ECLI:NL:RBAMS:2017:8860

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2017
Publicatiedatum
30 november 2017
Zaaknummer
13.751.791-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van detentieomstandigheden in Roemenië

Op 14 november 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Roemenië. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betrof een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 15 oktober 2015 door de Roemeense autoriteiten was uitgevaardigd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in Roemenië onderzocht. De verdediging voerde aan dat de detentieomstandigheden in Roemenië onaanvaardbaar zijn, terwijl de officier van justitie stelde dat de behandeling van het EAB moest worden aangehouden in afwachting van een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in een andere zaak.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende concreet zicht was op een redelijke termijn voor de overlevering, mede gezien de detentieomstandigheden in Roemenië. De rechtbank weigerde de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit niet nogmaals in de gelegenheid werd gesteld om aanvullende gegevens te verstrekken. De rechtbank concludeerde dat de verdediging van de opgeëiste persoon mogelijk niet volledig in acht was genomen in de procedure die leidde tot de onherroepelijke veroordeling in Roemenië. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en het bevel tot overleveringsdetentie opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751.791-17
RK nummer: 17/6012
Datum uitspraak: 14 november 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 september 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 oktober 2015 door
the Galati Court(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1993,
thans gedetineerd in het Justitieel Complex [plaats]
hierna te noemen: de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 november 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. N.C. Reehuis, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Roemeense taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij onder meer de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt in onderdeel b) melding gemaakt van de
criminal sentence nr. 254/13.02.2015 of Galati Court pronounced in file nr. 23696/233/2014, definitive on 04.03.2015 through non-contestation.
Uit onderdeel e) van het EAB volgt dat deze
criminal sentencestrekt tot herroeping van de voorwaardelijke gevangenisstraf die is opgelegd bij
criminal sentence 682/28.03.2014, definitive on 06.05.2014 through non-appealing.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de
criminal sentencevan 28 maart 2014.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB, kort gezegd een diefstal in vereniging met braak. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

4.1
Inhoud van de stukken
Onderdeel d) van het EAB houdt onder meer het volgende in:
Please indicate if the person appeared in person at the trial resulting in the decision:
(…)
2. [X] No, the person did not appear in person at the trial resulting in the decision.
3. If you have ticked the box under point 2, please confirm the existence of one of the following:
(…)
3.4 [
X] the person was not personally served with the decision, but
the person will be personally served with this decision without delay after the
surrender, and
when served with the decision, the person will be expressly informed of his or her
right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which
allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined, and
which may lead to the original decision being reversed and
the person will be informed of the time frame within which he or she has to request a
retrial or appeal, which will be … days.
Op verzoek van de officier van justitie heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit bij brief van 14 november 2017 aanvullende informatie verstrekt over de termijn waarbinnen de opgeëiste persoon het onder 3.4 bedoelde rechtsmiddel kan aanwenden. Deze brief is niet integraal vertaald, maar het e-mailbericht van 14 november 2017 van het Roemeense ministerie van Justitie houdt over deze termijn het volgende in:
Regarding the possibility for an appeal, after the surrender within 1 month, the person in question can ask for the retrial of his case.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft uitsluitend verweer gevoerd over de detentieomstandigheden in Roemenië.
4.3
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de behandeling van het EAB moet worden aangehouden. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Uit het EAB blijkt dat aan de opgeëiste persoon een voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd die op een later tijdstip is omgezet in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Er is een verzetgarantie gegeven: de opgeëiste persoon kan binnen één maand na zijn overlevering om een ‘retrial’ vragen. De vraag is of die garantie ook betrekking heeft op de procedure die tot de omzetting van de voorwaardelijke in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft geleid. Dat is vooralsnog onduidelijk.
De behandeling van het EAB moet daarom worden aangehouden in afwachting van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Ardic (571/17 PPU). In deze zaak moet het Hof van Justitie antwoord geven op de vraag of een omzettingsprocedure onder de reikwijdte van artikel 4 bis Kaderbesluit 2002/584/JBZ valt, waaraan artikel 12 OLW uitvoering geeft.
Pas na het antwoord van het Hof van Justitie kan aan een beoordeling van de detentieomstandigheden worden toegekomen.
4.4
Oordeel van de rechtbank
Aan het standpunt van de officier van justitie ligt impliciet de opvatting ten grondslag dat de in punt 3.4 van onderdeel d) van het EAB gegeven garantie – in elk geval – betrekking heeft op de procedure die tot de onherroepelijke veroordeling van 28 maart 2014 heeft geleid.
De rechtbank deelt deze opvatting niet. Onderdeel d) van het EAB specificeert niet op welke procedure die garantie ziet. De niet vertaalde brief van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 14 november 2017 noemt in het kader van de gegeven garantie het nummer van de
criminal sentencevan 13 februari 2015 (254/2015). De rechtbank neemt dan ook aan dat hetgeen in onderdeel d) van het EAB is ingevuld uitsluitend betrekking heeft op de procedure waarin de voorwaardelijke straf is omgezet in een onvoorwaardelijke straf.
Ook als het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Ardic (C-571/17 PPU) zal oordelen dat een dergelijke omzettingsprocedure onder de reikwijdte van artikel 4 bis Kaderbesluit 2002/584/JBZ valt, zal de procedure waarin de schuld van de opgeëiste persoon voor het laatst onherroepelijk ten gronde is beoordeeld – in dit geval de procedure die heeft geresulteerd in het vonnis van 28 maart 2014 – eveneens aan artikel 4 bis Kaderbesluit 2002/584/JBZ moeten worden getoetst.
Het EAB bevat geen enkele, voor de toetsing aan artikel 12 OLW relevante informatie over het verloop van deze laatste procedure. Bij de huidige stand van zaken kan de rechtbank dus niet nagaan of de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon in deze procedure volledig in acht zijn genomen.
Aan de uitvaardigende justitiële autoriteit is met het oog op de toetsing aan artikel 12 OLW al eenmaal om aanvullende gegevens verzocht.
Bovendien heeft de uitvaardigende lidstaat desgevraagd tweemaal aanvullende gegevens over de detentieomstandigheden in Roemenië verstrekt. Deze gegevens zijn niet zodanig dat de rechtbank op basis daarvan een beslissing over de overlevering kan nemen. De ervaring met vergelijkbare Roemeense zaken leert dat onvoldoende concreet zicht bestaat op overlevering binnen een redelijke termijn.
In deze omstandigheden zal de rechtbank de uitvaardigende justitiële autoriteit niet nogmaals in de gelegenheid stellen om aanvullende gegevens te verstrekken over de procedure die tot de onherroepelijke veroordeling van 28 maart 2014 heeft geleid, maar zal zij de overlevering weigeren op grond van artikel 12 OLW.

5.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Galati Court(Roemenië) ten behoeve van de tenuitvoerlegging in de uitvaardigende lidstaat van de vrijheidsstraf opgelegd voor het feit waarvoor de overlevering is verzocht.
HEFT OPhet bevel tot overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. R.A.J. Hübel en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.H. Glerum, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 14 november 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
C