ECLI:NL:RBAMS:2017:9179

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2017
Publicatiedatum
12 december 2017
Zaaknummer
AMS 17/588 en 17/2176
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van de Vereniging van Eigenaars Winkels 'Villa Arena' in geschil over omgevingsvergunningen voor winkeluitbreidingen in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 november 2017 uitspraak gedaan in twee beroepen van de Vereniging van Eigenaars Winkels 'Villa Arena' tegen besluiten van het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Zuidoost van de gemeente Amsterdam. De rechtbank oordeelde dat Villa Arena geen belanghebbende is bij de verleende omgevingsvergunningen voor het dichtbouwen van drooglopen en het uitbreiden van winkelunits in de nabijgelegen Amsterdamse Poort. De rechtbank concludeerde dat de afstand van ongeveer één kilometer en de fysieke scheiding door het NS-station Bijlmer Arena tussen Villa Arena en de Amsterdamse Poort, samen met het ontbreken van een samenhangend winkelgebied, maken dat Villa Arena geen gevolgen van enige betekenis ondervindt van de vergunde projecten. De rechtbank vernietigde de bestreden besluiten en verklaarde de bezwaren van Villa Arena niet-ontvankelijk, waarbij het algemeen bestuur werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan Villa Arena. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van belanghebbende in de Algemene wet bestuursrecht, waarbij directe betrokkenheid bij een besluit vereist is.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 17/588 en 17/2176

uitspraak van de meervoudige kamer van 28 november 2017 in de zaken tussen

Vereniging van Eigenaars Winkels “ Villa Arena ”,te Amsterdam, eiseres ( Villa Arena ),
(gemachtigde: mr. R. van Nooijen),
en
het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Zuidoost van de gemeente Amsterdam,verweerder (het algemeen bestuur),
(gemachtigde: mr. S. Asghar).
In het beroep met zaaknummer 17/588 (de CBRE-zaak) heeft als derde-partij aan het geding deelgenomen:
de besloten vennootschap CBRE Global Investors Europe B.V., vergunninghoudster (CBRE),
(gemachtigde: mr. M.C.T.M. Sonderegger).
In het beroep met zaaknummer 17/2176 (de HEMA -zaak) heeft als derde-partij aan het geding deelgenomen:
de besloten vennootschap HEMA B.V., vergunninghoudster ( HEMA ),
(gemachtigden: mr. M.C.G. Thomassen en mr. M.B. Kassenaar).

Procesverloop

in de CBRE-zaak
Bij besluiten van 6 juli 2016 en 9 augustus 2016 (de primaire besluiten 1 en 2) heeft het algemeen bestuur aan CBRE omgevingsvergunningen verleend voor het dichtbouwen van de bestaande droogloop op respectievelijk de locaties [straat 1] en [straat 2] te Amsterdam.
Bij besluit van 16 december 2016 (het bestreden besluit 1) heeft het algemeen bestuur het bezwaar van Villa Arena tegen de primaire besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard.
Villa Arena heeft tegen het bestreden besluit 1 beroep ingesteld. Het algemeen bestuur heeft een verweerschrift ingediend. CBRE heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2017. Villa Arena heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [de persoon 1] . Het algemeen bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [de persoon 2] . CBRE heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [de persoon 3] .
in de HEMA -zaak
Bij besluit van 15 september 2016 (het primaire besluit 3) heeft het algemeen bestuur aan HEMA een omgevingsvergunning verleend voor onder meer het dichtbouwen van de bestaande droogloop op de locaties [straat 3] te Amsterdam.
Bij besluit van 14 februari 2017 (het bestreden besluit 2) heeft het algemeen bestuur het bezwaar van Villa Arena tegen het primaire besluit 3 ongegrond verklaard.
Villa Arena heeft tegen het bestreden besluit 2 beroep ingesteld. Het algemeen bestuur heeft een verweerschrift ingediend. HEMA heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2017. Villa Arena heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [de persoon 1] . Het algemeen bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [de persoon 2] . HEMA heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1.1
CBRE is eigenaar van een groot deel van het in 1986 gebouwde winkelcentrum Amsterdamse Poort, gelegen in Amsterdam Zuidoost. HEMA is huurder van een aantal winkelunits van CBRE in de Amsterdamse Poort. Villa Arena exploiteert een woonwinkelcentrum , dat hemelsbreed op ongeveer een kilometer afstand ligt van de Amsterdamse Poort.
1.2
CBRE heeft het plan opgevat de Amsterdamse Poort in delen te moderniseren. HEMA wil de door haar gehuurde winkelunits verbouwen. Daarom hebben CBRE en HEMA bij het algemeen bestuur aanvragen ingediend voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor onder meer het dichtbouwen van de bestaande droogloop, waarmee de betreffende winkelunits enigszins worden vergroot. De droogloop is een overkapping op betonnen pilaren, waardoor passanten bij regen droog langs de winkels kunnen lopen.
Is Villa Arena belanghebbende?
2. In beroep hebben het algemeen bestuur, CBRE en HEMA de vraag of Villa Arena belanghebbende is aan de orde gesteld. De rechtbank zal daarom eerst bespreken of Villa Arena belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Villa Arena heeft op de zitting betoogd dat het gebied rondom NS-station Bijlmer Arena als één gebied (het Gebied) wordt aangemerkt, ook door het publiek en bij promotie. In het Gebied zijn de Amsterdamse Poort, Villa Arena , het Belastingkantoor en het zogeheten Zandkasteel gelegen. In het Gebied zal in de toekomst veel vernieuwing plaatsvinden. Er bestaan plannen om het Gebied eenzelfde uitstraling te geven en daarvoor één bestemmingsplan vast te stellen. Het belang van Villa Arena is erin gelegen dat zij betrokken wordt bij die ontwikkelingen en dat die als geheel kunnen worden beoordeeld. Met betrekking tot deze specifieke zaken is het rechtstreekse belang van Villa Arena gelegen in het imagoprobleem dat het Gebied - en dus ook Villa Arena - zal krijgen bij leegstand en parkeerproblemen in de Amsterdamse Poort vanwege de uitbreiding van winkelunits. Deze zullen effect hebben op Villa Arena , nu bezoekers het Gebied als een geheel beschouwen, aldus Villa Arena .
Het wettelijke kader
4.1
Artikel 8:1 van de Awb bepaalt dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter.
4.2
Artikel 7:1 van de Awb bepaalt dat degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen bezwaar dient te maken.
4.3
Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Wat vindt de rechtbank ervan?
5. Villa Arena beoogt het geheel van (toekomstige) vernieuwingen in het Gebied aan de orde te stellen. De rechtbank stelt voorop dat zij zich bij haar beoordeling in deze zaken dient te beperken tot de bestreden besluiten 1 en 2. Dat betreft in dit geval het dichtbouwen van gedeelten van de droogloop in de Amsterdamse Poort. De rechtbank betrekt daarbij dus niet eventuele toekomstige (omgevingsvergunningen voor) vernieuwingen in het Gebied.
6. Villa Arena heeft op de zitting desgevraagd toegelicht dat haar belang bij de bestreden besluiten 1 en 2 niet zozeer is gelegen in concurrentieverhoudingen, maar in het imago van het Gebied. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het concurrentiebelang hier niet speelt en dat Villa Arena dan ook niet stelt uit dien hoofde belanghebbende te zijn. Beoordeeld moet daarom worden of Villa Arena belanghebbende is omdat zij evenals de Amsterdamse Poort onderdeel uitmaakt van het Gebied. Meer specifiek gaat het daarbij om de vraag of de vergunde projecten in de Amsterdamse Poort van directe invloed (kunnen) zijn op Villa Arena .
7.1
Bij de beantwoording van die vraag stelt de rechtbank voorop dat vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) bepaalt dat voor het zijn van belanghebbende aannemelijk moet zijn dat hij als gevolg van de verleende vergunning gevolgen van enige betekenis kan ondervinden. [1]
7.2
In een uitspraak van 23 augustus 2017 [2] heeft de Afdeling toegelicht dat gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar die gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt onder meer acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op en planologische uitstraling van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
8. Niet in geschil is dat Villa Arena geen zicht heeft op de panden in de Amsterdamse Poort waarop de primaire besluiten zien, omdat Villa Arena en de Amsterdamse Poort fysiek van elkaar gescheiden zijn door NS-station Bijlmer Arena en andere bebouwing in het omliggende gebied. De afstand tussen Villa Arena en de desbetreffende panden in de Amsterdamse Poort is hemelsbreed één kilometer. Dat laatste maakt dat niet op voorhand is uit te sluiten dat Villa Arena enige gevolgen ondervindt van de vergunde uitbreiding van de winkelunits in de Amsterdamse Poort.
9.1
De vraag die dan beantwoord moet worden is of die gevolgen, die volgens Villa Arena nadelig zijn, van enige betekenis zijn voor Villa Arena . Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk vanwege de volgende factoren.
9.2
Villa Arena heeft op de zitting toegelicht dat verschil bestaat in het verzorgingsgebied: het verzorgingsgebied van Villa Arena omvat het verzorgingsgebied van de Amsterdamse Poort, maar is groter.
9.3
Villa Arena stelt dat het marktsegment tussen Villa Arena en de Amsterdamse Poort elkaar voor een deel overlapt. HEMA en CBRE hebben op de zitting echter betoogd dat de Amsterdamse Poort meer is gericht op dagelijkse aankopen, en dat het publiek dat Villa Arena bezoekt meer is gericht op minder frequent voorkomende interieuraankopen. Het algemeen bestuur heeft daaraan nog toegevoegd dat het publiek heel specifiek voor aankopen naar Villa Arena rijdt, en dat de Amsterdamse Poort vooral bewoners van de rond dit winkelcentrum gelegen woningen bedient. Villa Arena heeft die betogen niet weersproken.
9.4
Verder heeft het algemeen bestuur tijdens de zitting toegelicht dat er verschillende bestemmingsplannen van toepassing zijn op de Amsterdamse Poort en de Arena Boulevard.
9.5
Voormelde feiten in samenhang beschouwd en bezien in combinatie met de afstand van Villa Arena tot de desbetreffende panden en de duidelijke fysieke scheiding door het tussengelegen NS-station Bijlmer Arena, maakt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is van onvoldoende samenhang tussen Villa Arena en de Amsterdamse Poort, en dat, anders dan Villa Arena stelt, niet gesproken kan worden van één concreet samenhangend gebied.
9.6
Het feit dat het algemeen bestuur plannen heeft om het Gebied één uitstraling te geven en onder te brengen in één bestemmingsplan leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank dient namelijk het belang van Villa Arena te toetsen naar de omstandigheden die golden op het moment van het nemen van de bestreden besluiten. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling dient voor het aannemen van het zijn van belanghebbende sprake te zijn van een actueel belang, dat niet afhankelijk is van een toekomstige onzekere gebeurtenis. [3] Op het moment van het nemen van de bestreden besluiten was nog geen sprake van (concreet zicht op) één bestemmingsplan voor het gehele Gebied.
10. Omdat geen sprake is van één samenhangend gebied, bestaande uit Villa Arena en de Amsterdamse Poort, is evenmin aannemelijk dat sprake is van een (negatieve) wisselwerking tussen de vergunde projecten in de Amsterdamse Poort en het imago van Villa Arena . Villa Arena heeft nog betoogd dat die negatieve wisselwerking er wel is vanwege het risico op parkeerproblemen bij en leegstand in de Amsterdamse Poort dat enig effect heeft op de aantrekkelijkheid van Villa Arena voor bezoekers als gevolg van de vergunde projecten. Dat betoog leidt niet tot een ander oordeel van de rechtbank, alleen al vanwege het feit dat Villa Arena dit betoog in het geheel niet met stukken heeft onderbouwd en heeft volstaan met een aanname dat dit het geval zou kunnen zijn.
Conclusie en slotoverwegingen
11.1
Het algemeen bestuur is er in de bestreden besluiten 1 en 2 vanuit gegaan dat Villa Arena als belanghebbende is te beschouwen. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, moet worden geconcludeerd dat de primaire besluiten 1, 2 en 3 geen gevolgen van enige betekenis hebben voor Villa Arena . Villa Arena is daarom geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb. Dit betekent dat het algemeen bestuur de bezwaren van Villa Arena tegen de primaire besluiten 1, 2 en 3 ten onrechte ontvankelijk heeft geacht. De beroepen zijn daarom gegrond en de bestreden besluiten moeten worden vernietigd wegens strijd met de wet.
11.2
De rechtbank ziet aanleiding zelf in beide zaken te voorzien door de bezwaren van Villa Arena tegen de primaire besluiten 1, 2 en 3 niet-ontvankelijk te verklaren en te bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden besluiten. Dat betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de besluiten van het algemeen bestuur om de omgevingsvergunningen te verlenen. De omgevingsvergunningen blijven dus in stand.
12. Omdat de beroepen gegrond zijn, bepaalt de rechtbank dat algemeen bestuur aan Villa Arena het door haar betaalde griffierecht in beide zaken vergoedt.
13. De rechtbank veroordeelt het algemeen bestuur in de door Villa Arena gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.485,- voor de CBRE-zaak en de HEMA -zaak gezamenlijk (2 punten voor het indienen van de beroepschriften, 1 punt voor het verschijnen ter zitting (vanwege het gezamenlijk behandelen van de CBRE-zaak en de HEMA -zaak), met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
in de CBRE-zaak
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit 1;
  • verklaart het bezwaar tegen de primaire besluiten 1 en 2 niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit 1;
  • draagt het algemeen bestuur op het betaalde griffierecht van € 333,- aan Villa Arena te vergoeden;
in de HEMA -zaak
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit 2;
  • verklaart het bezwaar tegen het primaire besluit 3 niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit 2;
  • draagt het algemeen bestuur op het betaalde griffierecht van € 333,- aan Villa Arena te vergoeden;
in de CBRE- en de HEMA -zaak
- veroordeelt het algemeen bestuur in de proceskosten van Villa Arena tot een bedrag van € 1.485,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Huizing-Bruil, voorzitter, en mr. P.H.A. Knol en mr. M.C.M. Hamer, leden, in aanwezigheid van mr. S. van Douwen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 november 2017.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 27 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2165.