In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 november 2017 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Direct Pay Services B.V. (hierna: Direct Pay) en een gedaagde partij. Direct Pay had bij dagvaarding van 29 december 2016 een bedrag van € 1.828,34 gevorderd aan hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde heeft geen conclusie van antwoord genomen, waardoor de rechter op basis van de ingediende stukken heeft geoordeeld.
De rechter heeft vastgesteld dat de prijs van de telefoon in de overeenkomst is bepaald en dat de overeenkomst daarmee van kracht is geworden. Dit houdt in dat de gedaagde de maandelijkse abonnementsprijs verschuldigd is vanaf het aangaan van de overeenkomst tot het moment van ontbinding. De rechter oordeelt dat de gedaagde als gevolg van de ontbinding een schadevergoeding verschuldigd is, die is geschat op 50% van de resterende abonnementstermijnen voor telecommunicatiediensten. De rechter heeft geoordeeld dat de gevorderde hoofdsom toewijsbaar is, evenals de gevorderde rente.
Echter, de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is afgewezen, omdat Direct Pay niet voldoende heeft aangetoond op welke datum de aanmaning door de gedaagde is ontvangen. De rechter heeft de gedaagde als de (meest) in het ongelijk gestelde partij belast met de proceskosten. In de beslissing is de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 1.569,23 aan hoofdsom, € 23,73 aan rente, en de kosten van het geding, die zijn begroot op € 702,83, inclusief btw. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot betaling van een nasalaris en kosten voor betekening, onder de voorwaarde dat betekening heeft plaatsgevonden.