ECLI:NL:RBAMS:2017:8682

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2017
Publicatiedatum
27 november 2017
Zaaknummer
C/13/619667 / HA ZA 16-1215
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van vakbond voor tekortkomingen in rechtsbijstand bij ontslagprocedure

In deze zaak vordert eiser, een voormalig ambtenaar, dat de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) aansprakelijk wordt gesteld voor schade die hij heeft geleden als gevolg van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van opdracht door zijn rechtsbijstandverlener. Eiser was eerder disciplinair gestraft voor ernstig plichtsverzuim en werd geconfronteerd met een voorgenomen strafontslag. Hij stelt dat zijn rechtsbijstandverlener, [naam 1], hem niet adequaat heeft geïnformeerd over de kansen op succes bij het aanvechten van het ontslag en dat hij onder druk is gezet om een minnelijke regeling te accepteren. FNV betwist de aansprakelijkheid en stelt dat [naam 1] wel degelijk de mogelijkheden heeft besproken en dat er geen kans was op succes bij een beroep tegen het ontslag. De rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat hij met succes het ontslag had kunnen aanvechten. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van eiser worden afgewezen, omdat er geen causaal verband kan worden vastgesteld tussen de veronderstelde fout van [naam 1] en de door eiser gestelde schade. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/619667 / HA ZA 16-1215
Vonnis van 29 november 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. J.W. Janssens te Houten,
tegen
de vereniging
FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. E.M. van Orsouw te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en FNV genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 november 2016, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 15 maart 2017, waarin een comparitie van partijen is bepaald,
  • het proces-verbaal van comparitie van 18 september 2017 met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is op 1 september 1979 aangesteld als ambtenaar bij de rechtsvoorganger van de gemeente Drimmelen (hierna: de gemeente) in de functie van medewerker sport en welzijn. Per 1 april 1997 werd [eiser] aangesteld als leerplichtambtenaar.
2.2.
Bij besluit van 10 november 2005 heeft [eiser] een disciplinaire maatregel opgelegd gekregen omdat hij zich schuldig had gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim bestond erin dat hij een verklaring had afgelegd die kennelijk en uitdrukkelijk in strijd was met de waarheid. [eiser] is erop gewezen dat als hij zich opnieuw schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim of ander plichtsverzuim, het opleggen van een strafontslag “in beginsel aangenomen zal zijn”.
2.3.
Vanaf 1 januari 2007 werd [eiser] bij de gemeente aangesteld als medewerker post en archief. [eiser] was verantwoordelijk voor het ordenen en archiveren van de binnenkomende en de uitgaande post.
2.4.
In 2007 werd het college van B&W van de gemeente (hierna: het college) geconfronteerd met het lekken van informatie naar de regionale pers. Daarop heeft het college BING (Bureau Integriteit Nederlandse Gemeenten) ingeschakeld om een onderzoek in te stellen. In april 2008 heeft op verzoek van het college nog een onderzoek plaatsgevonden door CAPRA Advocaten en adviseurs.
2.5.
In een brief van 26 september 2008 heeft het college [eiser] bericht dat hij verdacht wordt van het lekken van informatie en dat hij hiermee rekening moet houden en al zijn handelingen binnen de gemeente goed moet overzien. Voorts staat in de brief vermeld dat in het licht van zijn functioneren de organisatie zijn handelen nauwlettend zal volgen.
2.6.
Op 22 maart 2011 besluit het college dat [eiser] niet langer alle werkzaamheden als medewerker post en archief mag uitoefenen. Hij mag zich dan alleen nog bezighouden met archiefwerkzaamheden met betrekking tot bouwdossiers, abonnementenbeheer en de uitgaande post.
2.7.
Begin 2012 is opnieuw sprake van het lekken van informatie naar de regionale pers. Daarop vindt een onderzoek plaats door Hoffmann Bedrijfsrecherche (hierna: Hoffmann). Vooruitlopend op de uitkomsten van dit onderzoek heeft het college [eiser] bij brief van 21 februari 2012 bericht dat er sterke aanwijzingen zijn dat [eiser] vertrouwelijke informatie heeft gelekt aan de pers. Aan [eiser] is de keuze geboden om de eer aan zichzelf te houden en de volgende dag zelf ontslag te nemen.
2.8.
[eiser] heeft geen ontslag genomen. Bij besluit van 22 februari 2012 is [eiser] met onmiddellijke ingang geschorst.
2.9.
Ten tijde van het besluit van de gemeente van 22 februari 2012 was [eiser] lid van de Abvakabo, een rechtsvoorgangster van FNV (Abvakabo zal hierna ook FNV worden genoemd). Op grond van dit lidmaatschap maakte [eiser] aanspraak op kosteloze rechtsbijstand.
2.10.
FNV heeft op 27 februari 2012 aan [eiser] medegedeeld dat zijn zaak zou worden behandeld door [naam 1] (hierna: [naam 1] ). [naam 1] heeft van 27 februari 2012 tot en met 22 augustus 2012 een logboek bijgehouden van zijn contacten met [eiser] .
2.11.
In een brief van 13 maart 2012 heeft [naam 1] namens [eiser] bezwaar gemaakt tegen het besluit van de gemeente van 22 februari 2012.
2.12.
In het rapport van Hoffmann van 27 maart 2012 is voor zover van belang het volgende opgenomen:
“(…)
2 Samenvatting en conclusies
(…)
Op donderdag 19 januari 2012 werd bij de heer [naam 2] bekend dat een vertrouwelijke brief van de Gemeente Drimmelen, met het kenmerk ‘ [kenmerk] ’, gelekt was naar BN/De Stem. Deze brief was door een medewerker van de Gemeente Drimmelen op maandag 16 januari 2012 opgemaakt en vastgelegd in het Corsa-systeem.
Uit het onderzoek werd bekend dat de betreffende brief, op maandag 16 januari 2012 drie keer en op dinsdag 17 januari 2012 één keer, vanuit het Corsa-systeem werd opgevraagd op de werkplekcomputer van de heer [eiser] .
Voorts werd bekend dat de betreffende brief op die maandag, omstreeks 16.28, vanaf diezelfde werkplekcomputer werd afgedrukt.
Op die momenten werd het computersysteem gebruikt door gebruiker ‘ [account] ’ die was ingelogd op het Corsa-systeem. Het account ‘ [account] ’ behoort toe aan de heer [eiser] .
Op die dagen werd op de betreffende computer ook ingelogd op de website [website] , waarbij het account werd gebruikt met de naam ‘ [accountnaam] ’. Dit betreft een website waar de abonnementen van de Gemeente Drimmelen worden beheerd. Dat is de taak van de heer [eiser] .
Tevens werd bekend dat op die dagen ook regelmatig werd ingelogd op de webmailpagina van Ziggo.nl. Daarbij werd de accountnaam ‘ [e-mailadres] ’ gebruikt. Dit is zeer waarschijnlijk een privé e-mailaccount van de heer [eiser] .
Het is zeer aannemelijk dat één persoon verantwoordelijk is voor alle vastgelegde computerhandelingen in de periode maandag 16 januari 2012 tot en met donderdag 19 januari 2012. Het is zeer waarschijnlijk dat dit de heer [eiser] betreft.
(…)
Van vijf van zeven eerdere incidenten, waarbij vertrouwelijke informatie is gelekt naar derden, is vastgesteld dat poststukken die betrekking hebben op die casussen, vanuit het Corsa-systeem werden afgedrukt door gebruiker ‘ [account] ’. Dit account is in gebruik bij de heer [eiser] en het is zeer aannemelijk dat die documenten door hem werden geprint.
(…)
Uit de analyses van de printer logbestanden blijkt tevens dat de gebruiker van het account ‘ [account] ’, in ieder geval zeventien andere vertrouwelijke documenten heeft geprint vanuit Corsa. Dit betreft veelal privégerelateerde correspondentie tussen de Gemeente Drimmelen en ambtenaren.
Het betreffen in alle gevallen documenten die de heer [eiser] , volgens de heer [naam 2] , niet hoeft te openen, in te zien en/of te printen voor de uitoefening van zijn functie.
(…)
Niet is vast te stellen wie daadwerkelijk verantwoordelijk is voor het verstrekken van informatie aangaande de brief met het kenmerk ‘ [kenmerk] ’ aan BN/De Stem, dan wel aan derden.
(…)
Gebruiker ‘ [account] ’ heeft vanuit Corsa zeventien vertrouwelijke documenten geprint, die betrekking hebben op correspondentie tussen de Gemeente Drimmelen en ambtenaren. Die documenten hadden, vanuit de functie van de heer [eiser] bezien, niet beroepsmatig door hem ingekeken dan wel geprint dienen te worden. (…)”.
2.13.
In een brief van 3 april 2012 heeft de gemeente aan [eiser] , voor zover van belang, het volgende geschreven:
“(…)
Gelet op de inhoud van het rapport is naar ons oordeel voldoende komen vast te staan dat u zich schuldig hebt gemaakt aan zeer ernstig plichtsverzuim door zonder functionele noodzaak bij herhaling informatie die naar zijn aard vertrouwelijk was in te zien, af te drukken en/of ter beschikking te stellen aan de regionale pers, in het bijzondere BN de Stem. (…)
Wij vinden de hiervoor bedoelde gedragingen zo ernstig, dat het noodzakelijkerwijs in u te stellen vertrouwen daardoor volledig is komen te ontbreken. Wij beschouwen zowel het bij herhaling zonder functionele noodzaak raadplegen en afdrukken van vertrouwelijke informatie als elk incidenteel geval van lekken van dergelijke informatie naar de pers als strafontslagwaardig, hetgeen temeer geldt wanneer deze gedragingen in onderlinge samenhang worden bezien. Voor wat betreft de vertrouwelijke informatie over collega-ambtenaren geldt dat hun privacy op ontoelaatbare wijze is geschonden, terwijl door de publicatie van gevoelige informatie niet alleen individuele belangen zijn geschaad, maar ook schade is toegebracht aan de geloofwaardigheid van het vertrouwen in de lokale overheid. (…)
Wij nemen bij de beoogde straftoemeting in aanmerking dat u eerder disciplinair bent gestraft in verband met het vertonen van niet integer gedrag. In het bijzonder betrekken wij in onze overwegingen dat u bij besluit van 10 november 2005 bent gewaarschuwd voor het feit dat een eventueel hernieuwd ernstig plichtsverzuim in uw geval zou leiden tot ontslag. Ook vinden wij het van wezenlijk belang dat u in verband met eerdere vermoedens inzake mogelijk door u gepleegd plichtsverzuim en daarmee samenhangende twijfels ten aanzien van uw integriteit uit uw functie bent ontheven. U bent nadrukkelijk in beeld geweest als mogelijke bron van eerdere publicaties van vertrouwelijke gegevens en weet uit dien hoofde als geen ander hoe gevoelig dat ligt, wat u vooral niet moet doen om de verdenking op u te laden en welke problemen u veroorzaakt wanneer u dat nalaat. U bent daardoor namelijk een terdege gewaarschuwd man en had u verre moeten houden van alles wat maar de minste schijn van onbetrouwbaarheid zou kunnen opleveren. Dat u dat overduidelijk niet hebt gedaan is u daardoor des te zwaarder aan te rekenen. (…)
Tegen die achtergrond leidt voor ons geen enkele twijfel dat in dit geval maar één straf passend en geboden is en dat is de zwaarste. Wij zijn dan ook voornemens u die straf op te leggen.
Alvorens een definitieve beslissing te nemen stellen wij u in de gelegenheid u ter zake van het ten laste gelegde plichtsverzuim mondeling of schriftelijk te verantwoorden. (…)
(…)”.
2.14.
In een brief van 20 april 2012 heeft [eiser] zienswijzen bekend gemaakt tegen het besluit van 3 april 2012. In de brief staat dat [eiser] goede gronden meent te hebben om de beschuldigingen aan zijn adres alsmede de bevindingen en onderzoeksmethode van Hoffmann in twijfel te kunnen trekken en dat hij dan ook bezwaar zal maken tegen het voorgenomen strafontslag. [eiser] heeft het college in de brief voorts gevraagd of de bereidheid bestaat om te bezien of er op andere gronden dan een strafontslag gekomen zou kunnen worden tot een beëindiging van zijn dienstverband.
2.15.
In een e-mail van 16 mei 2012 heeft [naam 1] aan [eiser] gemeld dat de gemeente niet bereid is om tot een beëindiging van het dienstverband te komen op zodanige wijze dat daaraan WW-rechten verbonden zouden zijn. De gemeente zou, op de voorwaarde dat [eiser] zelf een verzoek tot beëindiging van zijn dienstverband indient, wel bereid zijn hem nog enkele maandsalarissen extra te betalen, maar in dat geval heeft [eiser] geen WW-rechten.
2.16.
Op 25 mei 2012 heeft [naam 1] (FNV) aan de gemeente een tegenvoorstel gedaan. Dit voorstel heeft [eiser] niet vooraf gezien.
2.17.
Op 1 juni 2012 heeft de gemeente een tegenvoorstel gedaan en hiermee is [eiser] op 6 juni 2012 akkoord gegaan.
2.18.
Op 7 juni 2012 hebben [eiser] en de gemeente een vaststellingsovereenkomst getekend, waarmee aan [eiser] met ingang van 1 juni 2012 op eigen verzoek ontslag is verleend. Dit ontslag is bij ontslagbesluit van 11 juni 2012 bevestigd.
2.19.
Op 18 juni 2012 heeft [eiser] een WW-uitkering aangevraagd. Bij besluit van 23 augustus 2012 heeft het UWV beslist dat [eiser] met ingang van 1 juni 2012 weliswaar recht heeft op een WW-uitkering, maar dat deze niet tot uitbetaling komt, omdat [eiser] verwijtbaar werkloos is. Nadat een eerdere beslissing op het bezwaar tegen het besluit van 23 augustus 2012 bij uitspraak van 25 juni 2013 was vernietigd, heeft het UWV het bezwaar bij besluit van 17 maart 2014 wederom ongegrond verklaard.
2.20.
Ook in hoger beroep is het besluit van het UWV van 23 augustus 2012 in stand gebleven. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in de uitspraak van 20 januari 2016 geoordeeld dat [eiser] met het herhaaldelijk inzien en/of printen van vertrouwelijke documenten zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die voor het college een objectief dringende reden opleverde om een einde te maken aan zijn dienstbetrekking.
2.21.
In brieven van 28 december 2012 en 30 maart 2016 heeft [eiser] FNV aansprakelijk gesteld. FNV heeft aansprakelijkheid steeds van de hand gewezen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, bij uitvoerbaar te verklaren vonnis:
te verklaren voor recht dat FNV aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade als gevolg van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van opdracht;
FNV te veroordelen tot vergoeding van alle door [eiser] geleden en nog te lijden schade, als gevolg van de toerekenbare tekortkoming, welke schade opgemaakt dient te worden bij staat en vereffend volgens de wet;
FNV te veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen – kort gezegd – het volgende ten grondslag. [naam 1] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de aan hem verstrekte opdracht. De tekortkoming van [naam 1] bestaat erin dat hij heeft nagelaten aan [eiser] uiteen te zetten of er een redelijke kans op succes aanwezig was om het strafontslag aan te vechten en wat de gevolgen zouden zijn van een uiteindelijk te verlenen strafontslag en het treffen van een minnelijke regeling. [naam 1] heeft bovendien nagelaten om de beschuldigingen van de gemeente aan het adres van [eiser] te betwisten. Ook heeft [naam 1] druk uitgeoefend op [eiser] om het aanbod van de gemeente te aanvaarden. Indien [eiser] volledig zou zijn geïnformeerd door [naam 1] , dan had [eiser] andere stappen ondernomen. FNV is als werkgever van [naam 1] op grond van artikel 6:170 van het Burgerlijk Wetboek aansprakelijk voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade als gevolg van de tekortkoming van [naam 1] , aldus [eiser] .
3.3.
FNV voert verweer. Zij stelt – kort gezegd – dat [naam 1] met [eiser] wel de mogelijkheid om het strafontslag aan te vechten heeft besproken en dat dit ook blijkt uit de aantekeningen in het logboek. [naam 1] heeft met [eiser] besproken dat het aanvechten van het strafontslag alleen mogelijk was als hij kon aantonen wie misbruik heeft gemaakt van zijn gebruikersnaam/account. FNV stelt dat er geen enkele reden is – en destijds was – om aan te nemen dat [eiser] het (voorgenomen) strafontslag met succes had kunnen aanvechten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In de eerste plaats moet worden beoordeeld of aan de zijde van [naam 1] sprake is van een toerekenbare tekorting. In dit verband dient te worden onderzocht of [eiser] al dan niet heeft gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend rechtshulpverlener.
4.2.
Volgens FNV heeft [naam 1] niet onzorgvuldig gehandeld. FNV wijst ter onderbouwing van haar standpunt op de tussen [naam 1] en [eiser] gevoerde correspondentie en op het door [naam 1] bijgehouden logboek. Hieruit blijkt volgens FNV dat aan [eiser] is uiteengezet of er een redelijke kans op succes was om het strafontslag aan te vechten, wat de gevolgen zouden zijn van het strafontslag en van een minnelijke regeling en is gezocht naar argumenten om de beschuldigingen van de gemeente te betwisten maar waren die er niet.
4.3.
Uit het logboek valt op te maken dat op 10 april 2012 een gesprek heeft plaatsgevonden tussen [naam 1] en [eiser] . In dit gesprek is gesproken over het voornemen van de gemeente om over te gaan tot een strafontslag en de mogelijke scenario’s. Vaststaat dat [naam 1] ten tijde van dit gesprek nog niet beschikte over het rapport van Hoffmann. Vervolgens heeft [naam 1] het rapport ontvangen en bestudeerd en heeft hij aan [eiser] medegedeeld dat er op basis van het rapport geen redelijke kans was om het voorgenomen strafontslag aan te vechten. [naam 1] heeft desondanks onderzocht of het rapport van Hoffmann onderuit kon worden gehaald. Toen dat volgens [naam 1] niet het geval bleek te zijn, is er vervolgens tussen [naam 1] en [eiser] voornamelijk gesproken over een minnelijke regeling en de invulling daarvan. Het voorgenomen strafontslag – en de (on)mogelijkheid dit aan te vechten – lijkt daarna geen onderwerp van gesprek meer te zijn geweest. Op zich kan op basis van de schriftelijke stukken niet met zekerheid worden vastgesteld dat [naam 1] met [eiser] gesproken heeft over het gehele traject van een strafontslag, op welke wijze een eventueel door [eiser] gemaakt bezwaar door de gemeente beoordeeld zou zijn, hoe een eventueel beroep tegen het besluit bij de bestuursrechter getoetst zou zijn en op welke wijze de bewijslast in beide procedures verdeeld zou zijn. Evenmin kan op grond van de stukken worden vastgesteld dat [naam 1] aan [eiser] heeft voorgelegd hoe het traject van een strafontslag moest worden afgezet tegen het traject van een minnelijke regeling. Dit betekent dat op basis van het logboek alleen – het enige bewijsmateriaal dat op dit moment voorhanden is – niet met zekerheid kan worden vastgesteld of [naam 1] [eiser] op dit punt voldoende heeft geïnformeerd en heeft gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend rechtshulpverlener. Voor de verdere beoordeling zal er veronderstellenderwijs vanuit worden gegaan dat [naam 1] op dit punt een fout heeft gemaakt. Van aansprakelijkheid van FNV is alleen sprake als [eiser] het strafontslag had aangevochten en dit ertoe zou hebben geleid dat de bestuursrechter het ontslagbesluit had vernietigd en het strafontslag van [eiser] zou zijn teruggedraaid. Met andere woorden of er causaal verband is tussen de (veronderstelde) beroepsfout van [naam 1] en de door [eiser] gestelde schade. Ditzelfde geldt ten aanzien van de andere gestelde fouten, waaronder het niet inhoudelijk betwisten van de beschuldigingen aan het adres van [eiser] . Uit het navolgende zal blijken dat het voor de beoordeling niet nodig is om nader te onderzoeken of [naam 1] bij de advisering daadwerkelijk een fout heeft gemaakt.
4.4.
De schikking weg denkend en ervan uitgaande dat de gemeente het ontslagbesluit zou hebben genomen en een door [eiser] ingediend bezwaar daartegen ongegrond zou zijn verklaard, dient daarom vervolgens te worden onderzocht hoe de bestuursrechter dat ontslagbesluit zou hebben beoordeeld. In dit verband geldt als uitgangspunt dat van schade als gevolg van de (veronderstelde) beroepsfout van [naam 1] slechts sprake kan zijn indien aan de hand van de goede en slechte kansen in een beroepsprocedure met voldoende zekerheid kan worden aangenomen dat een ontslagbesluit alsnog zou zijn vernietigd en een strafontslag van [eiser] zou zijn teruggedraaid. Beoordeeld dient aldus te worden of een beroep tegen een besluit tot strafontslag bij de bestuursrechter kans van slagen zou hebben gehad. De bestuursrechter zou een dergelijk besluit ex tunc hebben getoetst en daarbij, aan de hand van een aantal gezichtspunten die aan de relevante jurisprudentie van de CRvB kunnen worden ontleend, in het bijzonder de vraag hebben moeten beantwoorden of de nadelige gevolgen voor [eiser] van een ontslagbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. Het ligt op de weg van [eiser] om in deze procedure gemotiveerd te beargumenteren dat zijn kans op succes bij de bestuursrechter toereikend zou zijn geweest om causaal verband tussen de (veronderstelde) fout van [naam 1] en de door hem gestelde schade te aanvaarden. Geoordeeld moet worden dat hetgeen [eiser] heeft gesteld betreffende de goede en kwade kansen van de beroepsprocedure onvoldoende is om met voldoende mate van zekerheid te oordelen dat een door [eiser] ingesteld beroep zou zijn geslaagd. Hiervoor is het volgende redengevend.
4.5.
[eiser] stelt dat het ontslagbesluit in rechte geen stand zou hebben gehouden. Op het moment dat [eiser] in april 2012 te horen kreeg dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan plichtsverzuim was er geen adequaat en zorgvuldig onderzoek gedaan naar de juistheid van de beschuldigingen. De door de gemeente gestelde gedragingen kunnen niet aan [eiser] worden toegerekend en een strafontslag zou niet evenredig zijn geweest aan de geconstateerde overtreding, aldus [eiser] .
4.6.
De gemeente heeft haar voornemen om aan [eiser] strafontslag te verlenen, gebaseerd op het onderzoeksrapport van Hoffmann van 27 maart 2012. Uit het rapport blijkt dat daaraan een voldoende zorgvuldig onderzoek vooraf is gegaan. Aan de stelling van [eiser] dat dit niet het geval is omdat geen hoor en wederhoor is toegepast, wordt voorbij gegaan aangezien hij in de gelegenheid is gesteld op de bevindingen in het rapport te reageren, voordat de gemeente een definitief besluit zou nemen (zie hiervoor onder 2.13).
In het onderzoeksrapport wordt vastgesteld dat meermalen op verschillende dagen en momenten vertrouwelijke documenten zijn opgevraagd en ingezien op de werkplekcomputer van [eiser] en dat een vertrouwelijk stuk ook is afgedrukt vanaf zijn werkplekcomputer, steeds op momenten dat door [eiser] (althans met zijn gebruikersnaam) was ingelogd op die computer. Voorts is in het onderzoeksrapport vastgelegd dat er geen enkele reden was voor [eiser] om deze documenten uit hoofde van zijn functie in te zien. De gemeente heeft op basis van dit rapport terecht tot het oordeel kunnen komen dat sprake was van ernstig plichtsverzuim. Het is vervolgens aan [eiser] om gaten in het rapport te schieten. Dat heeft [eiser] niet, althans niet op overtuigende wijze gedaan. Niet in de in de eerdere procedure bij de CRvB en niet in deze procedure. [eiser] stelt weliswaar – terecht – dat volgens het rapport niet is vast te stellen dat [eiser] de informatie ook heeft gelekt naar de regionale pers, maar, anders dan [eiser] lijkt te betogen, is voor de vaststelling van het plichtsverzuim niet van belang dat dit komt vast te staan. Aan het (voorgenomen) strafontslag is immers ook (alleen) het bij herhaling zonder functionele noodzaak raadplegen en afdrukken van vertrouwelijke informatie ten grondslag gelegd (zie hiervoor onder 2.13).
4.7.
In de procedure bij de CRvB heeft [eiser] zich – zo blijkt uit de uitspraak – slechts (zonder nadere motivering) op het standpunt gesteld dat hij de vertrouwelijke stukken niet onbevoegdelijk heeft ingezien en geprint. De CRvB heeft geoordeeld dat [eiser] dit niet aannemelijk heeft gemaakt. De CRvB heeft geoordeeld dat niet valt in te zien waarom [eiser] privé gerelateerde stukken tussen individuele ambtenaren en de gemeente – “evident vertrouwelijke stukken”, waarmee [eiser] gezien de onderlinge taakverdeling op de afdeling niets te maken had – zou moeten inzien en/of printen. Voorts heeft [eiser] in die procedure aangevoerd dat hij de stukken op verzoek van anderen zou hebben geprint. Ook dit heeft de CRvB als onvoldoende gespecificeerd verworpen, mede in het licht van de toelichting van de in het rapport van Hoffmann genoemde leidinggevende over de werkwijze binnen de gemeente. De CRvB wijst erop dat [eiser] geen namen heeft kunnen noemen van degenen die de daartoe strekkende verzoeken aan hem zouden hebben gericht.
4.8.
In deze procedure heeft [eiser] de inhoud van het rapport van Hoffmann ook niet gemotiveerd betwist. In de dagvaarding is hierover niets vermeld. Ter comparitie heeft [eiser] aangevoerd dat het vanuit iedere computer van het gehele netwerk van de gemeente mogelijk is een andere computer met CORSA (het systeem waarmee werd gewerkt) over te nemen en dat zo de ‘geplaatste key logger’ – naar de rechtbank begrijpt, de gebruikersnaam – te omzeilen. Op vragen van de rechter heeft [eiser] verklaard dat bij de gemeente sprake was van flexplekken, dat hij op meerdere plekken werkzaam was en dat het dus ook iemand anders geweest kan zijn, die de documenten heeft ingezien en uitgeprint. Aan deze verklaring wordt voorbij gegaan. Allereerst verbaast het de rechtbank dat [eiser] deze verklaring – indien juist – niet ook in de procedure bij de CRvB (en de daaraan voorafgaande procedure bij de rechtbank in eerste aanleg) naar voren heeft gebracht en staat dit haaks op de verklaring die hij in die procedure heeft gegeven, te weten dat hij op verzoek van anderen zou hebben gehandeld. [eiser] heeft voorts met deze verklaring niet toegelicht hoe het (technisch) mogelijk is de ‘geplaatste key logger’ te omzeilen en/of hoe het mogelijk is dat anderen – bij herhaling – gebruik kunnen hebben gemaakt van zijn gebruikersnaam. Ook vraagt deze verklaring van [eiser] een nadere toelichting in het licht van de vaststelling van Hoffmann dat [eiser] in ieder geval op de bewuste dagen ook voor andere doeleinden van de betreffende computers gebruik heeft gemaakt (zie hiervoor onder 2.12), die hij niet heeft gegeven. [eiser] heeft ten slotte ook thans wederom geen namen genoemd van degenen die dan van zijn computer en gebruikersnaam gebruik zouden hebben gemaakt of een motief waarom zij dit zouden hebben gedaan. Ook zijn stelling dat (een collega tegenover de rechtbank in Utrecht heeft verklaard dat) hij op het moment dat het document dat gelekt is naar de pers werd uitgeprint met deze collega in overleg was in de kantine, legt onvoldoende gewicht in de schaal. Zoals de CRvB ook heeft overwogen, is er geen duidelijkheid over het exacte tijdstip van het overleg en kan dus ook niet worden vastgesteld dat het [eiser] niet kan zijn geweest die het document heeft geprint. Voorts – zo blijkt uit het rapport van Hoffmann – is hetzelfde document vanaf de computer van [eiser] een dag later weer meerdere malen ingezien. [eiser] ’s – ter comparitie naar voren gebrachte – stelling dat hij betwist dat hij vanaf maart 2011 geen vertrouwelijke stukken meer mocht inzien, kan hem evenmin baten. De rechtbank volgt de CRvB waar deze heeft geoordeeld dat het niet van belang is of sprake was van een dergelijk uitdrukkelijk verbod nu sprake was van “evident vertrouwelijke stukken” en er voor [eiser] geen enkele reden was om deze in te zien (zie hiervoor onder 4.7).
4.9.
Ten slotte dient te worden beoordeeld of het ernstig plichtsverzuim van [eiser] ingeval van een ontslagbesluit ook had geleid tot een evenredig onvoorwaardelijk strafontslag (dat ook bij de bestuursrechter in stand was gebleven). Dat is naar het oordeel van de rechtbank het geval. Hiertoe wordt het volgende overwogen. Vaststaat dat [eiser] op 10 november 2005 een disciplinaire maatregel opgelegd heeft gekregen waarbij aan hem is medegedeeld dat strafontslag zou volgen indien hij zich opnieuw schuldig zou maken aan ernstig plichtsverzuim. Ook na het incident in 2008 is [eiser] gewaarschuwd. Het was dan ook duidelijk voor [eiser] dat hij zich verre diende te houden van alles wat maar de minste schijn van onbetrouwbaarheid zou kunnen opleveren. De documenten die vanaf het account van [eiser] zijn geopend en geprint, betreffen vertrouwelijke documenten en documenten die naar hun aard vertrouwelijk zijn zoals correspondentie tussen de gemeente en individuele ambtenaren. Als gevolg hiervan is schade toegebracht aan de geloofwaardigheid van, en het vertrouwen in de gemeente en is de privacy van de betrokken ambtenaren geschonden. [eiser] is onder deze omstandigheden ernstig tekortgeschoten in het integer functioneren en een straf van onvoorwaardelijk ontslag zou dan ook niet onevenredig zijn geweest aan de aard en ernst van het plichtsverzuim. Anders dan [eiser] meent, was het voorgenomen strafontslag niet enkel gebaseerd op het lekken naar de pers, wat daar verder ook van zij. Uit de brief van 3 april 2012 van de gemeente aan [eiser] blijkt immers, zoals hiervoor ook al is overwogen, dat ook het bij herhaling zonder functionele noodzaak raadplegen en afdrukken van vertrouwelijke informatie door de gemeente als strafontslagwaardig wordt beschouwd. Andere feiten en omstandigheden die, indien bewezen, met voldoende zekerheid het oordeel kunnen dragen dat de kans van [eiser] op succes bij de bestuursrechter toereikend zou zijn geweest om causaal verband tussen enige (veronderstelde) fout van [naam 1] (FNV) en de door hem gestelde schade te aanvaarden, zijn gesteld noch gebleken.
4.10.
De slotsom van het voorgaande is dat hetgeen [eiser] naar voren heeft gebracht onvoldoende is om met voldoende mate van zekerheid te oordelen dat een door [eiser] ingesteld beroep tegen een door de gemeente genomen ontslagbesluit zou zijn geslaagd. Het causaal verband tussen enige (veronderstelde) fout van FNV en de door [eiser] gestelde schade kan daarom niet worden vastgesteld. Dit leidt ertoe dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
4.11.
[eiser] zal, als de in ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de zijde van FNV begroot op € 1.523,-, bestaande uit € 619,- aan griffierecht en € 904,- aan salaris advocaat (twee punten, tarief € 452,-). De nakosten zijn toewijsbaar op de wijze als in het dictum vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van FNV tot op heden begroot op € 1.523,-,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, rechter, bijgestaan door mr. S.E. Harenberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2017.