Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 november 2017 in de zaak tussen
[verzoeker] , te [vestigingsplaats]
de burgemeester van Uithoorn
Procesverloop
Overwegingen
ineen voorschrift van de vergunning en niet in de APV, terwijl de intrekkingsbevoegdheid op grond van het schenden voor vergunningsvoorschriften is gegeven in artikel 1:6, aanhef en onder c, van de APV, zal de voorzieningenrechter voor de beoordeling in deze zaak uitgaan van een schending van het voorschrift wanneer is vastgesteld dat de openbare orde op ontoelaatbare wijze is verstoord. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester in redelijkheid de incidenten genummerd 3, 4, 6 en 9 heeft kunnen aanmerken als incidenten waarbij de openbare orde op ontoelaatbare wijze is verstoord. Zonder nadere motivering geldt dit voor de overige incidenten niet. De burgemeester heeft dus kunnen stellen dat [verzoeker] de voorschriften van de vergunning niet is nagekomen. De burgemeester was daarom in beginsel bevoegd op grond van artikel 1:6, aanhef en onder c, van de APV de verleende exploitatievergunning in te trekken.
Beslissing
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- schorst het bestreden besluit tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist;
- draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 333, - (zegge: driehonderddrieëndertig euro) aan [verzoeker] te vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester in de proceskosten tot een bedrag van € 990, - (zegge: negenhonderdnegentig euro).