Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
P. van Laere, en van wat de gemachtigde raadsvrouw van verdachte, mr. J. Verstegen, naar voren hebben gebracht.
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
[persoon 1] konden leiden. Uit het bewijs volgt dat verdachte schijnbaar uit het niets in woede uitbarstte, met zijn hoofd een tv-scherm vernielde en met zijn hoofd en broekriem tegen de muren en ruiten van zijn kamer sloeg. In die uitbarsting heeft hij aangeefster aangekeken en geroepen dat hij haar af zou maken. Onder die omstandigheden vindt de rechtbank dat de bedreigingen van verdachte bij aangeefster tot de redelijke vrees konden leiden dat hij haar ook daadwerkelijk iets aan zou doen. De aangifte van aangeefster wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [persoon 4] . [persoon 4] heeft verklaard dat verdachte bedreigende woorden heeft geuit en dat verdachte op dat moment erg agressief overkwam. Op grond van deze verklaringen is de rechtbank van oordeel dat de bedreiging van dien aard is en onder zulke omstandigheden is gedaan, dat deze in het algemeen een dergelijke vrees kan opwekken. De rechtbank acht daarmee de bedreiging van [persoon 1] bewezen.
5.Bewezenverklaring
6.De strafbaarheid van de feiten
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straf
9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
gedeeltelijk toetot
€ 150,00 (zegge honderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.
overige niet-ontvankelijkis in haar vordering .