Op 14 november 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een overleveringszaak op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Duitse autoriteiten. De zaak betreft een verzoek tot overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Marokko in 1993, die zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering van de officier van justitie, mr. R. Vorrink, behandeld tijdens een openbare zitting op 31 oktober 2017. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. Y. Bouchikhi, voerde aan dat het EAB niet voldoende was onderbouwd en dat de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij het strafbare feit niet specifiek genoeg was omschreven. De rechtbank oordeelde echter dat het EAB voldeed aan de wettelijke vereisten en dat er geen reden was om te twijfelen aan de identiteit van de opgeëiste persoon.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, namelijk georganiseerde of gewapende diefstal, ook naar Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank heeft ook de garantie van de Hoofdofficier van Justitie in Mönchengladbach in overweging genomen, die waarborgt dat de opgeëiste persoon in Nederland zijn straf zal ondergaan indien hij in Duitsland wordt veroordeeld. De rechtbank concludeerde dat aan alle vereisten voor overlevering is voldaan en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarmee de opgeëiste persoon kan worden overgeleverd aan de Duitse autoriteiten voor het strafrechtelijk onderzoek.