ECLI:NL:RBAMS:2017:8806
Rechtbank Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot beëindiging strafzaak op grond van artikel 36 Sv
Op 5 september 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure waarbij het verzoek van de verdachte om de strafzaak te beëindigen op grond van artikel 36 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) werd afgewezen. De verdachte, geboren in 1999, was op 17 maart 2017 aangehouden op verdenking van oplichting, omdat hij zich zou hebben voorgedaan als collectant zonder vergunning. Na zijn aanhouding werd hij op 18 maart 2017 in vrijheid gesteld. De verdachte stelde in zijn verzoekschrift dat hij niet op de hoogte was van de vermeende oplichting en dat er geen bewijs was dat hij opzettelijk vals had gecollecteerd. Hij ervoer hinder van de aanhoudende verdenking, wat zijn bewegingsvrijheid beïnvloedde.
De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat de verdachte minderjarig was en dat er onduidelijkheid bestond over de voortgang van het onderzoek. Het Openbaar Ministerie verzet zich tegen het verzoek, omdat er nog verdachten gehoord moesten worden en het onderzoek naar verwachting in november 2017 zou worden afgerond. De rechtbank oordeelde dat er nog geen onredelijk oponthoud was in de afhandeling van de strafzaak, aangezien er nog geen half jaar was verstreken sinds de aanhouding van de verdachte. De rechtbank vond dat het belang van het Openbaar Ministerie om het onderzoek voort te zetten zwaarder woog dan het belang van de verdachte bij beëindiging van de onzekere situatie.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de verdachte afgewezen, met de overweging dat het onderzoek nog niet was afgerond en dat er geen aanleiding was om de zaak voor een bepaalde tijd aan te houden. De beslissing werd genomen door mr. S.P. Pompe, voorzitter en kinderrechter, mrs. M.R. Jöbsis en F.W. Pieters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier.