ECLI:NL:RBAMS:2017:9335

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2017
Publicatiedatum
14 december 2017
Zaaknummer
13/703180-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging van levensgezel en opsporingsambtenaren

Op 8 augustus 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging. De zaak kwam voort uit een incident op 25 november 2016, waarbij de verdachte zijn levensgezel en een politieagent beledigde en bedreigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk beledigende woorden heeft geuit naar de politieagent, en hem heeft bedreigd met de dood. Daarnaast heeft hij zijn levensgezel mishandeld door haar hard heen en weer te schudden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot bewezenverklaring van de feiten gevolgd en de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte heeft eerder al voor soortgelijke feiten een voorwaardelijke veroordeling gekregen, wat als strafverzwarend werd beschouwd. De rechtbank heeft besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van twee weken, met bijzondere voorwaarden waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie gericht op partnergeweld. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde taakstraf gelast, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/703180-16 (Promis) en 13/142688-16 (tul)
Datum uitspraak: 8 augustus 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [GBA]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 juli 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.C. van Dijk, en van wat verdachte en zijn raadsman mr. A.E.L.M. Fontijn naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 25 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, [verbalisant 1] , hoofdagent Politie Eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "Je bent gewoon een kankerclown" en/of "Je bent een kankerhond" en/of "Je bent echt een loser met je kankergezicht", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 25 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [verbalisant 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je doodmaken. Wacht maar. Jij gaat dood. Wacht maar tot ik met jou klaar ben." en/of "Ik ga je kankermoeder neuken. Ik neuk haar helemaal kapot. Je hele kankerfamilie. Ik maak je af. Wacht maar tot ik met jou klaar ben. Je kankermoeder zal jouw gezicht niet meer herkennen.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 25 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door haar onverhoeds vast te pakken en/of haar (vervolgens) hard heen en weer te schudden.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 25 november 2016 omstreeks 00.45 uur is er een melding bij de politie binnen gekomen, dat er een huiselijk-geweld-incident zou plaatsvinden aan de [straat] te Amsterdam. Politieagenten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn ter plaatse gekomen en hebben daar verdachte en zijn partner, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), aangetroffen. De agenten hebben verklaard dat verdachte agressief was en op zeer intimiderende wijze naar hen schreeuwde. Hij zou daarbij de beledigende en bedreigende bewoordingen hebben geuit, die in de tenlastelegging zijn opgenomen. Verdachte is daarop aangehouden. [verbalisant 1] heeft vervolgens aangifte tegen verdachte gedaan van belediging en bedreiging.
Later op 25 november 2016 heeft [slachtoffer] aangifte tegen verdachte gedaan van mishandeling. Zij heeft verklaard dat zij die voorgaande nacht door hem onverhoeds is vastgepakt bij de schouders en hard door elkaar is geschud, waarbij het voelde alsof haar hersenen loskwamen en in haar schedel heen en weer bewogen.
Verdachte heeft ter terechtzitting de mishandeling van [slachtoffer] bekend. Hij heeft verklaard dat hij niet meer precies weet welke bewoordingen hij heeft geuit tegen de agenten, maar dat dit wel beledigende en bedreigende bewoordingen kunnen zijn geweest.
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot integrale bewezenverklaring van het ten laste gelegde, op grond van de bevindingen van de agenten ter plaatse, de aangifte van [slachtoffer] en de verklaring van verdachte op de zitting.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de belediging en de bedreiging van [verbalisant 1] en de mishandeling van [slachtoffer] bewezen, zoals hierna in rubriek 5 genoemd, op grond van de bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , de aangifte van [slachtoffer] en de verklaring van verdachte op de zitting.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 25 november 2016 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, [verbalisant 1] , hoofdagent Politie Eenheid Amsterdam, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Je bent gewoon een kankerclown", "Je bent een kankerhond" en "Je bent echt een loser met je kankergezicht";
2.
op 25 november 2016 te Amsterdam [verbalisant 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je doodmaken. Wacht maar. Jij gaat dood." en "Ik maak je af. Je kankermoeder zal jouw gezicht niet meer herkennen.";
3.
op 25 november 2016 te Amsterdam zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door haar onverhoeds vast te pakken en haar vervolgens hard heen en weer te schudden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeventien dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan veertien dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 90 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 45 dagen. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat aan verdachte bijzondere voorwaarden worden opgelegd, zoals geadviseerd door de reclassering, en dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling wordt toegewezen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet verzet tegen oplegging van een al dan niet deels voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals gevorderd, met bijzondere voorwaarden. Een bijkomende taakstraf is volgens de raadsman niet nodig. De verdediging verzet zich niet tegen de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de ernst van de misdrijven, de persoon van verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan.
De rechtbank heeft voor de strafoplegging gekeken naar de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, die voor deze strafbare feiten als uitgangspunt geldboetes voorschrijven.
In deze zaak speelt echter een aantal strafverzwarende omstandigheden. Verdachte heeft zich immers schuldig gemaakt aan belediging en bedreiging van een politieagent. Door zo te handelen heeft verdachte bij deze agent niet alleen zijn eer en goede naam aangetast, en gevoelens van angst teweeggebracht, maar hij heeft hij hem ook in zijn publiekelijke functioneren belemmerd. Dat dit een strafverzwarende omstandigheid vormt, wordt voor beide strafbare feiten in de toelichting bij de oriëntatiepunten opgemerkt en volgt voor wat betreft belediging ook uit de wet. Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn vriendin. De rechtbank acht het niet alleen strafverzwarend dat verdachte de partner was van [slachtoffer] ; de persoon waarbij je je bij uitstek veilig en vertrouwd moet kunnen voelen, maar ook dat dit in haar woning is gebeurd; de plek waar je je bij uitstek veilig en vertrouwd moet kunnen voelen.
De rechtbank heeft verder gekeken naar het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 9 juni 2017, waaruit blijkt dat hij kort vóór het incident van 25 november 2016 ook al voor mishandeling van [slachtoffer] is veroordeeld. De rechtbank weegt dit als strafverzwarende omstandigheid mee.
Verdachte heeft ter terechtzitting spijt betuigd en verklaard dat het sinds het incident van 25 november 2016 een stuk beter gaat met hem en de relatie tussen hem en [slachtoffer] . Hij ziet de toekomst positief tegemoet en is gemotiveerd zijn relatie met [slachtoffer] te herstellen. Blijkens het reclasseringsrapport van 14 april 2017 wordt de relatie tussen verdachte en [slachtoffer] echter gekenmerkt door conflicten en agressie. De reclassering heeft daarom geadviseerd om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een BORG-training en een andere behandeling als deze training niet toereikend is. De BORG-training is gericht op het tegengaan van partnergeweld.
Gelet op al het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd. De strafverzwarende omstandigheden zijn namelijk niet zodanig dat aan verdachte een gevangenisstraf en een werkstraf moeten worden opgelegd, zoals de officier van justitie heeft geëist. Gelet op het dossier, het reclasseringsrapport en de verklaring van verdachte op de zitting, vindt de rechtbank het wel een goed idee dat verdachte de training volgt tegen partnergeweld, om de kans op herhaling te verkleinen. De rechtbank ziet daarom aanleiding om een voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het volgen van de BORG-training. Omdat een voorwaardelijke werkstraf verdachte de vorige keer niet heeft weerhouden om nog eens in de fout te gaan, kiest de rechtbank dit keer voor een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarnaast ziet de rechtbank geen aanleiding om nog een onvoorwaardelijke straf op te leggen. Hierbij heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat als gevolg van deze veroordeling verdachte ook een eerder voorwaardelijk opgelegde werkstraf zal moeten uitvoeren.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij

De benadeelde partij [verbalisant 1] heeft een voegingsformulier ingediend met daarin vermeld te vorderen vergoeding van immateriële schade voor een bedrag van “??”.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij, omdat geen bedrag is gevorderd. De raadsman heeft verzocht dit standpunt van de officier van justitie te volgen.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij geen bedrag heeft ingevuld, zodat geen verzoek tot schadevergoeding is ingediend waarop de rechtbank een beslissing zal moeten nemen.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 1 december 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/142688-16, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 29 september 2016 van de politierechter in Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 40 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 266, 267, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat deze straf
niet zal worden ten uitvoer gelegd,tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast
.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die Reclassering Nederland hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Dit betekent dat de toezichthouder veroordeelde opdrachten geeft die betrekking hebben op zijn handel en wandel. Met als doel om hem zowel te begeleiden bij de naleving van de bijzondere voorwaarden, als ook te kunnen controleren of hij zich aan de naleving van de bijzondere voorwaarden houdt. Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze perioden nodig acht.
Veroordeelde moet deelnemen aan de volgende gedragsinterventie: GI BORG (partnergeweld). Veroordeelde wordt verplicht deel te nemen aan de gedragsinterventie BORG. De groepstraining heeft 12 bijeenkomsten van 2,5 uur per bijeenkomst. Vooraf is er een intake- en achteraf een eindgesprek. Tussendoor is er nog een individueel voortgangsgesprek.
Geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis van 29 september 2016, zijnde een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
40 (veertig) uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M.R.J. van Wel en F.L. Bolkestein, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. H.L.A. Haulo en C.L. Lugthart, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 augustus 2017.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.