken (in totaal) 31,04 kilogram MDMA, in elk geval 1998,1 gram MDMA,
in elk geval een zeer grote hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 23 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen (ongeveer)
- 35 zakken met (in totaal) 246.000 tabletten/pillen bevattende MDMA, in elk geval 9636 tabletten /pillen MDMA en/of
- 21 zakken met brokken (in totaal) 31,04 kilogram MDMA, in elk geval 1998,1 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders opzettelijk
- telefonisch contact gelegd met een taxichauffeur en/of
- met voornoemde taxichauffeur afspraken gemaakt over een taxirit naar Duitsland en/of de prijs van die taxirit en/of
- voornoemde taxichauffeur ontmoet en/of in de taxi van voornoemde taxichauffeur plaatsgenomen en/of weggereden in die taxi en/of
- voornoemde hoeveelheden MDMA in voornoemde taxi geplaatst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde kan bewezen worden verklaard. Verdachte heeft een grote hoeveelheid harddrugs voorhanden gehad en heeft geprobeerd die te vervoeren naar Duitsland.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte een taxi bestelt en afspreekt bij zijn hotel. De taxichauffeur moet mee naar het casino en uit eten. Verdachte gaat in het restaurant naar het toilet en komt terug met een briefje waarop een adres staat. Daaruit blijkt dat verdachte de afspraak maakte om naar dat adres te gaan. Aangekomen bij het adres verschijnt na een tijdje een busje. Uit dat busje worden zeven dozen gehaald en in de taxi geladen. Verdachte rijdt met de taxichauffeur weg met de bedoeling om – met die dozen - naar Duitsland te reizen. De taxichauffeur belt de politie en bij staandehouding blijkt dat de dozen vol harddrugs zitten. Uit de uitgewerkte WhatsApp-gesprekken blijkt bovendien dat gebruik wordt gemaakt van versluierd taalgebruik. Het door verdachte geschetste scenario dat hij niets met de drugs te maken had, maar in de veronderstelling verkeerde scheermesjes, kledingstukken en vazen te gaan vervoeren, is niet aannemelijk.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Verdachte was niet op de hoogte van de aanwezigheid van de drugs in de dozen en is kennelijk door een ander gebruikt voor het vervoer hiervan.
Verdachte kwam naar Amsterdam om zaken te doen met een potentieel nieuwe zakenpartner, genaamd [naam zakenpartner] . Verdachte kwam op 23 augustus 2017 op Schiphol aan. Vanuit het hotel hebben verdachte en [naam zakenpartner] de taxichauffeur gebeld, waarmee zij later die dag naar Duitsland zouden rijden. Met de taxi zouden zij eerst samples ophalen, die voor de handel naar Duitsland gebracht moesten worden. Om tijd te overbruggen zouden zij nog iets eten. Verdachte had bedacht om naar het casino te gaan, omdat hij argwaan had over [naam zakenpartner] en wilde zien dat hij zich kon identificeren. Na het eten gingen de drie mannen, op aanwijzing van [naam zakenpartner] , naar de [straat] . Daar aangekomen gaf [naam zakenpartner] aan dat ze moesten wachten op iemand die de samples vazen, scheermesjes en kledingstukken zou brengen. Na drie kwartier kwam er een busje aanrijden. Een gewapende man stapte uit en laadde dozen in de taxi. Op dat moment stond [naam zakenpartner] bij die man en zaten de taxichauffeur en verdachte in de auto. Verdachte had op dat moment door dat er iets niet in de haak was. De taxichauffeur belde toen, in bijzijn van verdachte en tot zijn geruststelling, de politie op. De derde man zei tegen de taxichauffeur dat hij moest vertrekken en in één keer door moest rijden naar Duitsland. [naam zakenpartner] stapte in het witte busje. Kort na vertrek heeft de politie de taxi aangehouden en verdovende middelen in de dozen gevonden.
De verdediging heeft naar voren gebracht dat er niets is dat verdachte verbindt met de drugs. De aanwezigheid van drugs in iemands nabijheid is niet genoeg aanleiding om hem een strafbare handeling toe te dichten. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen pleger is van het vervoeren of aanwezig hebben van de drugs. Hij heeft geen wetenschap gehad van de aanwezigheid van de drugs en dus ook geen opzet op de aanwezigheid en/of het vervoer ervan. Bovendien geldt dat de chauffeur reed, verdachte was slechts passagier. Daarom ontbreek ook opzet op het buiten het grondgebied van Nederland brengen van de drugs.
Ook voor medeplegen is geen bewijs. [naam zakenpartner] was verantwoordelijk voor de dozen, coördineerde het inladen van die dozen en had contact met de man die de dozen in de auto zette. Er blijkt nergens uit dat er een bewuste en nauwe samenwerking was tussen verdachte en [naam zakenpartner] .
De uitgewerkte WhatsApp-gesprekken dienen niet te worden gebruikt bij de beoordeling. Er staat geen handtekening onder en er is geen proces-verbaal van opgemaakt. In het dossier zaten alleen voorlopige uitslagen met betrekking tot de verdovende middelen. Op het laatste moment kwam er een definitief rapport. De daarin genoemde itemnummers houden geen verband met deze zaak. Het is niet vast te stellen of het om de drugs gaat die in de auto zijn gevonden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde vervoeren en aanwezig hebben van de verdovende middelen en de onder 2 ten laste gelegde poging tot uitvoer van de verdovende middelen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte tegen de taxichauffeur zegt dat hij naar Duitsland gebracht wil worden. Verdachte en de taxichauffeur maken een afspraak over de prijs voor die rit. Verdachte trekt de hele dag op met [naam zakenpartner] . Verdachte maakt de afspraak om naar de [straat] te rijden. Tegen de taxichauffeur zegt verdachte dat het gaat om dozen die daar opgehaald moeten worden. Op het genoemde adres aangekomen worden de dozen, die een grote hoeveelheid harddrugs bevatten, door een derde man in de taxi geladen. Vervolgens rijdt de taxichauffeur samen met verdachte weg.
Het door de verdediging naar voren gebrachte alternatieve scenario vindt geen steun in het dossier en acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij naar Nederland kwam om hier ‘samples’ van producten die hij wilde kopen te bekijken. Die waren echter hier niet aanwezig, waardoor hij om die samples te bekijken naar Duitsland moest. Als deze verklaring juist is, is echter niet in te zien waarom hij dan dozen naar Duitsland moest vervoeren. Immers als de samples in Nederland waren kon hij ze hier bekijken. En als de samples in Duitsland waren, hoefde hij ze niet daar te brengen.
De verklaring van verdachte vindt bovendien op onderdelen, bijvoorbeeld met betrekking tot zijn verklaring dat hij samen met de taxichauffeur de politie heeft gebeld althans dat de taxichauffeur dat in zijn bijzijn heeft gedaan, zijn weerlegging in de bewijsmiddelen. Daaruit volgt immers dat de taxichauffeur op een moment dat verdachte niet bij hem in de auto zat, de politie heeft gebeld. De overige door de verdediging gevoerde verweren vinden hun weerlegging in het bewijs.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Weliswaar komen de itemnummers die in het nagekomen proces-verbaal van 4 december 2017 zijn vermeld niet overeen met de itemnummers zoals vermeld in het proces-verbaal van 24 augustus 2017, maar gelet op de omschrijving van de goederen in het nagekomen proces-verbaal in vergelijking met de oorspronkelijke omschrijving, kan het niet anders dan dat het forensisch onderzoek heeft gezien op de bij verdachte inbeslaggenomen goederen. Die goederen zijn kennelijk omgenummerd. Verder komen de proces-verbaalnummers zoals vermeld in het proces-verbaal van 24 augustus 2017, het nagekomen proces-verbaal en het forensisch rapport met elkaar overeen.
De raadsman heeft aangevoerd dat de WhatsApp-gesprekken dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Nu de rechtbank deze gesprekken niet voor het bewijs gebruikt, behoeft dit verweer geen bespreking.
4.3.3.
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt op grond van de volgende bewijsmiddelen, die ieder worden gebruikt ten aanzien van de verschillende feiten waar deze betrekking op hebben, tot het oordeel dat bewezen verklaard kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
1. Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017179856-8, van 23 augustus 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 1] , (doorgenummerde pagina’s 16-19).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde op 23 augustus 2017 de taxichauffeur (hierna te noemen: “Melder”) die de melding had gemaakt die aanleiding gaf tot de aanhouding van verdachte [verdachte] .
Ik hoorde dat Melder verklaarde:
“Vandaag omstreeks 16:44 uur werd ik gebeld op mijn telefoon. Ik kende dit nummer niet. Ik nam de telefoon op en ik hoorde de stem in het Engels zeggen: “Waar ben je?” Ik zei: “Ik ben in Amsterdam Noord.” Ik hoorde “Wil je een lange rit?” Ik vroeg waarheen. Ik hoorde: “Cash, Duitsland.” Ik zei: “Dat is minimaal 800 euro.” Ik hoorde: “Geen probleem. Ik stuur het adres naar je toe, kom gelijk.” Ik kreeg een sms van het nummer waarin ik zag staan: “ [hotel] , [adres] .” Ik ben direct in mijn taxi gestapt en ben naar het hotel gereden. Ik heb geparkeerd op de Spuistraat te Amsterdam en ik ben vanaf daar gelopen naar het hotel. Ik zag dat er een man uit de lobby naar buiten kwam lopen. Ik omschrijf deze man als volgt: ongeveer 50 jaar oud, Arabisch uiterlijk, licht getint, kaal hoofd, korte broek, grijze harde rolkoffer bij zich. Deze kale man is de man die jullie later hebben aangehouden.
Direct nadat de kale man naar buiten kwam lopen, vanuit het [hotel] , kwam er een andere man naar buiten lopen met een petje op zijn hoofd. Ik zag dat de man met het petje een agressieve uitstraling had. Hij keek erg boos, was zenuwachtig en bleef maar om zich heen kijken. Ik werd zelf ook heel zenuwachtig van deze man met het petje. Ik dacht dat ik maar één man op moest halen. Ik voelde dat het niet klopte. Vervolgens ben ik met mijn twee passagiers weg gereden. Ze vroegen mij om ze naar het Holland Casino te brengen. Ik ben samen met de kale man naar binnen gelopen. In Holland Casino hebben wij ongeveer twintig minuten gezeten aan de bar. De kale man was constant op zijn telefoon. Ik ben samen met de kale man naar een Italiaans restaurant naast het casino gegaan. Ik zag dat de man met het petje buiten bleef wachten. De kale man heeft bijna niets van zijn eten gegeten. Ik had het idee dat hij in paniek was, of in ieder geval zenuwachtig. Tijdens het eten hoorde ik de man zeggen: “We wachten nog op iemand.” Na ongeveer twintig minuten nam de kale man zijn telefoon op en liep naar het toilet. Toen hij terug kwam liet hij mij een briefje zien met daarop de tekst: “ [straat] .” Ik hoorde dat de kale man zei: “Ok, we gaan. Mijn vriend komt daar.” Ik vroeg: “Moeten er meer mensen mee dan?” Ik hoorde dat hij zei: “Nee, een koffer.” Ik vroeg: “Een koffer?” Ik hoorde dat de man zei: “Nee, drie dozen.” Ik was zenuwachtig. Ik wilde de politie bellen maar de kale man was constant bij me en hield me in de gaten. Ik ben vervolgens samen met de man met de pet en de kale man naar de [straat] gereden. Op de [straat] hebben we ongeveer drie kwartier gewacht. De man met de pet is op de [straat] meteen uitgestapt en liep rondjes in de omgeving. Hij was echt een soort van bodyguard, hoe hij om zich heen keek. Ik zag dat de kale man naar de man met de pet toe liep die even verderop stond. Ik heb toen de politie gebeld. Ik vertrouwde het echt niet. Enkele minuten later zag ik een wit busje aan komen rijden. Ik zag dat de Kangoo bij ons parkeerde. Ik zag dat een blanke man uitstapte. De Kangoo parkeerde zijn achterkant bij mijn achterkant. De blanke man deed mijn achterklep open van mijn taxi. Hij deed vervolgens de achterklep van de Kangoo open en laadde minimaal drie dozen in mijn achterbak. Ik wilde weten wat er aan de hand was. Ik zag de blanke man dozen in mijn taxi zetten. Ik zag direct een handgreep van een vuurwapen boven de broeksband van de blanke man steken. Ik keek in de Kangoo. Ik zag dat de blanke man de plaat boven het reservewiel optilde. Ik zag daar minimaal vijf handvuurwapens liggen. De blanke man liet mij de vuurwapens zien en zei: “Ga terug naar voren en ga in de auto zitten. Laatste waarschuwing. Je moet niet meer hier komen. Je rijdt zo in één keer door naar Duitsland en stopt niet meer.” Mij werd verteld om te gaan rijden. Ik reed met de kale man in de taxi en de man met de pet stapte in de witte Kangoo. Toen ik gekeerd was en bij het verkeerslicht stond onder het viaduct kwam de politie en hebben ze ons staande gehouden en gecontroleerd.”
2. Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017179856-7, van 23 augustus 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam opsporingsambtenaar 2] en [naam opsporingsambtenaar 1] , (doorgenummerde pagina’s 3-5).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 23 augustus 2017 omstreeks 19.17 uur hoorden wij dat de eenheid AD1102 werd gestuurd naar de Banne Buikslootlaan in Amsterdam, alwaar de taxichauffeur een melding had gedaan dat hij klanten moest oppikken en hij vond dat ze erg zenuwachtig waren. Hij moest ze naar Duitsland brengen maar vertrouwde het niet. Hij was bang dat er iets in de koffers zou zitten wat niet mag. Inmiddels zou hij al drie kwartier aan het wachten zijn op deze klanten. Wij hoorden dat de eenheid telefonisch contact had met de melder en dat de melder graag wilde dat er een algemene controle werd uitgevoerd zodat het niet duidelijk was dat hij de tipgever was. Vervolgens hielden wij de taxichauffeur staande bij het tankstation Texaco op de [locatie] in Amsterdam. Wij zagen dat er naast de taxichauffeur een passagier zat. Deze passagier gaf op te zijn [verdachte] . Wij zagen dat er in de taxi op de achterbank twee Praxis-verhuisdozen stonden. Vervolgens zien wij achterin vijf Praxis-verhuisdozen staan. Wij zagen dat er een gat in één van de verhuisdozen zat en zagen een plastic zak met veel blauwe ronde pillen zitten.
3. Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017179856, van 24 augustus 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam opsporingsambtenaar 3] en [naam opsporingsambtenaar 4] , (ongenummerd).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 24 augustus 2017 hebben wij de in beslag genomen verhuisdozen onderzocht in het laboratorium van de Forensische Opsporing van de Eenheid Amsterdam. Bij het uitpakken is door ons het volgende bevonden:
Verhuisdoos 1, itemnummer 5439297. Opschrift 70000 Rolex. 7 zakken met licht groene pillen, indruk kroontje gelijkend op Rolex logo.
Verhuisdoos 2, itemnummer 5439298. Opschrift 70000 adventure. Inhoud verhuisdoos: 7 zakken met licht groene pillen, indruk “A”.
Verhuisdoos 3, itemnummer 5439300. Opschrift 6x12=md. Inhoud verhuisdoos: 6 zakken met harde bruine brokken.
Verhuisdoos 4, itemnummer 5439301. Opschrift 50100lv. Inhoud verhuisdoos: 10 zakken met blauwe pillen, indruk “LV”, het Louis Vuitton logo en een indruk van een bloem.
Verhuisdoos 5, itemnummer 5439304. Inhoud verhuisdoos: 5 zakken met bruine brokken.
Verhuisdoos 6, itemnummer 5439305. Opschrift 50100lv. Inhoud verhuisdoos: 1 zak met
groene pillen, indruk kroontje gelijkend op Rolex logo, 10 zakken met gele harde brokken.
Verhuisdoos 7, itemnummer 5439306. Inhoud verhuisdoos”: 10 zakken met blauwe pillen, indruk “LV”, het Louis Vuitton logo en een indruk van een bloem.
4. Het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict met nummer PL1300-2017179856-23, van 4 december 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 5] , (ongenummerd).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Onderzoek item 5439727. Ik zag dat de te onderzoeken goederen zes zakken waren met hierin groene pillen. De grootte en inhoud van de zakken waren op het oog gelijk. Het bruto gewicht van één zak was 2705 gram en netto 2680,8 gram. De inhoud van één zak pillen was 10.720 pillen. Dit houdt in dat de totale inhoud van de zes zakken 64.320 pillen betrof. Uit één van de zakken had ik 20 pillen veiliggesteld (5492937).
Onderzoek item 5439753. Ik zag dat de te onderzoeken goederen tien zakken waren met hierin blauwe pillen. De grootte en inhoud van de zakken waren op het oog gelijk. Het bruto gewicht van de tien zakken was 1.936 gram en netto 1.901,8 gram. De inhoud van één zak pillen was 5.000 pillen. Dit houdt in dat de totale inhoud van de tien zakken 50.000 pillen betrof. Uit één van de zak had ik 20 pillen veiliggesteld (5492941).
Onderzoek item 5439730. Ik zag dat de te onderzoeken goederen zeven zakken waren met hierin blauwe pillen. De grootte en inhoud van de zakken waren op het oog gelijk. Het bruto gewicht van één zak was 2.759 gram en netto 1.734,3 gram. De inhoud van één zak pillen was 11.000 pillen. Dit houdt in dat de totale inhoud van de zeven zakken 77.000 pillen betrof. Uit één van de zakken had ik 20 pillen veiliggesteld (5492943).
Onderzoek item 5439748. Ik zag dat de te onderzoeken goederen tien zakken waren met hierin blauwe pillen. De grootte en inhoud van de zakken waren op het oog gelijk. De inhoud van één zak pillen was 5.000 pillen. Dit houdt in dat de totale inhoud van de tien zakken pillen 50.000 pillen betrof. Uit één van de zakken hadden wij 20 pillen veiliggesteld (5492945).
Onderzoek item 5439738. Ik zag dat het te onderzoeken één zak was met hierin blauwe pillen. De inhoud van de zak was 5.000 pillen. Uit de zak had ik 20 pillen veiliggesteld (5492948).
Onderzoek item 5439721. Ik zag dat de te onderzoeken goederen zes zaken waren met hierin blokken. Het bruto gewicht van de zes zakken was 12,36 kilogram. Uit één zak had ik een monstername veiliggesteld (5492955).
Onderzoek item 5439743. Ik zag dat de te onderzoeken goederen tien zakken waren met hierin blokken. Het bruto gewicht van de tien zakken was 10,37 kilogram. Uit één zak had ik twee monsters veiliggesteld (5492951).
Onderzoek item 5439717. Ik zag dat de te onderzoeken goederen vijf zakken waren met hierin blokken. Het bruto gewicht van de vijf zakken was 8,31 kilogram. Uit één zak had ik een monstername veiliggesteld (5492952).
5. Een geschrift, te weten “Rapport van het Laboratorium Forensische Opsporing” met BVH nummer 2017179856 van [naam] van 5 december 2017, (ongenummerd).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde forensisch expert, zakelijk weergegeven:
Item 5492937, omschrijving: 1 plastic zakje met 20 blauwe tabletten, indruk: Rolex logo, bevat MDMA.
Item 5492941, omschrijving: 1 plastic zakje met 20 blauwe tabletten, indruk: Louis Vuitton logo, bevat MDMA.
Item 5492943, omschrijving: 1 plastic zakje met 20 blauwe tabletten, indruk: Avengers logo, bevat MDMA.
Item 5492945, omschrijving: 1 plastic zakje met 20 blauwe tabletten, indruk: Louis Vuitton logo, bevat MDMA.
Item 5492948, omschrijving: 1 plastic zakje met 20 blauwe tabletten, indruk: Rolex logo, bevat MDMA.
Item 5492951, omschrijving: 2 plastic zakjes, opschrift: “1/2” tot en met “2/2”, lichtbruine kristallen, bevat MDMA.
Item 5492952, omschrijving: 1 plastic zakje met crèmekleurige kristallen, bevat MDMA.
Item 5492955, omschrijving: 1 plastic zakje met crèmekleurige kristallen, bevat MDMA.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 23 augustus 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig gehad
- 34 zakken met (in totaal) 246.000 tabletten bevattende MDMA en
- 21 zakken met brokken (in totaal) 31,04 kilogram van een materiaal bevattende MDMA.
2.
op 23 augustus 2017 te Amsterdam ter uitvoerig van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen
- 34 zakken met (in totaal) 246.000 tabletten bevattende MDMA en
- 21 zakken met brokken (in totaal) 31,04 kilogram van een materiaal bevattende MDMA, immers hebben verdachte en zijn mededaders opzettelijk
- telefonisch contact gelegd met een taxichauffeur en
- met voornoemde taxichauffeur afspraken gemaakt over een taxirit naar Duitsland en de prijs van die taxirit en
- voornoemde taxichauffeur ontmoet en in de taxi van voornoemde taxichauffeur plaatsgenomen en weggereden in die taxi en
- voornoemde hoeveelheden MDMA in voornoemde taxi geplaatst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken en heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is betrokken geweest bij een poging tot uitvoer van een grote hoeveelheid MDMA. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De hoeveelheid harddrugs was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel.
De verspreiding van en handel in MDMA gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Handelingen die tot doel hebben die stof op de markt te brengen dienen streng te worden bestraft. Het is ernstig dat verdachte zich geen rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van zijn handelen.
De rechtbank zoekt aansluiting bij de straffen die doorgaans worden opgelegd voor soortgelijke zaken.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 6 jaar passend en geboden.

9.Beslag

De raadsman heeft verzocht om teruggave van het bij verdachte in beslag genomen geld. In het dossier bevindt zich noch een kennisgeving van inbeslagneming noch een beslaglijst. Uit het proces-verbaal van bevindingen, pagina 4, blijkt evenwel dat onder verdachte geld in beslag is genomen en dat dit betreft € 5.215,-. De rechtbank is van oordeel dat het geld aan verdachte moet worden teruggegeven.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en 2:
Eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
en
medeplegen van poging tot opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave van het inbeslaggenomen geld aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. van Eunen, voorzitter,
mrs. R.H.C. Jongeneel en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.G. Thijssen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 december 2017.