In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 november 2017 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan België op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een EAB dat is uitgevaardigd door het Parket van de Procureur des Konings te Oost-Vlaanderen op 31 mei 2016. De opgeëiste persoon, geboren in 1987, heeft de Nederlandse nationaliteit en verblijft in Nederland.
De behandeling van de vordering vond plaats op verschillende zittingen, waarbij de rechtbank op 11 oktober 2017 de termijn voor uitspraak verlengde. Op 25 oktober 2017 werd een tussenuitspraak gedaan en het onderzoek geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een garantie op te vragen bij de uitvaardigende autoriteit. Deze garantie werd op 16 november 2017 verstrekt, waarin werd bevestigd dat de opgeëiste persoon na een eventuele veroordeling in België naar Nederland zal terugkeren om zijn straf daar uit te zitten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en geoordeeld dat de garantie van de Belgische autoriteiten voldoende is. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn genoemd. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee rechters, met de griffier aanwezig, en is openbaar uitgesproken.