ECLI:NL:RBAMS:2017:8844
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen dagvaarding ongegrond verklaard; schending onschuldpresumptie door Openbaar Ministerie
Op 3 oktober 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een bezwaarschrift tegen een dagvaarding werd ingediend. De verdachte, geboren in 1960 en ingeschreven op een bepaald adres, had bezwaar gemaakt tegen de dagvaarding die op 21 augustus 2017 was betekend. In deze dagvaarding werd de verdachte beschuldigd van belastingfraude en valsheid in geschrift met betrekking tot vennootschapsbelasting aangiften van een bedrijf over de boekjaren 2009/2010 en 2010/2011. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend en dat de verdachte ontvankelijk was in zijn bezwaar. Tijdens de zitting op 3 oktober 2017 zijn de officieren van justitie, de verdachte en zijn raadslieden gehoord.
De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie de onschuldpresumptie had geschonden door in een persbericht de verdachte als schuldig aan te duiden voordat dit in rechte was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat er inderdaad sprake was van een schending van artikel 6 lid 2 van het EVRM, maar besloot dat dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De rechtbank overwoog dat, hoewel de berichtgeving van het Openbaar Ministerie schadelijk was voor de verdachte, dit niet voldoende was om te concluderen dat er geen eerlijk proces meer mogelijk was.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het bezwaarschrift ongegrond, waarbij zij de argumenten van de verdediging en het Openbaar Ministerie zorgvuldig afwoog. De beslissing werd genomen in raadkamer, waarbij de rechters de inhoud van het dossier en de standpunten van beide partijen in overweging namen.