ECLI:NL:RBAMS:2017:917

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2017
Publicatiedatum
20 februari 2017
Zaaknummer
4957988 CV EXPL 16-10973
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrechtelijke geschil over waterschade aan zeiljacht door onzekere gebeurtenis

In deze zaak vordert eiser, eigenaar van een zeiljacht, dat de Europeesche Verzekering Maatschappij N.V. de schade aan zijn schip vergoedt na waterschade die op 11 juli 2014 is ontstaan. Eiser stelt dat het water het schip is binnengedrongen door een onzekere gebeurtenis, ondanks dat de afsluiters van het toilet dicht waren. De Europeesche betwist dit en stelt dat de schade is ontstaan doordat de afsluiters niet goed waren afgesloten, waardoor er een directe verbinding naar buiten onder de waterlijn is ontstaan. De kantonrechter oordeelt dat het binnentreden van water in het schip, waarvan de afsluiters dicht waren, zich kwalificeert als een gebeurtenis die naar de normale loop van omstandigheden niet valt te verwachten. De kantonrechter concludeert dat er sprake is van een verzekerd evenement en dat de Europeesche gehouden is de schade te vergoeden. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling van de schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 4957988 / CV EXPL 16-10973
Uitspraak: 10 februari 2017
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde mr. drs. R.P. Heeren te Leiden,
t e g e n
de naamloze vennootschap
EUROPEESCHE VERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigden mrs. O. Böhmer en S.C.P. Heideman te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser] en Europeesche.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 maart 2016 met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 23 juni 2016, waarbij een bijeenkomst van partijen is bevolen,
  • het proces-verbaal van comparitie van 13 januari 2017 met de daarin vermelde processtukken,
  • de brief van de zijde van [eiser] van 25 januari 2017 met opmerkingen over het proces-verbaal.
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

1.Feiten en omstandigheden

1.1.
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.2.
[eiser] is eigenaar van een zeiljacht genaamd “ [schip] ” (hierna: het schip). Op 14 maart 2013 heeft [eiser] het schip via bemiddeling van Eerdmans Yachtverzekering B.V. verzekerd bij Europeesche (hierna: de verzekeringsovereenkomst). In de Algemene Voorwaarden Bootverzekering 310.154/Januari 2008 (hierna: de polisvoorwaarden) die op de verzekeringsovereenkomst van toepassing zijn, staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…)
9. Algemene verplichtingen
9.1
Verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde is verplicht:
9.1.1
zich te houden aan de maatregelen genoemd in het artikel voldoende zorg en/of voldoende onderhoud
9.1.2.
al het redelijkerwijs mogelijke te doen ter voorkoming, vermindering of beperking van schade
(…)
10 Algemene schaderegeling10.1 (...) Op verzoek van de verzekeraar dient verzekerde originele reparatienota’s over te leggen.
(...)
31. Dekking
Boot
31.1
Verzekerd is schade aan of verlies van de boot door elke onzekere gebeurtenis, ook als gevolg van eigen gebrek.
(…)
Inboedel
31.6
Verzekerd is schade aan of verlies van de inboedel door:
31.6.1.
aanvaren, schipbreuk, stranden, zinken, en soortgelijke aan de boot overkomen evenementen, ook als gevolg van eigen gebrek
(…)”
1.3.
Het eigen risico bedraagt € 625,-.
1.4.
In het weekend van 5 en 6 juli 2014 zijn [eiser] en zijn echtgenote aan boord van het schip geweest. Op die zondag waren er problemen bij het doorspoelen van het toilet. [eiser] heeft op dat moment het toilet doorgepompt, maar dat heeft niet geholpen. Het schip was aangemeerd in de haven genaamd Marina Monnickendam (hierna: de haven).
1.5.
Op vrijdag 11 juli 2014 is [eiser] door de havenmeester van de haven gebeld met de mededeling dat water in het schip was geraakt. Hierop heeft de havenmeester het schip leeggepompt.
1.6.
[eiser] heeft op 10 september 2014 via een schadeformulier melding gemaakt van op vrijdag 11 juli 2014 ontstane waterschade aan het schip. Hierin is het volgende opgenomen:
“(...) In het weekend voor 11 juli waren er problemen met het doorspoelen van het toilet. Op maandag 7 juli zijn we nog teruggegaan om in verband met de vakantie extra te checken of het slot op het toilet zelf en de afsluiter dicht waren. dat was het geval. Op vrijdagavond 11 juli werden wij gebeld door de jachthaven. Het schip was door heveling van het toilet deels gezonken. Het water stond ongeveer 30 cm boven de vloer. De jachthaven heeft het schip leeggepompt en de natte zaken ter droging meegenomen. De motor is in aanwezigheid van een specialist gestart, daaraan is op dit moment geen schade geconstateerd. Na droging is er schade aan de vloer, fineerwerk op wanden en lades, kussens zijn gaan schimmelen, elektronica unit van de verwarming is defect. De koelkast is door ons zelf gerepareerd en het schoonmaakwerk hebben wij ook zelf uitgevoerd. Achteraf bleek het waterslot in de ongeveer half jaar oude pomp unit op het toilet defect, dit is inmiddels vervangen. (...)”
1.7.
[naam 1] (hierna: [naam 1] ) van [naam 1] Scheepsadviesbureau en [naam 2] (hierna: [naam 2] ) van Lengkeek Expertises (hierna: Lengkeek) hebben in opdracht van respectievelijk (de tussenpersoon van) Europeesche en [eiser] op 25 september 2014 onderzoek naar het schip gedaan.
1.8.
In het rapport van [naam 1] van 13 oktober 2014 staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…)
Hierbij concluderen wij het navolgende;
(…)
- Het slot in de handpomp heeft niet gefunctioneerd (...)
- In betreffende situatie moet de toevoer open hebben gestaan, anders kan het toilet niet hevelen of het slot in de handpomp nu heel of defect is.
M.a.w. de toevoer leiding van het toilet heeft geen afgesloten kogelafsluiter gehad (…)
- Tijdens expertise hadden wij ook contact met de havenmeester (...) Deze bevestigde ook, dat de afsluiter open stond. De havenmeester heeft ook namelijk de gedeeltelijke zinksituatie van het vaartuig van verzekerde ontdekt.
EINDCONCLUSIE
De waterintrede heeft kunnen plaatsvinden omdat de afsluiter in de toevoer leiding naar het toilet open heeft gestaan of gedeeltelijk open heeft gestaan.
Dat is verzekerde te verwijten. (…)”
1.9.
In een aanvullend rapport van [naam 1] van 14 november 2014 staat onder meer dat waterintrede en hevelwerking alleen maar kunnen plaatsvinden als een afsluiter open of gedeeltelijk open heeft gestaan.
1.10.
Ter zitting heeft [naam 1] , voor zover van belang, het volgende verklaard:
“De afsluiters hebben open gestaan, gedeeltelijk open gestaan of er heeft iets tussen gezeten waardoor de afsluiters niet helemaal konden worden afgesloten. (…) Het hoeft niet het toilet te zijn geweest. Het kan ook iets anders zijn geweest. Nadat alles was afgesloten, is geen water meer het schip binnengekomen. Alle andere mogelijkheden heb ik nagelopen en daar kwam geen water naar binnen. Als het klepje kapot zou zijn, kan alleen water zijn binnengekomen als de afsluiters open stonden. De pijpen zijn niet ruim boven de waterlijn gemonteerd, waardoor hevelwerking kon ontstaan. Op foto 3 die bij mijn rapport is gevoegd (productie 2 bij de conclusie van antwoord) is duidelijk te zien dat de pijpen niet naar boven lopen. Tijdens de inspectie hebben wij gekeken waar de waterlijn zich bevond. Ik vraag me af of het toilet op de juiste wijze is geïnstalleerd.
Als de afsluiters open staan en je zit lang op het toilet, dan krijg je natte billen. Daar heb je last van als het schip vaart, maar niet als het stil ligt. (…)”
1.11.
In het rapport van [naam 2] van 24 oktober 2014 staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…) Oorzaak
Demontage van de waterpomp die een half jaar eerder was vervangen, leerde verzekerde dat een rubberklep was gescheurd. Na vervanging van de klep bleek het toilet weer goed te functioneren. Water heeft de boot kunnen binnenstromen doordat hevelwerking is ontstaan. Deze hevelwerking heeft kunnen optreden doordat de rubberklep was gescheurd. Dit in combinatie met een vermoedelijk niet geheel gesloten afsluiter heeft geleid tot het deels zinken van het zeiljacht. Over de oorzaak van het niet geheel afgesloten zijn van de afsluiter en het scheuren van de rubber klep kan slechts worden gespeculeerd. (…)”
1.12.
In een aanvullende verklaring van [naam 2] van 19 december 2016 staat onder meer dat hij nooit heeft geconstateerd dat een afsluiter niet of niet goed afgesloten was en dat ook bij het openstaan van een afsluiter normaliter geen hevelwerking optreedt.
1.13.
Ter zitting heeft [naam 2] , voor zover van belang, het volgende verklaard:
“Het is lastig om met zekerheid te zeggen hoe het water is ingetreden. Het is een veronderstelling geweest dat de afsluiters open stonden. Er wordt gekeken naar een opening in de romp. Dat is de reden dat [naam 1] en ik onze aandacht op het toilet richtte[n]. Het is nooit komen vast te staan dat hevelwerking de oorzaak is geweest noch dat de oorzaak is gelegen in niet afgesloten afsluiters. (…) Indertijd zijn wij uitgegaan dat de afsluiters open stonden. [eiser] is er echter van overtuigd dat hij die heeft afgesloten. Als die dicht zijn, kan worden uitgesloten dat het water door hevelwerking via het toilet het schip is binnengekomen. (…)
[naam 1] wijst u op foto 3 die bij zijn rapport is gevoegd (productie 2 bij de conclusie van antwoord). Ik deel u mee dat op die foto niet waarneembaar is of de pijpen boven de waterlijn uitkomen. Dat is ook tijdens de inspectie niet gecontroleerd. Ik vind het ook niet aannemelijk dat die pijpen zich onder de waterlijn zouden bevinden. (…)”
1.14.
Lengkeek heeft bij brief van 10 november 2015 het volgende over de schade beschreven:
“(…) Door ons is geconstateerd dat het interieur van het vaartuig door water is aangetast. Vloeren, dwars- en langschotten van de betimmering zijn opgezwollen. Er is sprake van delaminatie van de platen. Voorts ontstond schade aan elektronische componenten van de verwarming, de koelkast, de acculader en de geluidsinstallatie. Verder ontstond schade aan kussens en diende de dieselmotor te worden gereconditioneerd. Verder werden reinigingswerkzaamheden uitgevoerd.
Schadevaststelling
Wij hebben de schade op basis van herstelkosten als volgt becijferd. Hierbij merken wij op dat na verwijdering van de beschadigde betimmering verborgen schade zichtbaar kan worden.
 Verwijderen beschadigde betimmering inclusief slangen
en bekabeling voor zover noodzakelijk € 1.656,00
 Betimmering vervangen en verwijderde bekabeling en
slangen terugplaatsen € 5.244,00
 Plaatmateriaal, slangen, bekabeling enz. € 1.000,00
 Herstel verwarming € 280,00
 Herstel koelkast € 140,00
 Vervangen acculader € 580,00
 Herstel geluidsinstallatie € 85,00
 Reinigingskosten € 350,00
 Reconditioneringskosten motor € 230,00
 Kussens met houten achterplaat
€ 180,00
Totaal, exclusief btw € 9.745,00
BTW over € 9.745,00
€ 2.046,45
Totaal schade, inclusief btw
€ 11.791,45
(…)”
1.15.
Op 10 januari 2017 heeft de havenmeester aan [eiser] een e-mail gestuurd over de gang van zaken op 11 juli 2014. In die e-mail staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…) Op 11/07/14 tijdens de havenronde (…) constateerde ik dat de [schip] tot ongeveer 40 tot 50 centimeter boven de waterlijn gezonken was. (…)
Ik heb mij toegang verschaft tot in het schip en heb de afsluiters gecontroleerd van de toilet wasbakken afvoer en motorruimte en tevens de aansluitingen van de slangen. Ik heb in eerste aanleg niets vreemds kunnen constateren. Naar mijn mening waren de afsluiters dicht, maar of deze helemaal in een 90 graden stonden, kan ik niet zeggen. (…)”

2.Vordering en verweer

2.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Europeesche veroordeelt de gesloten verzekeringsovereenkomst na te komen door de schade aan al hetgeen volgens de verzekeringsovereenkomst is verzekerd, uit te keren, welke schade minus het eigen risico is vastgesteld op € 11.166,45, te vermeerderen met de wettelijke rente;
II. Europeesche veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 886,66, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
III. Europeesche veroordeelt tot betaling van de proceskosten, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.2.
[eiser] stelt – kort weergegeven – dat door een onzeker voorval water is binnengetreden in het schip met schade aan het schip en de inboedel tot gevolg en dat zich dus een verzekerd evenement heeft voorgedaan. Europeesche is dan ook gehouden de verzekeringsovereenkomst na te komen. Op grond van de artikelen 31.1 en 31.6.1 van de polisvoorwaarden dient Europeesche de schade die [eiser] als gevolg hiervan heeft geleden – minus het eigen risico van € 625,- – aan hem te vergoeden. De hoogte van die schade is door Lengkeek vastgesteld op € 11.791,45.
2.3.
Europeesche voert verweer tegen de vordering.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

3.Beoordeling

Verzekerd evenement
3.1.
Europeesche betwist onder verwijzing naar de rapportages van [naam 1] dat zich een onzeker voorval heeft voorgedaan. Europeesche wijst erop dat [naam 1] heeft geconstateerd dat het water via het toilet is binnengetreden, hetgeen alleen heeft kunnen gebeuren doordat de toevoerleiding (gedeeltelijk) heeft opengestaan. De havenmeester heeft tegenover [naam 1] bevestigd dat de afsluiter openstond. Het enkele binnenstromen van water bij schepen te water is geen onzekere gebeurtenis. Doordat de afsluiters niet (goed) waren afgesloten, is een directe verbinding ontstaan naar buiten onder de waterlijn. Een andere plaats van intrede is niet gesteld of gebleken. Dat vervolgens water naar binnen is gekomen, is een naar de normale loop van de gebeurtenissen te verwachten feit en daarmee geen onzekere gebeurtenis. Er is dan ook geen sprake van een verzekerd evenement, aldus Europeesche.
3.2.
In reactie hierop stelt [eiser] dat hij de afsluiters heeft afgesloten en op 7 juli 2014 zelfs naar het schip is teruggegaan om dat te controleren. De havenmeester heeft in zijn e-mail van 10 januari 2017 bevestigd dat de afsluiters dicht waren. Bovendien is ook indien de afsluiters wel open zouden hebben gestaan sprake van een onzekere gebeurtenis. Het is een gebeurtenis geweest die naar de normale loop der omstandigheden niet viel te verwachten. Er gebeurt in principe niets als de afsluiters open staan, aldus steeds [eiser] .
3.3.
De kantonrechter stelt voorop dat nu [eiser] een beroep doet op nakoming van de verzekeringsovereenkomst en stelt dat hem uit hoofde van die verzekering een uitkering toekomt, op hem de stelplicht en de bewijslast rust dat zich een verzekerd evenement heeft voorgedaan.
3.4.
Het staat in de onderhavige zaak vast dat water het schip is binnengekomen. In hun rapportages vermelden beide deskundigen dat het water door middel van hevelwerking het schip is binnengekomen, hoewel [naam 2] daarvan nadien weer is teruggekomen. [eiser] gaat hier in zijn schademelding ook van uit. Tussen partijen is in geschil of water heeft kunnen binnentreden doordat de afsluiters van het toilet niet (goed) waren afgesloten. De stelling van [eiser] dat hij de afsluiters heeft afgesloten wordt bevestigd door de verklaring van de havenmeester (zie r.o. 1.15). De havenmeester heeft immers verklaard dat hij de afsluiters heeft gecontroleerd en dat deze dicht waren. Verder is van belang dat door [naam 1] niet is vastgesteld maar wordt verondersteld dat de afsluiters open waren. Ter zitting heeft [naam 1] bovendien op andere mogelijke oorzaken gewezen. Gelet op al deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat Europeesche onvoldoende heeft ingebracht tegen de stelling van [eiser] dat de afsluiters waren afgesloten. De kantonrechter gaat dan ook uit van de juistheid van die stelling.
3.5.
Het voorgaande brengt met zich dat niet kan worden vastgesteld dat het water het schip is binnengekomen door niet of niet geheel afgesloten afsluiters. De kantonrechter is van oordeel dat het binnentreden van water in het schip waarvan de afsluiters dicht waren zich in ieder geval kwalificeert als een gebeurtenis die naar de normale loop van omstandigheden niet valt te verwachten. Voor partijen was het ten tijde van het sluiten van de verzekeringsovereenkomst onzeker dat dit schadevoorval zou optreden. Europeesche wordt niet gevolgd in haar stelling dat [eiser] meer duidelijkheid moet verstrekken over hoe het water is binnengetreden, aangezien Europeesche daarmee te vergaande eisen stelt aan de stelplicht van [eiser] inzake het voordoen van een verzekerd evenement. Er is sprake van een onzekere gebeurtenis als bedoeld in artikel 31.1 van de polisvoorwaarden. De vraag of dit ook het geval zou zijn als de afsluiters open zouden hebben gestaan, behoeft gelet op het voorgaande geen beantwoording meer. Dit leidt ertoe dat sprake is van een evenement dat onder de verzekeringsovereenkomst is gedekt.
Uitzonderingsclausule
3.6.
Europeesche betoogt verder dat [eiser] onvoldoende zorg in de zin van de polis heeft betracht en dat daardoor de schade kon ontstaan. [eiser] was immers in het weekend van 5 en 6 juli 2014 op de hoogte van problemen bij het doorspoelen van het toilet, maar heeft die niet tijdig en effectief verholpen. Bovendien heeft hij het schip onbemand achtergelaten. Hij heeft daarbij nagelaten al het redelijkerwijs mogelijke te doen ter voorkoming, vermindering of beperking van schade, hetgeen artikel 9.1.2. van de polisvoorwaarden wel van hem verwacht. Als gevolg hiervan is Europeesche in haar vermogensrechtelijke belangen geschaad. De schade zou immers niet zijn ontstaan indien [eiser] zich aan de verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst zou hebben gehouden. Er is dan ook sprake van een uitsluiting die dekking in de weg staat, aldus steeds Europeesche.
3.7.
[eiser] betwist gemotiveerd dat hij onvoldoende zorg heeft betracht.
3.8.
De kantonrechter overweegt dat [eiser] onweersproken heeft gesteld dat hij, nadat hij in het weekend van 5 en 6 juli 2014 had geconstateerd dat het toilet bij het doorspoelen weerstand vertoonde, het toilet heeft doorgepompt. Vervolgens is hij de maandag daarop naar het schip teruggegaan om nogmaals het toilet door te pompen. Tevens heeft hij de leidingen van het toilet losgehaald om die te controleren. Bij de enkele wetenschap dat een toilet niet goed doorspoelt, acht de kantonrechter deze door [eiser] genomen maatregelen in beginsel voldoende. Nu Europeesche heeft nagelaten hiertegenover voldoende toe te lichten waarom [eiser] ten aanzien van het toilet meer of andere maatregelen had moeten nemen, wordt haar verweer dat [eiser] onvoldoende zorg heeft betracht verworpen. Bovendien is hiervoor reeds geoordeeld dat [eiser] de afsluiters had afgesloten, zodat hij ook in die zin voldoende zorg heeft betracht.
Schade
3.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat Europeesche is gehouden tot nakoming van de verzekeringsovereenkomst en de schade die [eiser] als gevolg van het zinken van het schip heeft geleden, aan hem uit te keren. [eiser] stelt dat die schade in totaal € 11.791,45 bedraagt en heeft ter onderbouwing daarvan een schadevaststelling door Lengkeek overgelegd. Europeesche betwist deze schadevaststelling.
3.10.
Europeesche heeft erop gewezen dat de schade inmiddels zal zijn hersteld en dat [eiser] geen originele nota’s heeft overgelegd, hetgeen op grond van artikel 10.1 van de polisvoorwaarden wel is vereist. [eiser] heeft ter zitting echter toegelicht dat de schade nog niet is hersteld en dat daarom originele nota’s niet aanwezig zijn. Gelet hierop kan het ontbreken van originele reparatienota’s nog geen reden zijn de uitkering te weigeren. De kantonrechter is echter van oordeel dat het debat over de schade thans door partijen nog niet volledig is gevoerd. Alvorens verder te beslissen ziet de kantonrechter dan ook aanleiding [eiser] in de gelegenheid te stellen om in reactie op de betwisting door Europeesche zijn schade bij akte nader toe te lichten. Europeesche zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld hierop te reageren.
3.11.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
10 maart 2017voor het nemen van een akte door [eiser] zoals bedoeld in rechtsoverweging 3.10.;
II. houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. C. Bakker, kantonrechter, bijgestaan door mr. H.D. Coumou, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 februari 2017.
De griffier De kantonrechter