ECLI:NL:RBAMS:2017:894

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2017
Publicatiedatum
17 februari 2017
Zaaknummer
13/751030-17 RK 17-480
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing schorsing overleveringsdetentie onder voorwaarden

Op 10 februari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam in een enkelvoudige behandeling de schorsing van de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon toegewezen. Dit verzoek was ingediend op 20 januari 2017 en betrof een persoon geboren in 1985, die op dat moment in detentie zat op basis van een Europees Arrestatiebevel. Tijdens de behandeling in raadkamer zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. T. Nieuwburg, gehoord. De officier van justitie verzette zich tegen het verzoek en stelde dat er sprake was van vluchtgevaar, wat de detentie rechtvaardigde. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er, gezien de omstandigheden, sprake was van een geringe mate van vluchtgevaar. De opgeëiste persoon had een vast adres en een vaste baan, wat bijdroeg aan de beslissing om de detentie te schorsen. De rechtbank heeft voorwaarden gesteld aan de schorsing, waaronder het verplicht zich te melden bij de politie en Nederland niet te verlaten. De beslissing om de schorsing toe te wijzen is genomen met ingang van 10 februari 2017, tot het moment waarop de rechtbank beslist over de gevangenhouding.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.751030-17
RK nummer: 17/480
BESLISSING
De raadkamer van deze rechtbank heeft kennis genomen van het op 20 januari 2017 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie uit hoofde van de Overleveringswet (OLW) van:

[opgeëiste persoon] ,

geboren te [geboortegegevens] 1985,
wonende op het adres [adres]
De rechtbank heeft acht geslagen op het dossier, waaronder de stukken die op de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon betrekking hebben en de processen-verbaal dd. 27 januari 2016 en 3 februari 2017.
Gelet op de behandeling in raadkamer op 10 februari 2017, waar zijn gehoord de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. T. Nieuwburg, advocaat te Amsterdam.
De raadsman heeft het verzoekschrift toegelicht.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen inwilliging van het verzoek en heeft daartoe aangevoerd dat uit het Europees Arrestatiebevel en de daarop betrekking hebbende stukken blijkt dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon sprake is van vluchtgevaar. De officier van justitie acht de toezegging van het bemiddelingsbureau niet voldoende zekerheid te bieden voor de langdurigheid van het dienstverband en de vraag of de inlenende werkgever voldoende op de hoogte is van de zaak waarvoor de overlevering wordt gevraagd en de mogelijke beperkte tijd die de opgeëiste persoon beschikbaar is voor het werk.
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, gelet op de in het geding zijnde belangen termen aanwezig de schorsing van de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon te bevelen tot het moment waarop de rechtbank beslist omtrent de gevangenhouding.
Hiertoe overweegt zij als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank is het wettelijk systeem van de OLW zo ingericht, dat de vrijheidsbeneming van een opgeëiste persoon dient ter voorkoming van vluchtgevaar. Indien echter, zoals in casu, sprake is van een, naar het oordeel van de rechtbank, geringe mate van vluchtgevaar, ligt een schorsing van de overleveringsdetentie tot het moment waarop de rechtbank beslist omtrent de gevangenhouding in de rede, juist nu het mogelijk is voorwaarden te stellen ter inperking van dit vluchtgevaar.
Bij haar oordeel dat het risico, dat de opgeëiste persoon zich aan overlevering zal onttrekken, zo gering is dat zijn detentie onder de hierna te stellen voorwaarden kan worden geschorst heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen:
- de opgeëiste persoon heeft een vast adres waar hij verblijft met zijn gezin
- de opgeëiste persoon heeft vast werk;

BESLISSING:

WIJST TOE het verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie.

Beveelt de schorsing van de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon met ingang van 10 februari 2017, tot het moment waarop de rechtbank beslist omtrent de gevangenhouding van de opgeëiste persoon onder de navolgende voorwaarden.
1. de opgeëiste persoon zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van de overleverings-detentie onttrekken, als het bevel tot schorsing wordt opgeheven;
2. de opgeëiste persoon zal verschijnen bij de inhoudelijke behandeling van deze rechtbank op het overleveringsverzoek;
3. de opgeëiste persoon zal aan iedere oproeping in deze zaak van de kant van justitie of politie gevolg geven;
4. de opgeëiste persoon zal verblijven op het bovengenoemde adres;
5. de opgeëiste persoon zal de rechtbank en de officier van justitie schriftelijk van iedere
adreswijziging op de hoogte stellen;
6. de opgeëiste persoon zal Nederland niet verlaten;
7. de opgeëiste persoon zal zich vijfmaal per week, de dagen en tijdstippen in overleg
met de officier van justitie te bepalen, melden bij een door de officier van justitie aan te wijzen politiebureau in de woonomgeving van de opgeëiste persoon.
8. de opgeëiste persoon zal het Openbaar Ministerie wekelijks op de hoogte houden met
betrekking tot het voortduren van de werkzaamheden bij [werkgever]
Deze beslissing is genomen op 10 februari 2017 door:
mr. C. Klomp, rechter,
in tegenwoordigheid van B. Lodde, griffier.