ECLI:NL:RBAMS:2017:9435

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2017
Publicatiedatum
15 december 2017
Zaaknummer
13/650427-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van straatroof met twijfel over de betrokkenheid van de aangever

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde straatroof. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 4 juli 2016, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd een tas met daarin een bedrag van € 62.000,- weg te nemen van de aangever op de openbare weg. Tijdens de zitting op 24 november 2017 heeft de officier van justitie, mr. A.M. Lobregt, de vordering gedaan om de verdachte schuldig te verklaren, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.P. Plasman, pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de plaats delict aanwezig was en voldeed aan het signalement van de dader. Echter, er waren aanzienlijke twijfels over de geloofwaardigheid van de verklaring van de aangever, die wisselend had verklaard over de gebeurtenissen en mogelijk betrokken was bij een plan om de tas weg te nemen. De rechtbank concludeerde dat de wederrechtelijkheid van het wegnemen van de tas niet kon worden bewezen, waardoor de verdachte van het ten laste gelegde werd vrijgesproken. De rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte en verklaarde de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/650427-16
Datum uitspraak: 8 december 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [GBA] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 november 2017.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. Lobregt, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.P. Plasman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 04 juli 2016 te Amsterdam op de openbare weg de Eerste van Swindenstraat met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met daarin onder andere een hoeveelheid geld en/of een bedrag van in totaal 62.000 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemde tas heeft vastgepakt en/of met kracht uit de rechterhand van voornoemde [benadeelde] heeft getrokken.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een straatroof. Verdachte was op het moment van de straatroof op de plaats delict en voldeed volledig aan het signalement van de dader van de straatroof. De vader van verdachte was de chauffeur van aangever op het moment van de straatroof. Hier komt bij dat verdachte na het voorval is gevlucht naar Aruba. Verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven. De verklaringen die verdachte heeft afgelegd zijn ongeloofwaardig.
De in beslag genomen goederen kunnen – met uitzondering van de laptop – retour naar verdachte. De laptop dient te worden geretourneerd aan de rechthebbende.
De vordering van de benadeelde partij is niet onderbouwd en moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte moet worden vrijgesproken nu niet kan worden bewezen dat daadwerkelijk van een straatroof sprake is geweest. Er zijn sterke aanwijzingen dat aangever zelf betrokken is geweest bij het plan om zijn tas weg te nemen. Aangever heeft op essentiële onderdelen wisselend verklaard en uit het tapgesprek met [persoon] van 7 juli 2016 blijkt dat er het een en ander moest worden afgestemd voordat [persoon] met de politie zou praten. Dit maakt dat er reden is om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van de verklaring van aangever. Er kan niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van diefstal.
Een vrijspraak dient ook te volgen omdat niet kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de tas heeft weggenomen. Er is enkel een herkenning aan de hand van een niet onderscheidend signalement. Verdachte is als persoon niet herkend. Dat er wisselend over het doel van de reis naar Aruba is verklaard, kan veel redenen hebben. De omstandigheid dat verdachte normaliter niet in Amsterdam-Oost komt wekt geen bevreemding, nu zijn opa daar woont en hij zijn opa ging bezoeken. Verdachte heeft in zijn eerdere verklaringen bedoeld dat hij zijn vader al lang niet in persoon heeft gezien. Wat betreft de telefoongesprekken met zijn vader kan niet worden vastgesteld of dit daadwerkelijk gesprekken zijn geweest of dat dit - ook - gemiste oproepen betreft.
De in beslag genomen goederen dienen aan verdachte te worden geretourneerd. De laptop behoort volgens verdachte aan hem toe. Indien deze wordt bewaard ten behoeve van de rechthebbende kan verdachte aantonen dat hij de rechthebbende is en zal deze alsnog naar hem retour gaan.
De vordering van de benadeelde partij moet primair worden afgewezen, nu verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Subsidiair dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu deze niet is onderbouwd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is gelet op de inhoud van het dossier van oordeel dat kan worden vastgesteld dat verdachte de man is geweest die de tas van aangever [benadeelde] heeft weggenomen. De rechtbank kan – zoals ook primair door de raadsman is betoogd – de betrokkenheid van aangever bij het incident echter niet uitsluiten. De rechtbank zal dit hieronder nader uitleggen.
Aangever heeft verklaard dat [persoon] een vriend van hem is en hem elke dag naar huis rijdt. [persoon] droeg volgens aangever normaal gesproken de tassen met spullen – waaronder de dagopbrengst van de zaak – naar de auto, zodat aangever zijn handen vrij had om het pand af te sluiten. Aangever heeft verklaard dat het deze keer anders ging, omdat hij nu zelf ook tassen naar de auto moest dragen, waaronder de tas met een geldbedrag van € 62.000,-. Aangever heeft wisselend verklaard over wie welke tas naar de auto heeft gedragen en om hoeveel tassen het precies ging.
Getuige [getuige] , die naast het pand van aangever werkzaam is, heeft verklaard dat het gebruikelijk is dat aangever ’s avonds met zijn vrouw weggaat. Dit is volgens haar elke avond zo. Over [persoon] heeft zij verklaard: “ [persoon] rijdt vaker met die rode auto, maar haalt die dozen op.” Ook heeft zij verklaard dat zij aangever die avond met tassen zag, maar dat zij hem anders niet met tassen ziet. Ook anderen ziet zij niet met tassen.
Op 7 juli 2016 omstreeks 12.36 uur heeft [persoon] aangever gebeld waarin het volgende is besproken:
Beller: Luister noh… die mannen hebben me opgeroepen. Ik ga nu naar die mannen toe.
Gebelde: Ja d ie mannen…ja ja klopt, want ik hoorde dat die mannen zijn in de winkel..hoorde ik ook. Die mannen zijn die beelden komen ophalen.
Beller: Mhm.
Gebelde: Ja, want dat ding is vlak voor de deur toch.. dus die mannen willen alles wat op beeld is toch.
Beller: Maar wat moet ik die mannen nog zeggen?
Gebelde: Ja… misschien gaan die mannen je vragen hoe dat ding gebeurd is en zo.
Beller: Okay.. nee ik dacht...laat ik even met je overleggen.. misschien moet ik die mannen nog iets zeggen.
Gebelde: Ja dus die mannen…die mannen gaan je vragen hoe dat ding precies gegaan is…en euh…ja..dat is..ja want ik heb jou opgegeven als…euh…ja jij bent achter die mannen aangereden.. en je hebt die mannen gezien…of je hebt die jongen gezien en zo….. en dat is het nu.
Beller: Mhm
Gebelde: Dus dat heb ik tegen die mannen gezegd..ik zei je bent wat je bent….weet je..ik niet kan rijden..jij rijdt me tijdelijke snap je.. als mijn vriend…
Beller: Mhm
Gebelde: Je bent gewoon een vriend van me en..hoe ik ziek ben..breng jij me gewoon naar huis.
Beller: Okay
Gebelde: Met mijn auto en zo.
Beller: Okay…okay…is goed.. dan ga ik naar die mannen toe.
Gebelde: Ai ik ben in die winkel.
Beller: Moet ik naar je toekomen als ik klaar ben?
Gebelde: Ja
Beller: Okay…is goed.
Gebelde: Ja.
De rechtbank acht het gelet op de inhoud van dit gesprek en het feit dat [persoon] op 7 juli 2016 om 13:00 uur een verklaring zou komen afleggen op het politiebureau aannemelijk dat [persoon] in dit gesprek bespreekt dat hij zo naar de politie toe gaat om een verklaring af te leggen en hij daarom het een en ander met aangever wil overleggen, onder andere over wat [persoon] moet gaan verklaren bij de politie. Uit dit gesprek zou kunnen worden geconcludeerd dat [persoon] niet de (vaste) chauffeur van aangever is, hetgeen de verklaring van getuige [getuige] zou ondersteunen. Ook lijkt het erop dat er in versluierde taal wordt gesproken, door te spreken over ‘die mannen’ en ‘die ding’. Uit dit gesprek blijkt bovendien dat aangever en [persoon] elkaar waarschijnlijk op 7 juli 2016 nog hebben gezien, terwijl aangever bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij [persoon] de dag na het incident nog in zijn winkel heeft gesproken, maar daarna nooit meer. Deze omstandigheden roepen de nodige vragen op over de mogelijke betrokkenheid van aangever bij het incident. Vragen die tot op heden onbeantwoord zijn gebleven.
Het dossier biedt ook onvoldoende helderheid over de inhoud van de tas. Aangever heeft verklaard dat er € 62.000,- in de weggenomen tas zat. Enige administratie ter onderbouwing hiervan is niet overgelegd. Waarom aangever met een dergelijke groot geldbedrag over straat gaat, is de rechtbank niet duidelijk geworden. Zelfs wanneer zou worden uitgegaan van de verklaring van aangever dat de auto die hij (op een later moment) wilde kopen in totaal
€ 38.000,- zou kosten en dat de gebruikelijke dagopbrengst tussen de € 5.000,- en
€ 7.000,- ligt, verklaart dit nog niet een volgens de aangifte weggenomen totaalbedrag van
€ 62.000,-. Ook is onduidelijk gebleven waarom aangever dit geldbedrag mee naar huis wilde nemen. De verklaring van aangever dat hij de dagopbrengst mee naar huis neemt om daarmee leveranciers te betalen, maakt dit niet anders.
Nu aangever wisselend en op onderdelen aantoonbaar onjuist heeft verklaard en er serieuze aanwijzingen zijn dat aangever bij het plan om zijn tas weg te nemen betrokken is geweest, acht de rechtbank de verklaring van aangever onvoldoende betrouwbaar en zal zij deze niet volgen. Dit maakt dat de wederrechtelijkheid van het wegnemen van de tas van aangever niet kan worden bewezen. Verdachte zal dan ook van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het beslag
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1. STK Sticker
35% VAN AH
5222942
3 1.00 STK Jas
NORTH FACE
5222909
4 1.00 STK Zaktelefoon
SAMSUNG
522290
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
2 1.00 STK Computer
APPLE MACBOOK
5222925
Ten aanzien van de benadeelde partij
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1. STK Sticker
35% VAN AH
5222942
3 1.00 STK Jas
NORTH FACE
5222909
4 1.00 STK Zaktelefoon
SAMSUNG
522290
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
2 1.00 STK Computer
APPLE MACBOOK
5222925
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.F. de Lemos Benvindo, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en J.M.L.I. van Hommerich, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Bouwhuis, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 december 2017.