ECLI:NL:RBAMS:2017:9369

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2017
Publicatiedatum
14 december 2017
Zaaknummer
13/751922-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel voor niet-nakoming alimentatieplicht

Op 14 december 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure met betrekking tot een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1973, die wordt verdacht van het niet nakomen van zijn alimentatieplicht voor zijn minderjarige zoon. De officier van justitie diende op 6 oktober 2017 een vordering in op basis van artikel 23 van de Overleveringswet (OLW). De openbare zitting vond plaats op 30 november 2017, waarbij de opgeëiste persoon afstand deed van zijn recht om te worden gehoord en zich liet vertegenwoordigen door zijn raadsman, mr. A.A. Nunnikhoven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon klopt en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Het EAB is gebaseerd op een arrestatiebevel van 8 januari 2010 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft de eisen van de OLW beoordeeld en vastgesteld dat aan de voorwaarden voor overlevering is voldaan. De verdediging voerde aan dat er geen sprake was van een hulpeloze toestand van de zoon, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet in haar bevoegdheid ligt om te beoordelen in het kader van de overleveringsprocedure.

De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn. De overlevering van de opgeëiste persoon aan de Poolse autoriteiten wordt toegestaan, zodat het strafrechtelijk onderzoek in Polen kan worden voortgezet. De uitspraak is gedaan door de voorzitter mr. A.J. Dondorp en de rechters mrs. R.A.J. Hübel en M.J. Alink, in aanwezigheid van griffier mr. R.R. Eijsten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751922-17
RK-nummer: 17/6457
Datum uitspraak: 14 december 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 6 oktober 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 1 april 2011 door
the Circuit Court of Zielona Góra(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1973,
niet ingeschreven in de Basisregistratie personen,
thans gedetineerd in de [plaats penitentiaire inrichting] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 30 november 2017. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht ter zitting te worden gehoord. Hij heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn raadsman, mr. A.A. Nunnikhoven, advocaat te Tilburg.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van arrestatiebevel van 8 januari 2010 van
the District Court of Zary(Polen), referentie: II Kp 1405/09.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Polen strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt, met de officier van justitie en anders dan de raadsman, vast dat hieraan is voldaan.
Volgens de omschrijving van het feit in het EAB zou de opgeëiste persoon, zakelijk weergegeven, in de periode van november 2004 tot april 2009 aanhoudend zijn plicht tot zorg over zijn minderjarige zoon, die hem bij rechterlijke beslissing was opgelegd, niet zijn nagekomen. Hij zou daarmee zijn zoon hebben blootgesteld aan “
the impossibility of satisfying his basic needs and the need to use the support of the Treasury”.
Voormelde omschrijving bevat alle elementen van het strafbare feit als bedoeld in artikel 255 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Dat het verwijt betreft dat de opgeëiste persoon zijn zoon in een hulpeloze toestand heeft gebracht, zoals bedoeld in artikel 255 Sr, blijkt uit de laatste zinsnede, die hiervoor cursief is weergegeven
Dat het verwijt tevens betreft dat de opgeëiste persoon met opzet heeft gehandeld, zoals vereist in artikel 255 Sr, volgt ook uit voormelde omschrijving, in het bijzonder uit de toevoeging dat hij aanhoudend (“
persistently”) voormelde plicht niet heeft nageleefd.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand brengen.

5.Onschuldverweer

De raadsman heeft naar voren gebracht dat geen sprake was van een hulpeloze toestand van de zoon van de opgeëiste persoon. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de ex-partner van de opgeëiste persoon werkte en dat zij een nieuwe relatie had.
De raadsman heeft dit aangevoerd in het kader van zijn verweer met betrekking tot de dubbele strafbaarheid van het feit. Voor zover tevens sprake is van een onschuldbewering kan die niet leiden tot weigering van de overlevering. Het is niet aan deze rechtbank in het kader van de overleveringsprocedure te beoordelen of daadwerkelijk sprake was van een hulpeloze toestand. Dat zal in de Poolse strafzaak moeten gebeuren.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 255 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7, van de OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court of Zielona Góra(Polen) ten behoeve van het in Polen tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. R.A.J. Hübel en M.J. Alink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.