ECLI:NL:RBAMS:2017:8811

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2017
Publicatiedatum
29 november 2017
Zaaknummer
13/751789-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overleveringsverzoek Duitsland met betrekking tot een Europees aanhoudingsbevel

Op 14 november 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een overleveringszaak op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Duitse autoriteiten. De zaak betreft een verzoek tot overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Marokko in 1993, die zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering van de officier van justitie, mr. R. Vorrink, behandeld tijdens een openbare zitting op 31 oktober 2017. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. Y. Bouchikhi, voerde aan dat het EAB niet voldoende was onderbouwd en dat de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij het strafbare feit niet specifiek genoeg was omschreven. De rechtbank oordeelde echter dat het EAB voldeed aan de wettelijke vereisten en dat er geen reden was om te twijfelen aan de identiteit van de opgeëiste persoon.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, namelijk georganiseerde of gewapende diefstal, ook naar Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank heeft ook de garantie van de Hoofdofficier van Justitie in Mönchengladbach in overweging genomen, die waarborgt dat de opgeëiste persoon in Nederland zijn straf zal ondergaan indien hij in Duitsland wordt veroordeeld. De rechtbank concludeerde dat aan alle vereisten voor overlevering is voldaan en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarmee de opgeëiste persoon kan worden overgeleverd aan de Duitse autoriteiten voor het strafrechtelijk onderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751789-17
RK-nummer: 17/5696
Datum uitspraak: 14 november 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 1 september 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 augustus 2017 door
Der Leitende Oberstaatsanwalt Mönchengladbach(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres:
[GBA] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 31 oktober 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. Y. Bouchikhi, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn. Gebleken is dat hij de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een Arrestatiebevel voor voorarrest van 27 juli 2017, uitgevaardigd door het Amtsgericht Mönchengladbach, met kenmerk: 58 Gs 613/17.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Duitsland strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
De raadsman heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd omdat het EAB niet genoegzaam is. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij het omschreven strafbare feit niet specifiek genoeg is omschreven; op geen enkele manier is immers aangegeven hoe men in Duitsland bij de opgeëiste persoon terecht is gekomen als vermeende dader van het feit. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat in het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon de Marokkaanse nationaliteit heeft, terwijl de opgeëiste persoon ook de Nederlandse nationaliteit heeft. Ook op dit punt is het EAB ongenoegzaam, aldus de raadsman.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het EAB genoegzaam is.
Het EAB dient gegevens te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de OLW geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die omschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
In de onderhavige zaak is voldaan aan deze vereisten. Niet vereist is dat de uitvaardigende justitiële autoriteit (ook) de gronden van de verdenking vermeldt. Het is niet aan deze rechtbank om te toetsen of er voldoende gronden zijn voor de beschreven verdenking, dan wel om de rechtmatigheid van deze gronden te beoordelen. Het verweer wordt verworpen. Dat één van de nationaliteit van de opgeëiste persoon niet is vermeld, leidt niet tot de conclusie dat het EAB ongenoegzaam is. Er is geen aanleiding voor twijfel over de identiteit van de opgeëiste persoon.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft onder meer de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, als naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, als hij voor de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Hoofdofficier van Justitie in Mönchengladbach heeft in oktober 2017 de volgende garantie gegeven:
Er wordt gegarandeerd dat de verschuldigde persoon in geval van een definitieve veroordeling in de Bondsrepubliek Duitsland op basis van de geldige versie van het kaderbesluit 2008/2009/JI van de raad van 27 november 2008 betreffende de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafrechtelijke beslissingen, door middel van een vrijheidsberovende straf of maatregel oplegt, wordt voor de uitvoering van zijn de straf in de Europese Unie (ABI. L. 327 van 5.12.2008, pagina 27) voor de verdere uitvoering van de straf teruggestuurd naar Nederland.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
Het feit is inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Aan deze voorwaarde is voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 157 en 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Der Leitende Oberstaatsanwalt Mönchengladbachten behoeve van het in Duitsland tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. R.A.J. Hübel en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 14 november 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.